Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het zondoffer

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zondoffer

Leviticus 4:1–2

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor wie moest het zondoffer gebracht worden? Voor élke ziel, niemand uitgezonderd.

Het was een offer voor de hogepriester met zijn verantwoordelijk ambt, want hij kon afdwalen en het volk daarin meenemen. Een offer voor het volk, dat deed wat goed was in eigen ogen. Een offer voor de oversten, die in politiek opzicht verantwoordelijkheid droegen. Tenslotte was het ook een offer voor ieder mens persoonlijk. Ook voor u? Maakt u zich ook elk ogenblik schuldig voor het aangezicht des Heeren? In Zondag 51 van de Heidelbergse Catechismus bidt Gods kind: ‘Wil ons, arme zondaren, al onze misdaden, en ook de boosheid, die ons altijd aanhangt, om Jezus’ wil vergeven’.

Daar komt de algemene overtuiging nooit terecht. Weet u hoe het geleerd wordt? De Heilige Geest leert de mens in de afbraak van zijn bestaan de noodzakelijkheid van het zondoffer kennen.

Het zondoffer was niet vrijwillig. Het was door God geëist. Het moest voortdurend gebracht worden en was het fundament van alle andere offers. De var, een krachtig jong rund, op wiens kop de priester zijn hand legde, kreeg de last van alle zonden te dragen. Ziet u het beeld van Christus, de Middelaar? In Zijn kracht heeft Hij de ongerechtigheden van Zijn volk op Zich genomen om ze naar de wil en wet van Zijn Vader te verzoenen. Dat kon niet zonder bloed. Daarom slachtte de hogepriester de var in het voorhof. Dat betekent: voor het aangezicht van de Heere.

Een var en een geit

Opmerkelijk in het zondoffer is het verschil in offerdieren. Voor de hogepriester werd een var geslacht. Voor de overste en een gewone Israëliet was een minder offer, een jonge geit, genoeg. Waarom zo’n verschil? Nadrukkelijk toont de Heere dat er onderscheid is in de grootte van het kwaad. Naarmate een mens meer weet, heeft hij een grotere verantwoordelijkheid en is de zonde des te zwaarder.

Het offer kon zelfs nog minder zijn. Was men arm, dan konden ook twee tortelduiven of twee jonge duiven geslacht worden. Voor de allerarmsten was een tiende deel van een efa meelbloem, zonder olie en reukwerk, ook genoeg. Weet u wat de Heere hier leert? Dat geen zonde te groot is om door het zondoffer weggenomen te worden en dat ook de kleinste en armste niet van de genade wordt uitgesloten. Het kan voor ellendige albedervers, die niets hebben om de Heere aan te bieden. Niet één is er te slecht en te goddeloos, van welke staat of welk ambt hij ook is.

Nauwkeurig zegt de Heere wat er met het offer en het bloed gedaan moest worden. De priester zal zijn vinger in het bloed dopen. Van dat bloed zal hij zevenmaal sprengen voor het aangezicht des HEEREN, vóór het voorhang van het heilige. Dat was vóór de gesloten toegang tot de troon der genade. Dat het zevenmaal moest gebeuren, zag op de volkomen verzoening, waardoor de hemel en de wereldling tot elkaar gebracht werden. De priester met het bloed legde als middelaar van verzoening zijn hand op beide partijen.

Ook op de hoornen van het reukaltaar moest dit bloed gesprengd worden. Dat wees erop dat door de kracht van Christus’ bloed de gebeden bij God aangenaam werden. Daartoe is Christus als de enige Hogepriester ingegaan in het binnenste heiligdom.

Het bloed van de geitenbok en de jonge geit werd door de priester met zijn vinger aan de hoornen van het brandofferaltaar gestreken. Dat ziet op de verzoening met de naaste. We kunnen niet God liefhebben en onze broeder haten.

Werk van de Middelaar

De rest van het bloed werd aan de voet van het altaar uitgegoten. Van dat bloed mocht geen misbruik gemaakt worden. Mensen mochten hun onheilige vingers er niet insteken en het op zichzelf toepassen. Begrijpt u? Doe dat niet, want dat zal u bitter vallen en u duur komen te staan. Nee, het bloed moet toegepast wórden. Het is alles het werk van de Middelaar.

Nadat het beste van het offervlees op het brandofferaltaar ontstoken en voor de Heere verbrand was, was er ook nog offervlees over. Dat mocht niet door de priester en de offeraar gegeten worden. Al de zonden waren immers op de var gelegd en daarom moest dit vlees buiten de legerplaats gebracht en verbrand worden. Zo was er niets van de zonden terug te vinden.

De Heere stelde het zondoffer verplicht. Dat kon niet gemist worden. Niemand kan zonder Christus’ zondoffer de eeuwigheid aandoen. God is buiten Zijn bloed een verterend Vuur. O, laat u toch met God verzoenen.

(wordt vervolgd)

ds. C.A. van Dieren, Rijssen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2019

De Saambinder | 24 Pagina's

Het zondoffer

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 april 2019

De Saambinder | 24 Pagina's