Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Davids soete lier

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Davids soete lier

De Reformatie: psalmen zingen in de volkstaal

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Door de eeuwen heen heeft de christelijke gemeente de psalmen gezongen in het besef dat de woorden van God Zelf hierin het meest tot zijn recht kwamen. Het is aan de ene kant de verdienste geweest van Paus Gregorius (6e eeuw) dat hij het zingen van psalmen in de kerk opnieuw heeft geïnspireerd. De nog steeds populaire Gregoriaanse muziek is speciaal naar hem genoemd.

Aan de andere kant zijn de Gregoriaanse psalmen in het Latijn. Het volk kon deze psalmen dus niet meezingen. Dat veranderde in de Reformatie. De reformatoren Luther en Calvijn beseften dat zowel de prediking van Gods Woord als het zingen van de psalmen in de volkstaal moesten gebeuren. Pas dan kon het volk begrijpen wat het hoorde, las en zong. Het Latijnse Bijbelwoord moest plaatsmaken voor het berijmde Bijbelwoord in de taal van het volk. In het hoofdstuk ”Psalmberijmingen van de reformatie” gaat Ros in op de berijmingen van Luther, Bucer en Calvijn (Marot en Beza). Luthers berijming, die in 1524 in Wittenberg verscheen, was de eerste. Het ideaal van Luther was meerstemmige gemeentezang van psalmen en - zij het een beperkt aantal - gezangen. Hij veroorloofde zich wel een aantal vrijheden in een soms wat ruimere vertaling van de onberijmde Bijbeltekst. Opmerkelijk dat het bij Luther ook gebeurt in Psalm 130. Blijkbaar spreekt deze psalm zo tot de verbeelding dat meerdere dichters zich die vrijheid veroorloven soms in de context van de psalm, soms - helaas - ook niet. Onze eigen berijming van 1773 doet het ook: Zo doe’ Hij ook aan mij. Luthers psalmboek is inspiratiebron geweest voor talloze psalmbewerkers. Nog steeds neemt het zingen van psalmen (en geestelijke liederen) in de Duitse kerken een grote plaats in. In de gemeente van Straatsburg legde Martin Bucer de grondslag van het gereformeerde psalmgezang. Zijn principe was strakker dan dat van Luther. Volgens Bucer mocht in de gemeente niets worden gezongen dat niet letterlijk uit de goddelijke Schrift was genomen. De muziek in de eredienst moest de inhoud van de preek vertolken en ondersteunen. Van groot belang was ook dat school en kerk gezamenlijk afspraken maakten over het zingen van de psalmen. De psalmen die op school werden geleerd, werden in de kerk gezongen. Een mooi principe van inhoudelijk waardevolle samenwerking in het reformatieproces. Ook voor deze tijd is dat een voorbeeld ter navolging. Als een predikant zondags een psalm opgeeft die op school werd geleerd, zie je sommige kinderen immers herkennend meezingen! De invloed van Bucers aandacht voor de psalmen bleef niet onopgemerkt. Calvijn maakte kennis van het psalmzingen in Straatsburg tijdens zijn verblijven in deze stad. De literair begaafde Calvijn zag het nut van goede en geestelijke psalmen in. In de Institutie gaat hij daarom ook op het zingen van psalmen in. Psalmen zijn - volgens Calvijn - gebeden die voortkomen uit een diepe bewogenheid van het hart. In Geneve spande Calvijn zich daarom in om ook in die stad het zingen van de psalmen te bevorderen. Hij kwam in contact met de Franse hofdichter Clement Marot die diverse psalmen in het Frans had gedicht. Van Marot kwamen uiteindelijk bijna 50 psalmen in het Franse psalmboek. De overige zijn er door de Beza aan toegevoegd. Beza heeft zijn psalmberijmingen grondig aangepakt, Hij vertaalde ze van het Hebreeuws in het Frans en bewerkte de prozavertaling in mooie, welluidende poezie in het Frans. Calvijn voegde aan het psalmboek een aantal richtlijnen toe voor het zingen in de eredienst. De psalmen moesten in de kerk op een heilige wijze, niet lichtvoetig en ongeregeld, maar met kracht en waardigheid gezongen worden. De melodieën (soms herkenbare wijzen!) moesten de tekst ondersteunen. Zo beschouwd klonken de psalmen als een geloofsgetuigenis. Ze werden ook gezongen zonder orgel. Het ging primair om het zingen van de psalmen zelf. Orgels stonden bij Calvijn in het kader van de roomskatholieke eredienst, waar het niet om het Woord alleen ging, maar om allerlei uiterlijkheden. Nog steeds zijn er gemeenten in Engeland, Schotland en Amerika waar dit principe van Calvijn actueel is. Ros citeert in zijn boek een uitspraak van A.M. Alblas die de berijming van Marot/Beza het grootste literaire succes van de 16e eeuw noemt. In de voorrede noemen de dichters zelf de troost die de psalmen kunnen geven voor zuchters, hongerigen en moedelozen. In het