Gods boodschap aan Eli

Eli is daar ook werkzaam, met zijn beide zonen Hofni en Pinehas. Deze beide zonen zondigen erg. Zij gehoorzamen de Heere niet. En zij leven in overspel met de vrouwen die bij de tabernakel komen. De Heere kan dit niet langer aanzien. Hij moet nu gaan straffen. En om dit aan Eli te vertellen, stuurt de Heere een boodschapper aan Eli. Er komt een man Góds tot Eli, zegt de tekst.

De man van God

Het feit dat er in déze tijd en in zúlke omstandigheden een man van God gezonden wordt, is een groot wonder. De HEERE gedenkt aan Zijn verbond en stuurt daarom een dienaar. Van deze man van God weten we verder eigenlijk helemaal niets. En dat is op zichzelf al een les apart. Zijn naam, leeftijd, sprekersgaven, achtergrond, ligging, het doet er wezenlijk genomen allemaal niet toe. Het gaat om de bóódschap die ook hier gebracht wordt in naam van de hemelse Zender en zo is het nog! Zo zegt de HEERE. En dan valt alles van mensen weg. Laten we het zo blijven zien.

Het oordeel van God

De Heere zegt via deze verder onbekende man van God dat de familie van Eli uit genade uitgekozen werd om Hem te dienen. Maar hij moet de pijnlijke boodschap brengen: jullie verachten de offers, jullie verachten de instellingen waarin Mijn volk het leven en de zaligheid vindt. Eli stelt zijn zonen helaas boven de Heere. De Heere vraagt in Zijn dienst heel het hart in een volkomen overgave en toewijding aan Hem en Zijn dienst. En dan geldt ook vandaag: ‘Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig en die zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mijns niet waardig. En die zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mijns niet waardig’.

De man van God gaat verder. Hij vertelt Eli dat de Heere zal gaan straffen en oordelen. De krácht in de familie zal worden weggenomen wanneer de mannen niet oud zullen worden. Eli is voor zijn beide zonen veel te mild geweest. ‘Die Mij eren, zal Ik eren, maar die Mij versmaden, zullen licht geacht worden’. En zo is het allemaal gebeurd ook. Het oordeel komt. En wordt over een langere tijd in fasen uitgevoerd. Zien we wel dat uitstel van het oordeel bij de Heere geen afstel is? Er is een gedenkboek voor Gods aangezicht en dat gaat een keer open! Wat is het een zegen en een genade, wanneer wij in ons leven ook zo een bericht krijgen. Wanneer het oordeel van de Heere over ons leven ons werkelijk raken gaat. En we gaan geloven met ons hart dat wij niets meer hebben om onze schuld te betalen. Dan leren we de vraag stellen waar al Gods kinderen mee te maken krijgen: ‘Aangezien wij dan naar het rechtvaardig oordeel Gods tijdelijke en eeuwige straf verdiend hebben, is er enig middel, waardoor wij deze straf zouden kunnen ontgaan en wederom tot genade komen?’

De genade van God

Deze man van God zegt Eli dus het oordeel aan. En er wordt ook een teken bij gegeven: zijn beide zonen Hofni en Pinehas zullen op één dag sterven. De priesterfamilie van Eli zal terzijde worden geschoven. En de Heere zal voor Zich een getrouwe priester verwekken. En het zal ook allemaal in de geschiedenis zo gebeuren. Er is echter nog meer. De Heere zegt in vers 35 Ík zal! Dat is de HEERE, als de God van het Verbond. Hij doet de belofte, Hij verbindt Zich ertoe om dé getrouwe Hogepriester Christus Jezus te geven. Hij zal namelijk elke priesterfamilie hier op aarde overbodig maken. Híj is Priester geworden omdat het zo allemaal afgesproken was, nog voordat de wereld geschapen was, in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid. En het gebeurt allemaal precies zo, wanneer Hij Zich daarna in de tijd in een volkomen overgave en toewijding helemaal gééft aan de opdracht die Hij op Zich genomen had.

Moeten we onszelf zo aanklagen in de dienst van de Heere? Hij alleen heeft volmaakt gediend! Hebben we het vanbinnen geleerd: Ik heb door mijn zonden God zo beledigd, ik heb God door mijn zonden op Zijn hart getrapt en in Zijn ziel gekrenkt? Dan wijst vers 35 ons op de volkomen Zaligmaker voor een volkomen zondaar. Voor zulke mensen wordt Christus in alles zo dierbaar! Deze Christus heeft in de diepste zin van het woord een bestendig, vast huis gebouwd. Het Godsgebouw, dat naar Zijn gemaakt bestek in eeuwigheid verrijzen zal.

Vanuit dit huis wordt ons ook nu weer toegeroepen: ‘Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen’.

Wat is ons antwoord? Zó moet het zijn of worden in ons leven: Zie, hier zijn wij. Wij komen tot U. Want Gij zijt de HEERE onze God.

ds. R.A.M. Visser, Apeldoorn

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen