Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gods voorzienigheid en onze verantwoordelijkheid ( 4)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gods voorzienigheid en onze verantwoordelijkheid ( 4)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verzekeren De vraag of verzekeren geoorloofd is, is voor velen reeds lang achterhaald. Ook in onze kringen. Men vindt het vanzelfsprekend dat men deelneemt aan de verplichte sociale verzekeringen, de volks- en werknemersverzekeringen. Men vindt het ook vanzelfsprekend dat men zich verzekerd tegen wettelijke aansprakelijkheid. Ook bezittingen worden verzekerd tegen brand, diefstal en stormschade. Voor velen is een ziektekostenverzekering en een levensverzekering heel gewoon.

Toch kunnen we ook hierbij vragen stellen.
1. Wat is de oorsprong van de verzekering? Het verzekeringswezen is vooral een product van de opkomst van het socialisme. In een tijd - negentiende eeuw - van ontevredenheid, een drang naar gelijkheid en nivellering van inkomen en bezit, heeft men door revolutionaire actie het sociale verzekeringsstelsel afgedwongen. Het is ook een product van een onchristelijk kapitalisme. Werkgevers, rijken, welgestelden, bekommerden zich niet om de armoede van laagbetaalde arbeiders met grote gezinnen. De oorsprong is dus onchristelijk. Het gevolg van een verwerpen van de bijbelse principes van enerzijds naastenliefde en anderzijds onderworpenheid aan Gods soevereine bedeling.
2. Wat is het principe van de verzekering? Het is gebaseerd op vertrouwen op het stelsel van zekerheden, ten koste van het vertrouwen op Gods soevereine beschikking in mijn leven. Als ik me niet onvoorwaardelijk aan Gods leiding kan overgeven en geloven dat Hij in Zijn Vaderlijke zorg mij van alle goed verzorgen en alle kwaad van mij weren of ten beste keren wil, dan zoek ik zekerheden buiten Hem.
3. Wat is mede de oorzaak van het ontstaan van het verzekeringsstelsel? Het feit dat in menige plaats de kerkelijke verantwoordelijkheid voor de armen niet werd verstaan. De armenzorg werd of geheel verwaarloosd, of ze werd beoefend zonder enige vorm van milddadigheid en liefde.
We weten dat er tijden waren dat vele teer levende kinderen des Heeren geen vrijmoedigheid konden vinden om deel te nemen aan het verzekeringsstelsel. We weten ook dat ze er niet in beschaamd zijn geworden. Wonderlijk betoonde de Heere Zijn Vaderlijke onderhouding. Uw Vader die in de hemelen is, weet dat gij deze dingen behoeft. God belooft Zijn kinderen dat hun brood zeker zal zijn en hun wateren gewis. Datheen zingt: Hij draagt zorge voor hen en voor haar goed.
Kunnen wij elkaar verbieden om deel te nemen aan werknemers- en volksverzekeringen? Zover willen en mogen we niet gaan. We kunnen niet over elkaars geweten heersen. We kunnen elkaar immers geen Godsvertrouwen opdringen. Wel heeft ieder persoonlijk rekenschap te geven van zijn daden. Niet in de eerste plaats voor mensen, maar voor God en zijn eigen geweten. De Heere wil Zijn kinderen soms juist door onthouding van aardse zekerheden oefenen. Hij wil hen daardoor doen zien dat Hij hun vertrouwen in Hem nooit beschaamt. Hij wil hen erdoor leren dat Hij machtig en gewillig is hun nooddruft te vervullen. Hij wil hen erdoor doen ondervinden hoe groot de kracht is van het zaligmakende geloof. Hij wil hen er ook door leren wie zij zijn en blijven in hun vele twijfelingen en wantrouwen. Hij wil hen erdoor doen zien uit welke Bron hun tijdelijke onderhouding komt, Gods rechterhand. Hij wil er ook door bewerken dat de gemeenschap der heiligen beoefend wordt, zodat ze elkaars noden kennen en meedragen. Hij wil hen erdoor doen blikken in de vastheid van Zijn beloften, die Hij in het genadeverbond aan hen vermaakte. Hij wil hen erdoor brengen bij de zekerheid van dat verbond, dat Hij in hun kinderdoop aan hen verzegelde en door heel hun leven vervult.