verlengde daarvan noemt Ros de bundel een geloofsmonument. Een vertolking van Gods eigen Woord in de moeilijke tijd van de Reformatie, waar de geur van bloed en brandstapels aan verbonden was. Dus: en ontstaan in de strijd en literair en hymnologisch van hoog niveau. De internationale betekenis van de Geneefse psalmbundel was groot. Studenten uit allerlei West-Europese landen die in Genève studeerden, brachten de bundel mee naar hun eigen landen. Daar werd de bundel dan vertaald en bewerkt in de eigen taal. We merken dat ook in ons eigen land. Eerst in de vluchtelingengemeenten, maar later ook in de Nederlanden zelf werden de psalmen gezongen. Dat het ernst was met het psalmen zingen bewijzen de richtlijnen die aan de voorzangers werden gegeven. Een eerbiedige houding, een stichtelijk leven en een grondige kennis van Gods Woord waren een paar van deze richtlijnen. De eerste gereformeerde psalmberijming in de Nederlanden was die van Jan Utenhove (ca. 1520-1565). Ook hij was bij Bucer in Straatsburg geweest en had daar het zingen van de psalmen in de volkstaal meegemaakt. In de vluchtelingengemeente van Londen schreef hij zijn berijming. In de berijming proef je de sfeer van de vervolgingen en de strijd. De vervolging van David en de strijd die David later moet voeren tegen de vijanden van Israël wordt verplaatst naar de 16e eeuw. Zeker in de opschriften van de psalmen is dat goed te lezen: Desen Psalm (83) is oock een gebedt der Christenen, teghen alle Tyrannen ende poorten der Hellen, die de Kercke Christi willen overweldigen. De strijd wordt dus ook in hoger perspectief geplaatst: het gaat hier om de wereldstrijd tussen Christus en de duivel. Utenhove werkte lange tijd aan zijn berijming. Pas na zijn dood werd in 1566 de complete psalmberijming in Londen uitgegeven. Zijn psalmen hebben een beperkt gebruik gehad. Buiten de Londense gemeente zijn ze niet veel gezongen. Utenhoves psalmen werden vrij snel verdrongen door de psalmberijming van Petrus Datheen. Deze psalmen werden snel erg geliefd in de gemeenten in de Nederlanden vanwege de gemakkelijke woordkeus, de duidelijke inhoudelijke taal en niet in het minst om de bijzondere geestelijke zeggingskracht in veel psalmen. Dat het metrisch niet altijd lekker loopt en de psalmen niet direct geënt zijn op de grondtalen en een vertaling zijn van de Franse psalmen merkten de gewone kerkgangers niet op. Soms veroorloofde Datheen zich een dichterlijke uitbreiding. Opvallend is dat hij dan vaak zijn persoonlijke bevinding of de bevinding van de kerk weergeeft. Lees Psalm 23 maar. De kerkelijke vergaderingen aanvaardden Datheens bundel in alle gemeenten binnen de gereformeerde kerk. En zo zongen de gemeenten ondanks alle goed en minder goed bedoelde pogingen tot verbetering twee eeuwen lang de berijming van Datheen. Boeiend te lezen hoe velen zich het hoofd braken over de berijming van Datheen, maar dat het tot ver in de 18e eeuw duurde voordat de berijming werd ingeruild voor een andere, de berijming van 1773. De meest diepgaande, maar wel voorzichtige kritiek kwam van de Utrechtse hoogleraar Voetius die de berijming van Datheen te veel afwijkend vond van de Statenvertaling. Datheen had natuurlijk die vertaling niet kunnen gebruiken. Hij hanteerde de in de 16e eeuw gangbare Deux Aes Bijbel. De opmerking van Voetius toont wel aan dat een Bijbelvertaling en een psalmberijming op een lijn moeten liggen. Toch bleven de psalmen van Datheen tot in de 21e eeuw in sommige streken (Zeeland) en kerkelijke gemeenten geliefd. De GBS verzorgde een nieuwe uitgave van de psalmen van Datheen, de Petrus Datheenstichting ijvert zich voor het blijven zingen van deze psalmen en diverse predikanten citeren in kerkdiensten nog regelmatig uit de berijming van Datheen. Wijlen ds. F. Mallan vatte de kracht van Datheen kernachtig samen: Hoe komen die oude Psalmen toch altijd uit de diepte op en zijn de uitspraken in de klachten en de lofuitingen toch altijd nog krachtiger en kernachtiger dan die van de nieuwe berijming (1773). Het is altijd aan te voelen dat die Psalmen in een weg van bloed en tranen, lijden, verdrukking en vervolging zijn geboren. Lees en zing de onderstaande psalm maar eens:

Dan sullen wy die schaepen uwer weyden,
End u’volck sijn, met blydschap groot uutbreyden
Uwes naems eer, oock werden uwe krachten,
Altyt vertelt van gheslacht’ tot gheslachten.

Psalm 79:7 (berijming Datheen)

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 2011

De Saambinder | 16 Pagina's

Davids soete lier

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 juli 2011

De Saambinder | 16 Pagina's