Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor de opperzangmeester (4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor de opperzangmeester (4)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het zal wel een moeilijk vers in de psalmen blijven. Het slot van Psalm 137 kunnen we alleen met huiver uitspreken: Welgelukzalig zal hij zijn die uw kinderkens grijpen en aan de steenrots verpletteren zal. Hoe moeten we dit verstaan? Is dit typisch de taal van het Oude Testament die in het Nieuwe Testament niet meer voorkomt? Of liggen de zaken anders.

Het is te waarderen dat de auteurs van de Studiebijbel moeilijke onderwerpen in de psalmen niet uit de weg zijn gegaan. Want die moeilijke onderwerpen zijn er. Het slot van Psalm 137 is zo moeilijk dat de berijming zelden of nooit in een kerkdienst wordt gezongen. Ditzelfde geldt voor de Psalmen 58 en 109. En van de berijmde Psalm 68 wordt het tiende vers - ‘Geloofd zij God met diepst ontzag!’ - veel vaker gezongen dan het twaalfde vers - ‘Dan moogt g’in zegepraal uw voet, ja, uwer honden tong in ’t bloed, van elken vijand steken’.
Het kan gebeuren dat een predikant de regels die in dit vers volgen in gedachten krijgt en ze graag bij de preek wil zingen. Daar lezen we: ‘O grote God, geduchte Heer’, Uw gangen zo vol roem en eer, Zijn aan Uw volk gebleken’. Als hij vervolgens de psalm opzoekt, waarin deze regels staan, ziet hij (tot zijn schrik?) hoe dit vers begint, waardoor de versregels die in hem opkwamen in zo’n aangrijpend verband komen te staan. Dan toch het vers laten zingen?

Vijanden
Wie de psalmen zorgvuldig leest, komt er achter dat het vaak over vijanden gaat. Ja, niet alleen dat, maar ook wordt verschillende malen gebeden om vergelding van de vijanden, om Gods wraak over hen. In Psalm 58:7 bidt de dichter dat God de tanden van de vijanden verbreekt. Daarmee wordt bedoeld dat hun macht wordt gebroken. Het gebed om Gods straf wordt ingrijpender als de psalmdichter verder gaat. In het elfde vers lezen we: ‘De rechtvaardige zal zich verblijden als hij de wraak aanschouwt; hij zal zijn voeten wassen in het bloed des goddelozen’.
Vragen komen op. Voeten wassen in het bloed? Het ziet op het slagveld waar zoveel slachtoffers vallen dat er als het ware een laag bloed staat, waar de soldaten doorheen waden.
Zo wordt de totale ondergang van de vijand getekend.
Het smeekgebed om Gods oordeel in Psalm 109 is niet minder ingrijpend.
‘Dat zijn nakomelingen uitgeroeid worden; hun naam worde uitgedelgd in het andere geslacht’, zo lezen we in vers 13. De dichter bidt of Gods vloek als een mantel mag dienen voor de vijand, ja, als water dat ingedronken wordt.

Dergelijke gebeden om Gods oordeel over de vijanden vinden we ook in Psalm 17:13, 35:5-8, 140:10-12 en 143:12. Zelfs de liefelijke ’psalm van de ouderdom”,
Psalm 71, bevat een aangrijpend vers: ‘Laat hen beschaamd worden, laat hen verteerd worden, die mijn ziel tegen zijn; laat hen met smaad en schande overdekt worden, die mijn kwaad zoeken’ (Ps. 71:13). Ook Jeremia nam ingrijpende woorden in de mond toen hij de Heere om hulp bad (Jer. 18-19-23).
Met andere woorden, het gebed om Gods wraak is een zaak die nogal eens voorkomt in de psalmen. Dat betekent dat we er goed aan doen om deze kant van het psalmboek niet negeren, maar juist aandachtig overdenken en dat met toepassing op onszelf!

Vergelding
In twee opstellen gaat de Studiebijbel dieper in op de onderwerpen ”vijanden” en ”geweld en vergelding in de Psalmen”. De Hebreeuwse woorden voor vijand, boosdoener, hater en dwaas blijken vaak in de Psalmen voor te komen. Vaak gaat het om de vijanden tegen het koningschap van David. Echter, als David als koning wordt bedreigd, wordt dat tegelijkertijd gevoeld als een aanval op het volk van God, ja als een strijd tegen de Heere Zelf. Deze strijd kan een weids perspectief krijgen. In Psalm 2 bijvoorbeeld zijn het de volken, de koningen en de rechters der aarde die in opstand zijn gekomen tegen de Heere en Zijn gezalfde koning.
Onder de dreiging van deze vijanden roept de dichter tot de Heere, de allerhoogste Rechter van hemel en aarde.
Hij staat als Opperkoning boven alle volken. Hij is het Die het geleden onrecht zal vergelden aan de vijanden.
Daarmee doet Hij recht aan Zijn volk als het onrechtmatig wordt verdrukt.
Zo gaat in Psalm 72 de komende Koning van de Kerk blinken in Zijn regering van Zijn verdrukte volk. Horen we bij dat volk?

