Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Profetie van Christus’ borgwerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Profetie van Christus’ borgwerk

Wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven. Psalm 69:5b

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 69 is een Psalm van David. Hij is gekomen in de diepten der wateren. Daarenboven lijkt het alsof de Heere niet hoort.

David is vermoeid van zijn roepen, zijn keel is ontstoken, zijn ogen zijn bezweken, hij is hopende op zijn God. Die hem zonder oorzaak haten, zijn meer dan de haren van zijn hoofd. Hij zegt: ‘Wat ik niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven’.

Niet geroofd

Ze eisen van David wat hij niet schuldig is. David is hierin een type van Christus. Als schuldovernemende Borg kwam Hij op de aarde om ‘weder te geven wat Hij niet geroofd had’.
Wie is er beroofd? Wat is er geroofd? Door wie is er geroofd? God schiep de mens om Zijns Zelfs wil, om Zijns groten Naams wil, opdat die verheerlijkt zou worden. Wat was de mens rijk. Satan was diep gevallen en werd met nijdigheid vervuld en besloot de mens te beroven en daardoor een aanslag te doen op Gods soevereiniteit. De mens is verleid en gevallen. In onze val hebben wij God naar kroon en troon gestaan. Wij hebben Hem van Zijn eer en heerlijkheid beroofd. Niet de heerlijkheid van Zijn Wezen, maar de éér die wij Hem schuldig waren en zijn, geven we Hem niet meer. We pleegden een aanslag op Gods deugden. God is de God der waarheid. Hoe hebben wij Hem tot een leugenaar gesteld door de waarheid niet te geloven en de leugen van satan wel. Wij zijn eerrovers Gods geworden.
Wij hebben ook onszelf beroofd van uitnemende gaven: van het beeld Gods, bestaande in ware kennis, gerechtigheid en heiligheid. Wat overkwam Simson toen hij door zijn vijanden gevangen werd? Hij werd beroofd van zijn ogen. Zo is het bij ons. Een os kent zijn bezitter en een ezel de kribbe zijns heren; maar wij hebben geen kennis meer, wij verstaan niet. Ook zijn we alle gerechtigheid en heiligheid kwijt. De mens heeft zichzelf en al zijn nakomelingen door het ingeven des duivels en door moedwillige ongehoorzaamheid van deze gaven beroofd. De zonde heeft ons van God beroofd; van Zijn gunst; van Zijn gemeenschap; van het paradijs; van het eeuwige leven. Door roofmoord hebben we onszelf in de lichamelijke en geestelijke dood geworpen en geheel ellendig gemaakt. Onze eer, ons geluk, onze zaligheid, onze vrede, ons leven is geroofd. Nu zijn we van nature erfgenamen van het tegenovergestelde: van de eeuwige dood, de eeuwige rampzaligheid, de buitenste duisternis.
Het is zo noodzakelijk dat deze eis op onze ziel gebonden wordt: ‘Wat ík niet geroofd heb, moet ik alsdan wedergeven’. God vraagt u en mij als Zijn schepsel: Waar is Mijn beeld? Ik ben een eerrover van God en ik moet God eren. Hij zegt: Betaal Mij wat gij schuldig zijt! Het is alles even onmogelijk om eigen schuld. Weet u dat al?

Toch voldoen

Er staat niet wat ze David ten laste legden en wat hij ‘moest wedergeven’. Het was een manier van spreken als men iemand ergens van beschuldigde.
‘Moet Ik’. Christus heeft niet geroofd. Hij is de Zoon van God. Hij was zonder zonde. Toch ‘moest Hij wedergeven’. Dat had Hij Zijn Vader beloofd. Door Zijn verdiensten zou Hij Zijn Vader alles wedergeven om God te verheerlijken en Zijn Kerk zalig te maken. Als Borg ‘moest Hij wedergeven’, vanwege Zijn eeuwige borgstelling. Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Wie is hij die met zijn hart borg worde om tot Mij te genaken? spreekt de HEERE. De Zone Gods was gewillig: Zie, Ik kom; in de rol des boeks is van Mij geschreven. God Zelf zorgde voor een Middelaar. O, eeuwig wonder.
‘Moet Ik’. Het was nodig tot eer van God, om Zijn deugden op te luisteren, om de zonden te verzoenen en de schuld te betalen. Er is alleen verzoening door voldoening. Vanwege de gerechtigheid en de waarheid Gods kon niet anders voor onze zonden betaald worden, dan door de dood van de Zone Gods. De toorn Gods tegen de zonde is zo groot dat Hij die, eer Hij ze ongestraft liet blijven, aan Zijn lieve Zoon Jezus Christus met de bittere en smadelijke dood des kruises gestraft heeft.
‘Alsdan’. Hij kwam in de volheid des tijds in de staat van Zijn diepe vernedering. Geen slachtvee, geen altaren, vol spijs ten offer, waren het voorwerp van Uw lust; Gij hebt Mij, naar Uw woord, Mijn oren doorgeboord en het lichaam toegerust.
‘Wedergeven’. Wat moest Hij wedergeven? Alles wat geroofd was, wat God toekwam: Zijn eer. Hij heeft Gods wil gedaan, Zijn wet vervuld, Zijn deugden in ere hersteld en Hem op het hoogst verheerlijkt: Ik heb U verheerlijkt op de aarde. Christus gaf alles weder, omdat het Zijns Vaders welbehagen was. Daarom heeft Mij de Vader lief, overmits Ik Mijn leven afleg, opdat Ik hetzelve wederom neme.
‘Wedergeven’. Door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid heeft Hij dat gedaan. Hij leed om de overtredingen van Zijn volk. Christus onderging de straf die ons toekwam: Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven. Die in de gestaltenis Gods zijnde, geen roof geacht heeft Gode evengelijk te zijn, maar heeft Zichzelven vernietigd, de gestaltenis eens dienstknechts aangenomen hebbende, en is den mensen gelijk geworden; en in gedaante gevonden als een mens, heeft Hij Zichzelven vernederd, gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises.
‘Wedergeven’. Christus is een Middelaar van verdienste en van toepassing. Aan verloren, doch uitverkoren zondaren geeft Christus weder wat zij verloren hebben: het beeld Gods. In Zijn drievoudig ambt geeft Hij kennis: het licht in onze duistere ziel; gerechtigheid: Hij neemt de schuld der zonde weg; heiligheid: Hij neemt de smet der zonde weg; een volkomen verlossing: Hij verlost van alle kwaad en ellende, naar lichaam en ziel, wat straks volkomen zal geschieden. Hij geeft de gunst van God; vrede met God; rust voor de ziel; het leven en de onverderfelijkheid.
Hebt u al geleerd dat u schuldig staat? Zeg niet: Ik ben rijk en verrijkt en heb geens dings gebrek, want gij weet niet dat gij zijt ellendig en jammerlijk en arm en blind en naakt!
‘Zal Ik alsdan wedergeven’ is een rijke Evangelieprediking voor arme, doodschuldige en van zichzelf onbekeerlijke zondaren. Christus is onmisbaar, gewillig, dierbaar, gepast en noodzakelijk. Als Losser kocht Hij de verloren bezittingen terug. Hij betaalde met Zijn bloed. ‘Hij geeft weder’. Hebt u het al ontvangen? U kunt het niet missen!

ds. G. van Manen, Elspeet

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2018

De Saambinder | 20 Pagina's

Profetie van Christus’ borgwerk

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 2018

De Saambinder | 20 Pagina's