Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Hooglied als inspiratiebron [5]

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Hooglied als inspiratiebron [5]

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit de periode van de Reformatie en de Renaissance zouden we wat het Hooglied betreft natuurlijk grote reformatoren kunnen noemen, als Calvijn, Luther en Beza. Zo citeert Calvijn in zijn “Institutie” bij herhaling Bernardus’ Hoogliedpreken. Maar in dit verband lijkt het me goed ons te richten op een volksgenoot, de in de 80-jarige oorlog geboren Jacobus Revius (1586-1658).

De in Deventer geboren dichter Revius produceerde niet alleen op deskundige wijze een Psalmberijming, maar leverde ook poëtische bewerkingen van niet minder dan drie oudtestamentische Bijbelboeken: het boek Esther onder de titel “Haman”, de Klaagliederen van Jeremia, maar ook een volledige berijming van “Het Hoghe Liedt Salomons”. In de opschriften leverde hij ook in prozavorm de uitleg en die week natuurlijk niet af van de kanttekeningen in de Statenbijbel, waarvan Revius medewerker (revisor Oude Testament) was.

Voor de eerste keer verscheen de berijming van het Hooglied in Deventer in het jaar 1621. Voor het laatst is een druk van het lied verschenen in 1986 bij Den Hertog te Houten, ingeleid en toegelicht door de Reviuskenner prof. L. Strengholt.

Inleiding Strengholt

In zijn inleiding wijst Strengholt erop dat aan de eigenlijke berijming een gedicht voorafgaat dat “Ghebet” heet: een sonnet waarin de dichter God smeekt hem iets te geven van de inspiratie van Sálomo. Opmerkelijk is dat in dit drempelvers de naam van Maurits voorkomt, die ‘het huis van de bruid’, de vrije Nederlanden, moet beschermen tegen aanvallen van buiten. Strengholt schrijft dan: ‘Daaraan zien we meteen dat de bruid in het Hooglied voor Revius niet een verre poëtische gestalte is, maar een werkelijkheid die hem en zijn geloofsgenoten regelrecht aangaat. De bruid is immers, in alle actualiteit, de kerk van Christus op aarde, middenin moeite en strijd, aanvechtingen en vervolging, maar ook vol vertrouwen en verlangen, gericht op de komst van de Bruidegom’.

De op 58-jarige leeftijd overleden hoogleraar Nederlands Leendert Strengholt (hij gaf les op de VU) merkt aangaande de Hoogliedberijming van Revius op: ‘Ze is een van de mooiste bewerkingen van het Lied der liederen in de Nederlandse letterkunde’.

Daarbij moet wel opgemerkt worden dat Revius als leidraad gebruik gemaakt heeft van het voortreffelijke werk van G.C. Udemans (1581-1649), namelijk een “Corte Ende duydelijcke Verclaringe over het Hooge-liedt Salomo” (1616).

Berouw van de bruid

Als voorbeeld van de hoge esthetische waarde en de geestelijke betekenis van de Hoogliedberijming van Revius laat ik hier nog volgen het eerste deel van het “Vijfde Ghesanck” (op de wijs van Psalm 101). Deze zang komt overeen met hoofdstuk 5 (de in slaap gevallen bruid en het berouw dat daarop volgt):

1. Myn oge sliep in weelde sonder sorgen
Maer t’cleyn geloof int wacker hert verborgen
Hoord’ een geclop: mijn suster, mijn vriendin
Comt laet my in.

2. Mijn duyve wit, staet op, en doet my open,
Den coelen dou heeft my mijn hooft bedropen.
Veel pijn en smart heb’ ick om u alleen
Eylaes, geleen.

3. Ick seyde, vrient, k’en can my soo niet rasschen,
Mijn lichaem rust, mijn voeten sijn gewasschen.
Soud’ ic mijn cleet met moeyt weer trecken aen
En tot u gaen?

4. Mijn Liefste trac sijn hant flux vander deuren.
Mijn herte smolt, mijn inghewant wou scheuren,
Ic vlooch vant bed’ om dien die ic bemin
Te laten in.

5. K’greep metter vaerd’ de grendels vande sloten
Die had mijn vrient met myrrhendou begoten.
Mijn oog’ liet gaen so claechelijcken dou
Van leet en rou.

6. Laes! Ick deed’ op mijn deur en oock mijn herte;
Maer hy was wech: mijn siel besweeck van smerte.
K’dacht aen sijn stem, ick riep, ick socht met vliet,
Maer t’was om niet.

(wordt vervolgd)

ds. J. Schipper, Scherpenzeel

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2018

De Saambinder | 20 Pagina's

Het Hooglied als inspiratiebron [5]

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 november 2018

De Saambinder | 20 Pagina's