Inenten
Ons tweede onderwerp is het inenten of vaccineren. Is het geoorloofd om door middel van een ziekteverwekker, die in verzwakte vorm in het lichaam wordt gespoten, onszelf te vrijwaren voor een ziekte? Zoals reeds gezegd: In Kuyperiaanse kringen was en is men hierover duidelijk. Het is, zeggen zij, een van God in de schepping gegeven middel om ons te beschermen. In afgescheiden en Ledeboeriaanse kerken was men vanouds andere gedachten toegedaan. Niet vanwege een vals-mystiek of lijdelijk standpunt, dat men maar alles over zich
moet laten komen, met afwijzing van het gebruik der middelen. Maar vanwege het principe van de vaccinatie.
1. Men achtte dit in strijd met de belijdenis van Gods soevereine regering. Ziekte en gezondheid, zegt de Heidelbergse Catechismus, komen ons toe uit Zijn Vaderlijke hand. Nee, zeggen de uitvinders van het serum: wij hebben het nu in onze hand. We hebben de stok, waarmee God ons slaat, Hem uit de hand gewrongen en verdedigen ons met die zelfde stok. Dit leidde in de praktijk tot het hoogmoedige, atheïstische gevoelen: Er is geen God.
2. Men achtte het in strijd met het kinderlijk vertrouwen op Gods beschikking in en over ons leven. Weten wij welke ziekte God ons zal toeschikken? Weten wij wat Zijn bedoeling is met de ziekten die Hij ons toeschikt? Kan ik dan me vrijwaren van een ziekte en tevens kinderlijk vertrouwen op Gods wijze besturing in het doen toekomen van die ziekte en in het geloof, dat Hij dat doet tot mijn nut; dat alle dingen mij moeten medewerken ten goede?
3. Met achtte het in strijd met het kinderlijke gebedsleven. Het gebedsleven is een ootmoedig kennen en erkennen van de Bron van alle goed, een kennen en beleven van onze noden, een zoeken van een grond van verhoring buiten onszelf in Christus’ toezeggingen. Kan ik met vrijmoedigheid zo het gebedsleven beoefenen, terwijl ik tevens voor mezelf bepaald heb dat ik van deze nood reeds gevrijwaard ben? Kan ik oprecht in mijn gebed zeggen ‘Uw wil geschiede’, terwijl ik dit in feite door mijn vooruitgrijpen op Gods wil, verloochen?

