Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De geschiedenis van Titus Klose

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geschiedenis van Titus Klose

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Op een half uur afstand van het dorp Stamfoxe staat een eenvoudige woning. De weg erheen is een van de bekoorlijkste van heel Engeland, maar op deze zondagmorgen is de weg nauwelijks berijdbaar. De regen valt in stromen op de aarde en de wind raast door het dal.

In het huis woont ds. Samuel Annear. De arme man! Hij moet naar Stamfoxe om het Woord te prediken. Geen wonder dat hij met een bedrukt gelaat zijn kamer op en neer loopt. Al tweemaal heeft hij zijn woning verlaten om naar de kerk in het dorp te gaan, maar beide keren is hij op zijn schreden teruggekeerd.

‘Ik bid u, om des Heeren wil, lieve Samuel’, spreekt de predikantsvrouw, ‘laat u toch niet zo ontmoedigen, God zal u zeker zegen op uw werk geven’.

Lieve kind’, antwoordt de predikant onder tranen. ‘Gij weet niet wat het mij kost. Laat iedereen de kansel beklimmen, maar niet ik. Ik zou wel met Job willen uitroepen: ‘Vervloekt is de dag, waarop ik geboren werd’, en vooral de dag waarop ik voor het eerst de kansel beklom. Ik word er al meer en meer in mijn gemoed van overtuigd dat God mij tot dit heilig en gewichtig werk niet geroepen heeft. Ik heb het mijzelf maar wijsgemaakt, want ik deug er niet voor. Geloof me, ik deug er niet voor’.

Lieve kind’, antwoordt de predikant onder tranen. ‘Gij weet niet wat het mij kost. Laat iedereen de kansel beklimmen, maar niet ik. Ik zou wel met Job willen uitroepen: ‘Vervloekt is de dag, waarop ik geboren werd’, en vooral de dag waarop ik voor het eerst de kansel beklom. Ik word er al meer en meer in mijn gemoed van overtuigd dat God mij tot dit heilig en gewichtig werk niet geroepen heeft. Ik heb het mijzelf maar wijsgemaakt, want ik deug er niet voor. Geloof me, ik deug er niet voor’.

‘IJdelheid en nieuwsgierigheid’, zei de predikant. ‘Hebt ge ooit gehoord dat er iemand onder mijn prediking bekeerd is geworden? En waar dat niet geschiedt, daar is het duidelijk dat de Heere er Zijn zegen onthoudt. Wat baat mij de goedkeuring en bewondering van mensen? Die zullen mij voor God niet rechtvaardigen. Nooit ga ik naar de kansel of ik gevoel een zware beklemdheid op mijn hart. Het is alsof een stem in mijn binnenste roept: ‘Wat verbeeldt gij u, dit hoge en heilige werk te verrichten? Wie heeft u daartoe geroepen, gij zondaar, die zelf nodig hebt dat anderen u prediken’.

‘Ach’, zei z’n vrouw, ‘zijn alle dienstknechten des Heeren geen arme zondaren in zichzelf! Jezus zendt immers geen engelen om het dierbare Evangelie bekend te maken’.

‘Maar ook niet zo’n groot zondaar als ik ben! Als Titus Klose, de grootste vloeker en godslasteraar van de buurt, de preekstoel beklom, zou ik nog denken dat hij er eerder toe geroepen was dan ik. Er staat geschreven: ‘Hoeren en tollenaars zullen u voorgaan in het Koninkrijk Gods’. De mensen zien Klose als een groot zondaar, terwijl ze mij als een heilige beschouwen. Maar voor God, Die de harten doorziet, is hij misschien een heilige bij mij vergeleken. Zulke goddeloosheden als er dag bij dag in mijn binnenste opstijgen, kent Klose stellig niet. Daar ben ik zeker van’.

Zijn vrouw barstte in tranen uit. ‘Hoe kunt gij dit allemaal zeggen. Ons aller hart is ten enenmale alleenlijk boos van onze jeugd af aan. En uit dat hart, de Heere heeft het immers zelf gezegd, komt allerlei zonde en goddeloosheid voort, waarvoor wij wel mogen sidderen. Ik wil graag geloven dat uw hart niet beter is dan dat van Klose, maar God heeft u de ogen geopend, zodat gij het bederf inziet. En ook hebt gij de dierbare Heere Jezus leren kennen als de énige weg tot behoud voor een schuldig zondaar. Dat ziet Klose niet in, en daarom zijt gij geschikt om ons de weg des levens te verkondigen, maar hij niet. Kom, Samuel, de gemeente wacht. Vraag de Heere om Zijn ondersteunende genade. Hij heeft het beloofd aan degenen die ongetroost zijn en door onweder voortgedreven worden, dat Hij hun stenen gans sierlijk zal leggen en hun op saffieren zal grondvesten. Als ge op de kansel komt, zal de Heere u wel weer moed en vreugde geven, want hun geeft Hij moed en krachten, die hopend op Hem wachten’.

De predikantsvrouw gaf hem zijn stok en zijn kap, kuste hem hartelijk, en met een stille verzuchting liet ze hem de deur uit.

(wordt vervolgd)

Alblasserdam, M.H.P. Roos

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2014

De Saambinder | 16 Pagina's

De geschiedenis van Titus Klose

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 maart 2014

De Saambinder | 16 Pagina's