Maatstaf
De beden om recht en vergelding van de vijanden komen zo vaak voor in de psalmen dat we ze niet over het hoofd kunnen zien. Soms staan ze er voor ons gevoel onverwacht, zoals in Psalm 139:19-22. Op de woorden ‘word ik wakker, zo ben ik nog bij U’ volgt onmiddellijk: ‘O God, dat Gij den goddeloze ombracht’. Is dat de bede van een dichter die zo heel dicht bij de Heere leven mocht? Het antwoord is: Ja. Hij leefde zo dicht bij de Heere dat hij de aanvallen van de vijand als aanvallen op Gods eer ervoer.
Het gaat hem niet in de eerste plaats om zijn vijanden maar om Gods vijanden. ‘Zou ik niet haten, HEERE, die U haten? En verdriet hebben in degenen die tegen U opstaan’.
In de Studiebijbel is ondertussen te lezen dat in 85 procent van de gevallen het de Heere is Die handelt als de vijanden vergelding ontvangen voor hun misdaden. Dat is een belangrijk gegeven. We lezen: ‘Dit sluit aan bij de oudtestamentische opvatting dat vooral God de oorlogen voert en dat een aardse vorst de strijd aan Hem overlaat’. Om daarop te laten volgen: ‘Hiermee lijkt het zoeken naar eigen recht te worden ingedamd. God is het immers Die recht doet en Die de strijd voor de onderdrukte voert’.
Het is een voorrecht als dit in beoefening mag zijn. Zo gemakkelijk komen we op voor onszelf en voor onze eigen rechten, zelfs al denken we dat de Heere aan onze zijde staat en van onze nood afweet. Het is zo uiterst moeilijk om de hele zaak over te laten aan de Heere, Die de allerzuiverste maatstaf heeft voor recht en onrecht.

Menselijk redeneren
We moeten nog een andere vraag stellen: Wat is de oorzaak dat we innerlijk moeite hebben met het slot van Psalm 137? Het is zeker waar: het verpletteren van kleine kinderen tegen de rotsen is diep aangrijpend. Het gaat naar onze gedachte om onschuldige kinderen! Kunnen de babies van de Edomieten er iets aan doen dat hun ouders zo gespot hebben met de verwoesting van Jeruzalem?
Echter, laten zulke vragen niet zien dat we op een menselijke wijze redeneren? Het zit zo diep in ons dat wij de maatstaf van Gods heilig recht willen begrijpen. Ja, we zijn nogal eens barmhartiger dan God Zelf. Hoe dat komt? Gevoelen we het gewicht van de zonde te weinig? Hebben we te weinig een besef hoe gruwelijk en Godonterend de zonde is? En, beleefden we met Guido de Bres in artikel 15 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis dat de erfzonde zo gruwelijk en lelijk is dat ze genoegzaam is om het menselijk geslacht te verdoemen?
Gods strenge gericht over de zonde is een werkelijkheid in de Bijbel en dus ook in de Psalmen. In de tweede eeuw na Christus was er al een ketter, Marcion geheten, die dit niet kon verdragen. Hij maakte een tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Testament. Het Oude Testament laat volgens Marcion een wrede Scheppergod zien, het Nieuwe schrijft over de liefdevolle God en Vader van de Heere Jezus.

Tegenstelling
Nog altijd zijn er mensen die zo een tegenstelling in de Bijbel willen zien.
Het Nieuwe Testament komt dan op een hoger plan te staan dan het Oude.
In de praktijk wordt het Oude Testament dan min of meer langs de kant gezet. Maar dat mag zeker niet. Het is een Bijbel, die spreekt over de ene God, vol barmhartigheid, maar ook strikt rechtvaardig. Het is de God over Wie we in Openbaring 14 lezen dat de wijnpersvak vol is van Zijn toorn tegen de zonde.
Leerden we deze God aanbidden?
Leerden we beven voor Zijn toorn tegen de zonde? Leerden we met Job onze Rechter om genade bidden?

N.a.v. M.J. Paul, G. van den Brink, J.C. Bette (red.); ”Psalmen I” en ”Psalmen II – Spreuken– Prediker” in de serie: Studiebijbel Oude Testament;
uitg. Centrum voor Bijbelonderzoek, Veenendaal; 917 en 944 blz.; ISBN 978 90 77 651 07 0 en 978 90 77 651 08 7; € 65,- per deel; bij intekening op de hele serie € 58,50 per deel.


(slot)

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 2012

De Saambinder | 16 Pagina's

Voor de opperzangmeester (4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 oktober 2012

De Saambinder | 16 Pagina's