Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stéfanus, diaken in Jeruzalem

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stéfanus, diaken in Jeruzalem

‘En enige godvruchtige mannen droegen Stéfanus tezamen ten grave’. Handelingen 8:2

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

‘Heere, reken hun deze zonde niet toe’ (Hand. 7:60). Dit zijn de laatste woorden van diaken Stéfanus.

Had de heilige Stéfanus niet zo gebeden, dan had de kerk geen Paulus gehad’ (Augustinus).

Terwijl een hagelbui van keien hem de adem beneemt, spreekt hij zijn laatste gebed uit, niet meer voor zichzelf, dat is niet meer nodig, maar ten bate van zijn beulen. En dat laatste gebed is verhoord, want het gebed van een rechtvaardige vermag veel. ‘Dat gebed dooft niet uit in de lucht buiten Jeruzalems poort. Het ging door de paarlen poort, bereikte het hart van God en werd beantwoord’ (Spurgeon).

Terwijl Stéfanus wordt gestenigd, zit er in de luwte iemand toe te kijken. Het is de jongeling uit Handelingen 7:58: ‘En de getuigen legden hun klederen af aan de voeten van een jongeling, genaamd Saulus’. De stenigers hadden tijdens het gooien hun mantels in bewaring gegeven bij deze jongeling, bij Saulus. Terwijl hij keurig past op al die vrome jassen, geniet hij van het schouwspel: ‘En Saulus had mede een welbehagen aan zijn dood’ (Hand. 8:1).

Vervolger der gemeente

Deze Saulus is hier zo’n dertig jaar oud. Hij komt uit Tarsen en noemt zichzelf later ‘naar den ijver een vervolger der gemeente’ (Filip. 3:6). Meerdere verklaarders menen dat hij zich al bevonden moet hebben onder de geleerden die in Handelingen 7 het twistgesprek met Stéfanus

voerden. Sommigen veronderstellen zelfs dat Saulus degene is geweest die de rede van Stéfanus opgetekend en later -vol schaamte- aan zijn vriend Lukas ter hand heeft gesteld.

Het is deze Saulus die buiten de poort van Jeruzalem bloed ziet vloeien en daarin behagen heeft, menend dat de Joodse geestelijken ‘God er een dienst mee doen’ (Joh. 16:2). Hij ziet Stéfanus sterven. Voor hém is Stéfanus’ laatste gebed in elk geval bedoeld: Heere, reken hem deze zonde niet toe. Hij zal ook z’n oren wel hebben toegestopt om de rede van Stéfanus niet te hoeven horen, maar straks, op de weg naar Damascus, worden hem de oren doorgeboord. Stéfanus’ dood brengt Saulus tot het leven.

‘Had de heilige Stéfanus niet zo gebeden, dan had de kerk geen Paulus gehad’ (Augustinus).

Later moet Saulus (dan Paulus geheten) Stéfanus gezien hebben als zijn geestelijke vader, ‘door wiens sterfgebed hij voor God geboren werd’ (Spurgeon). Met schaamte en leedwezen heeft hij later deze dag herdacht en schuld beleden: ‘En toen het bloed van Stéfanus, Uw getuige, vergoten werd, dat ik daar ook bij stond en mede een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde dergenen die hem doodden’ (Hand. 22:20).

‘Hoewel Stéfanus’ dood een groot gewin was voor hemzelf, en een grote dienst voor de kerk, beweenden zij hem toch als een groot verlies, daar hij zo uitnemend geschikt en bekwaam was voor zijn dienst’ (Henry).


Ontslapen en begraven

‘En als hij dat gezegd had, ontsliep hij’ (Hand. 7:60). Stéfanus sterft niet, maar ontslaapt. Terwijl hij bedolven wordt onder de keien, gaat hij heen in vrede en ontvangt hij de zegen des Heeren. Terwijl de hel woedt en tiert, schenkt God een slaap die hem van de aarde verlost. Hij geeft het ‘Zijn beminde als in de slaap (Ps. 127:2). Voor deze man is de dood geen koning der verschrikking meer. Stéfanus beveelt zijn geest in de handen Gods en ontslaapt in de heerlijkheid des Heeren. Hij sluit zijn ogen op de aarde en doet ze in de hemel weer open. ‘Want de dood der gelovigen wordt een slaap genoemd om de zalige opstanding uit de doden, waardoor zij als uit een slaap wederom zullen opgewekt worden ten eeuwigen leven’ (kanttekening). ‘En enige godvruchtige mannen droegen Stéfanus tezamen ten grave, en maakten grote rouw over hem’ (Hand. 8:2). Als de stenengooiers afgedropen zijn, halen godvrezende vrienden het verminkte lichaam van hun medebroeder liefdevol onder de steenhoop vandaan. Ze gaan hem plechtig begraven. ‘Hoewel Stéfanus’ dood een groot gewin was voor hemzelf, en een grote dienst voor de kerk, beweenden zij hem toch als een groot verlies, daar hij zo uitnemend geschikt en bekwaam was voor zijn dienst’ (Henry).

De stem van het bloed

In de stad Jeruzalem barst de grote vervolging los (Hand. 8:1). Maar in de hemel is beroering over de stem van het bloed, over het gesmoorde bloed van Stéfanus. Maar dát bloed kan niemand zalig maken, wel het bloed dat betere dingen spreekt dan Abel (Hebr. 12:24) en betere dingen spreekt dan Stéfanus: het bloed van de Middelaar van het Nieuwe Testament, Jezus, Hij, Die gekomen is om te zoeken en zalig te maken wat verloren is. Hij is gekomen, ook voor iemand als de jongeling Saulus, de grote vervolger, die door Gods genade de grote apostel der heidenen zal worden.

(slot)

J. van ’t Hul, Lieren

Dit artikel werd u aangeboden door: De Saambinder

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 2019

De Saambinder | 16 Pagina's

Stéfanus, diaken in Jeruzalem

Bekijk de hele uitgave van donderdag 25 juli 2019

De Saambinder | 16 Pagina's