Orgaandonatie
Elke meerderjarige wordt door onze regering voor een keuze gesteld. Wil men tijdens zijn leven of na zijn overlijden organen uit het lichaam beschikbaar stellen voor zijn medemens, die door ernstige ziekte of door andere oorzaken een orgaan heeft dat niet meer, of niet meer voldoende functioneert? Bijvoorbeeld een nier of lever of zelfs hart en longen. De medische wetenschap is zover gevorderd dat het mogelijk is om deze organen van het ene lichaam over te plaatsen in het andere lichaam. Daarmee kan het leven van degene die het orgaan ontvangt, middellijk worden verlengd.
We gaan nu even voorbij aan de medisch- ethische zijde van orgaantransplantatie, waarbij vragen aan de orde komen als: Wanneer is iemand gestorven? Wanneer kan het orgaan uit het lichaam van een ‘overledene’ worden verwijderd zonder zijn leven daarmee te bekorten?
Het gaat nu over de vraag of het transplanteren van organen een middel is dat God ons in Zijn voorzienigheid heeft gegeven om het leven te verlengen en of dat middel geoorloofd is.
Voor sommigen - ook in reformatorische kring - is het nauwelijks een vraag. Men redeneert vanuit het gebod tot naastenliefde. Zelfs redeneert men dat Jezus Zijn gehele lichaam of gehele leven gegeven heeft voor ons mensen. Mogen wij dan niet een deel van ons lichaam afstaan om een ander te helpen? Men ziet het zelfs als een verplichting. Anderen wijzen dit beslist af. De Jehova’s Getuigen gaan zelfs zover dat ze het toepassen van bloedtransfusie veroordelen.
We moeten ons afvragen: Wie is eigenaar van ons lichaam? Zijn we dat zelf? Kunnen we er zomaar vrij over beschikken? Is de mens zo soeverein, dat hij zelf die keuze kan maken? Hebben we niet op zijn minst de toestemming van de eigenaar nodig?
We belijden in Zondag 1 van onze HC, dat ‘ik met lichaam en ziel, beide in het leven en sterven, niet meer mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers, Jezus Christus eigen ben, Die mij met Zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden gekocht heeft’. Hij heeft ook het lichaam van de Zijnen gekocht.
Smytegelt vergelijkt in een preek over 1 Petrus 1:17 ons leven in de wereld, in de kerk en ook in ons lichaam bij een gehuurde woning. De huur wordt eenmaal opgezegd. Laten we deze vergelijking eens vasthouden. Als we een woning huren, mogen we dan een onderdeel, bijvoorbeeld de keuken, eruit slopen en aan een ander geven? Zou de eigenaar ons daar niet op aanspreken? Moet ik die woning niet opleveren , zoals ik die betrokken heb? Als ik er iets uit verwijder, zou ik dan niet op zijn minst de toestemming van de eigenaar moeten vragen en krijgen?
Moeten we zo niet tot de conclusie komen dat orgaantransplantatie niet per definitie verboden is, maar dat het alleen kan en mag met toestemming van de Eigenaar. Met andere woorden: de beslissing moet in biddend opzien tot God genomen worden. We moeten de overtuiging hebben dat God er Zijn goedkeuring over geeft.
We moeten ons daarbij goed realiseren dat dit niet alleen geldt voor het afstaan van een orgaan, maar ook voor het ontvangen ervan.
Wij stellen dus vast dat we verantwoordelijk zijn voor het gebruik van de geoorloofde middelen. Dat er middelen zijn, die we moeten gebruiken. Dat er middelen zijn, die we niet mogen gebruiken. En dat er middelen zijn, waartegen bezwaren zijn, die niet door ieder op gelijke wijze worden gedeeld. We zouden in het algemeen kunnen zeggen dat we het gebruik van de middelen willen begrenzen, en wel door twee dingen:
1. Door het principe van de middelen. In sommige middelen ontdekken wij een principe, dat gebaseerd is op onbijbelse standpunten en zijn oorsprong vindt in onbijbelse uitgangspunten. Uitgangspunten die Gods beleid in het leven van de mens willen doorkruisen en vooruit willen grijpen op Gods voorzienigheid. Dit is een meer objectief motief.
2. Door de begeerte en de innerlijke drang van het nieuwe leven om in een kinderlijk vertrouwen op Zijn alwijze en onnaspeurlijke leiding ons lot en leven onvoorwaardelijk in Zijn hand te stellen. Dit is een meer subjectief motief.

Gods voorzienigheid is tot nut. Onze Heidelbergse Catechismus verwoordt het zo treffend: ‘Dat wij in alle tegenspoed geduldig, in voorspoed dankbaar zijn mogen, en in alles wat ons nog toekomen kan een goed toevoorzicht hebben op onze getrouwe God en Vader, dat ons geen schepsel van Zijn liefde scheiden zal, aangezien alle schepselen alzo in Zijn hand zijn, dat zij tegen Zijn wil, zich noch roeren, noch bewegen kunnen’.

De Heere schenke ons allen die genade, om uit dat kinderlijk geloof te leven.
(slot)


Stolwijk, ds. G. Hoogerland

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2013

De Saambinder | 16 Pagina's

Gods voorzienigheid en onze verantwoordelijkheid ( 4)

Bekijk de hele uitgave van donderdag 31 januari 2013

De Saambinder | 16 Pagina's