Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Relatie wedergeboorte en geloof [5]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Relatie wedergeboorte en geloof [5]

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Alle oude gereformeerden zijn het er over eens dat de wedergeboorte in de ziel van de mens plaatsgrijpt, en in haar eerste (en tweede) stadium tot die ziel beperkt blijft. Zij verschilden wel van mening over de vraag of in de wedergeboorte het verstand of de wil het eerst door de Geest wordt vernieuwd.

De Schotse theoloog Camero leerde dat de wedergeboorte in het eerste stadium bestaat in een verlichting van het verstand. Maccovius deelde die mening. Amesius dacht sterk aan het vernieuwen van de wil. De Dordtse Leerregels spreken echter van ‘de delen des mensen’ waarin de Geest met Zijn werking binnendringt.

De remonstranten leerden dat de werking van de Geest in de wedergeboorte een zuiver morele werking is: een appèl dat de Geest doet op de vrije wil van de mens. Onze vaderen hebben deze opvatting sterk afgewezen. Tegenover de remonstranten wilden zij handhaven dat er een wezenlijke, kwalitatieve verandering van het hart in de wedergeboorte plaatsgrijpt en dat daarvoor een Goddelijke, herscheppende werking nodig is. Tegenover Rome wilden zij ontkennen dat deze verandering een instorting van een nieuwe, aan de oorspronkelijke natuur van de mens vreemde substantie zou zijn.

De beschrijving van de wedergeboorte als ‘de inplanting van een nieuw levensbeginsel of een nieuwe levenskiem’ is stellig voor kritiek vatbaar. Het eerste bezwaar tegen deze definitie is dat het werk van de Geest niet alleen levendmakend, maar ook dodend is: zij is zowel de afsterving van de oude mens als de opstanding van de nieuwe mens.

Het tweede en belangrijkste bezwaar is dat in deze definitie wordt gezwegen over de centrale betekenis van Christus als de verdienende oorzaak en eeuwige Bron der wedergeboorte. Het is daarom goed te spreken van ‘de principiële doding van de oude en de principiële opstanding van de nieuwe mens, die beide in de gemeenschap van Christus door de Heilige Geest, gelijktijdig tot stand wordt gebracht’.

Een andere vraag is waar in de wedergeboorte de grens ligt tussen de oude en de nieuwe mens. De Schrift leert ons dat de gezindheid van het vlees staat tegenover de gezindheid van de Geest. Deze grens valt niet samen met de grens tussen lichaam en ziel. Calvijn en veel oude gereformeerde theologen spraken van ‘een wedergeboren deel der ziel’, ter onderscheiding van dat deel dat nietwedergeboren was. Duidelijk is dat het niet zondigen en niet kunnen zondigen van het herboren ik alleen te verklaren is in de bewarende en heiligende genade van de Geest. Tenslotte moet worden opgemerkt dat het eerste stadium der wedergeboorte zich niet volkomen laat beschrijven in een alles samenvattende formule.

Het verschil tussen de wedergeboren en de niet-wedergeboren mens is het verschil tussen de gelovige en de ongelovige mens. De onwedergeboren mens is ongelovig in de diepe Schriftuurlijke zin van het woord. In de wedergeboorte ontvangt de mens een hart om te verstaan wat de Heere zegt. Het stenen hart wordt een vlezen hart.

Het herstel van het beeld Gods in de wedergeboorte is ook hierin gelegen, dat de in ongeloof verstarde zondaar weer in een gelovig en gelovend mens wordt veranderd. Dit vinden we ook terug bij de reformatoren. Een tegenwerping tegen deze opvatting is dat deze verandering van het hart zich feitelijk tot volwassenen schijnt te beperken. Geloof is niet mogelijk zonder kennis die een onmisbaar element is in het geloof: kennis van God, van onszelf en van Gods genade in Christus. Hoe staat het dan met kinderen, die nog niet tot hun verstand gekomen zijn?

Sommige dogmatici onderscheidden in een potentieel geloof bij wedergeboren kinderen en een actueel, daadwerkelijk, geoefend geloof bij volwassenen. Andere gereformeerden maakten onderscheid tussen de daad des geloofs en het vermogen des geloofs, waarvan het eerste niet en het tweede wel bij wedergeboren kinderen wordt bevonden.

De christelijke kerk heeft altijd de mogelijkheid om wedergeboren te worden en te zijn voor jonge kinderen met nadruk gehandhaafd. Luther leert dat kinderen in hun prille jeugd geloven kunnen en dat ook werkelijk doen.

De Schrift is er duidelijk in. Verwezen mag worden naar het vroeg gestorven kind van Jerobeam, maar ook naar Psalm 8: ‘Uit de mond der kinderkens en der zuigelingen hebt Gij sterkte gegrondvest’. Zie ook de reactie van de nog niet geboren Johannes de Doper op het komen van Maria tot zijn moeder Elisabeth. Bij de Heere zijn alle dingen mogelijk.

(slot)

ds. H. Paul, Moerkapelle

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 2016

De Saambinder | 20 Pagina's

Relatie wedergeboorte en geloof [5]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 februari 2016

De Saambinder | 20 Pagina's