Von Staupitz, middel in Gods hand [1]
‘Als ik Von Staupitz niet zou eren, zou ik een vervloekte, ondankbare papistische ezel zijn, want hij was mijn allereerste vader in deze leer, die mij in Christus gebaard heef. Als Von Staupitz, of liever God door middel van Von Staupitz, mij niet uit mijn aanvechting geholpen had, ik zou erin verdronken zijn en al lang in de hel hebben verkeerd’.
Zo sprak Maarten Luther over de vicaris-generaal van de Augustijner orde, die hem als eerste bezocht toen hij monnik was geworden in het klooster van Erfurt en met diepe geestelijke aanvechtingen te kampen had. Von Staupitz kwam er al jong achter dat de studie van filosofie hem niet gelukkig kon maken en begon theologie te studeren. Hij bestudeerde de Bijbel en de Augus-tijnse theologie en had sterk te strijden met de lusten van zijn verdorven vlees. Hij vond vrede in zijn ziel door het geloof in Christus. Verkoren uit genade, dat nam bezit van zijn geest. Hij werd bevriend met Frederik de Wijze, die hem aanzette om de Universiteit van Wittenberg te stichten. Op den duur werd hij de vicaris-generaal van de gehele Augustijner orde. Hij constateerde dat de corrupte moraal en de verkeerde leringen de Roomse Kerk te gronde richtten. Toch dacht hij er niet over om de kerk te verlaten.
Toen Von Staupitz voor het eerst het klooster in Erfurt bezocht, werd zijn aandacht al snel getrokken naar de monnik Luther, die hij aantrof als ‘vel over been’, met zijn ogen diep in de kassen, terwijl zijn gezicht een duizendvoudige strijd verraadde. Von Staupitz herkende iets van zijn eigen strijd in de moedeloze monnik en voelde veel sympathie voor hem.
Moedeloosheid
Er ontstonden gesprekken tussen die twee en terwijl de vicaris hem begreep, groeide er bij de monnik een band van vertrouwen. Hij ontboezemde hem de oorzaak van zijn moedeloosheid en beschreef de vreselijke gedachten die hem kwelden. ‘Waarom ziet u zo droevig, broeder Maarten?’ ‘Ah! Ik weet niet wat er van mij worden zal!’ zei de ander.
‘Deze aanvechtingen zijn voor u meer noodzakelijk dan eten en drinken’, vervolgde Von Staupitz. ‘Het is tevergeefs om God beloften te doen; de zonde is altijd de sterkste’, verzuchtte Luther. ‘O mijn vriend! - zei de ander - meer dan duizendmaal heb ik onze heilige God gezworen om vroom te leven, en nooit heb ik mijn beloften gehouden. Nu zweer ik niet langer, want ik weet dat ik mijn plechtige beloften niet houden kan. Indien God mij niet genadig zal zijn om de liefde van Christus en mij een zalig heengaan zal schenken wanneer ik deze wereld moet verlaten, dan zal ik nooit met al mijn eden en al mijn goede werken voor Hem kunnen staan: ik moet verloren gaan’. Maarten huiverde bij de gedachte aan Gods rechtvaardigheid en Zijn vlekkeloze heiligheid. ‘Waarom - zei Von Staupitz -kwelt u zichzelf met al deze hoge gedachten? Zie op de wonden, op Jezus Christus, op het bloed dat Hij voor u gestort heeft: daar zal de genade van God aan u verschijnen. In plaats van uzelf te kwellen vanwege uw zonden, werp uzelf in de armen van de Zaligmaker. Vertrouw op Hem, op de gerechtigheid van Zijn leven, op de verzoening van Zijn dood. Schrik niet terug: God is niet vertoornd op u; u bent vertoornd op God. Hoor naar de Zoon van God. Hij werd Mens voor u om u de verzekering van Zijn Goddelijke gunst te geven. Hij zegt tot u: Gij zijt van Mijn schapen; u hoort Mijn stem; niemand zal u uit Mijn hand rukken’.
Gods gunst
Maar Luther vond in zichzelf geen berouw die hem de zaligheid kon geven. ‘Hoe zou ik durven geloven in de gunst van God, zolang er geen echte bekering in mij is? Ik moet veranderd worden, voordat Hij mij zal aanvaarden’.
Von Staupitz zei hem dat er geen echte bekering kan zijn zolang een mens God vreest als een strenge Rechter. ‘Wat zult u dan zeggen tegen zoveel gewetens aan wie wel duizend ondraaglijke taken worden opgedragen om de hemel te verwerven?’ vroeg Luther. Het antwoord was: ‘Er is geen waar berouw behalve die begint met de liefde van God en Zijn gerechtigheid… Indien u begeert bekeerd te worden, wees niet bezig met al deze strijd om de zonde te doden en met al deze kwellingen. Heb Hem lief Die u eerst heeft liefgehad!’
(wordt vervolgd)
A. Jobse, Dordrecht
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2017
De Saambinder | 24 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 oktober 2017
De Saambinder | 24 Pagina's