Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EIS VAN BEGINSEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EIS VAN BEGINSEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

vrouwenkiesrecht strijdt met Gods Woord»

In haar Beginselprogram stelt de Staatkundig Gereformeerde partij dat vrouwenkiesrecht strijdt met de roeping der vrouw. Voor velen is dit principiëie uitgangspunt van de S.G.P. een steen des aanstoots, f-n de "zaak Putten" is bewezen hoe veie S.G.P.'ers staan tegenover deze bepaling in het Beginselprogram. Ook de partijvoorzitter heeft zijn mening niet achtergehouden. Het is te hopen dat het artikel gehandhaafdbSijft, en dat het niet, om welke reden dan ook, geschrapt wordt uit het Beginselprogram. In twee afleveringen zal nader op deze zaak worden ingegaan. Ditmaal over "Gods Woord en vrouwenkiesrecht" De volgende keer over "SGP en vrouwenkiesrecht"

ter inleiding

Bij Grondwetswijziging van 1919 werd het algemeen kiesrecht voor vrouwen ingevoerd. Eén jaar tevoren was de Staatkundig Gereformeerde Partij opgericht. Over het vrouwenkiesrecht staat in haar Program: "Vrouwenkiesrecht echter strijdt met de roeping der vrouw en stemdwang met de vrijheid der burgers" (artikel 12).

Het blijkt echter steeds weer, en de laatste tijd neemt dat toe, dat het vrouwenkiesrecht binnen de S.G.P. in brede kring wordt geaccepteerd. HELAAS.

Wij gevoelen ons verplicht U over deze aangelegenheid breedvoerig te informeren.

Gods Woord' en het vrouwenkiesrecht.

in Genesis 1:27 lezen we: "En God schiep den mens naar Zijn Beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij ze". Professor Fabius merkt hierover op dat "niet siechts de aanhef, maar ook het slot van dit vers een wereld van gedachten bevat. In het laatste deel worde de ordening zelve, de wortelsplitsing der mensheid aangegeven. En welk een opbloeien van het leven wierd misschien aanschouwd, als ernstiger werd nagedacht wat in dat scheppingswoord van "man en vrouw" is neergelegd"

In Genesis 2 vers 21 en 22 lezen we: "Toen deed de Heere God eenen diepen slaap op Adam vallen, en hij sliep, en Hij nam ééne van zijne ribben en sloot hare plaats toe met vlees. En de Heere God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot eene vrouw, en Hij bracht haar tot Adam".

Matthew Henry merkt zo treffend op: "Dat de vrouw gebouwd werd uit een ribbe uit Adams zijde, niet uit het hoofd om hem te overtreffen, niet uit zijne voelers om door hem vertreden te worden, maar uit zijne zijde, om zijn gelijke te wezen, onder zijn arm, om door hem beschermd te worden en nabij zijn hart om door hem te worden bemind."

Aan de man heeft God dus oorspronkelijk een uitnemender plaats op de aarde gegeven dan aan de vrouw. Matthew Henry schrijft hierover: "Daar nu echter de man het laatst van alle levende wezens geschapen is, als de uitnemendste van allen, zoo wordt, omdat Eva na Adam geformeerd werd, en uit hem gemaakt is, eere gelegd op die sekse als zijnde de heerlijkheid van de man; 1 Cor. 11:7 ("Want de man moet het hoofd niet dekken, overmits hij het beeld en heerlijkheid Gods is; maar de vrouw is de heerlijkheid des mans", S.V.).' Is de man het hoofd, zij is de kroon, eene'kroon voor haren echtgenoot, de kroon der zichtbare schepping.".

Deze heilige orde zou zo gebleven zijn, indien de val niet tussenbeide gekomen ware. Maar het dacht de mens immers niet goed om God, Zijn Schepper en Formeerder in erkentenis te houden; maar mede door de verleiding des satans, die zich aan dezelfde zonde had schuldig gemaakt wilde hij hogerop. Hij wilde als God zijn, kennende het goed en het kwaad. Maar in de plaats van dat is hij nameloos diep gevallen en verduisterd in zijn verstand. Door de zonde is de verhouding verwoest en de heilige orde ontwricht en omgedraaid, niet van Gods zijde, maar van des mensen kant, door die mens zelf. Daar ligt de oorzaak van alles wat in strijd is met Gods Woord, dus ook van het vrouwenkiesrecht.

Direkt na de val komt God met Zijn oordeel, zeggende in Genesis 3:16: "Tot de vrouw zeide Hij: Ik zal zeer vermenigvuldigen uw smart, namelijk uwer dracht: met smart zult gij kinderen baren; en tot uwen man zal uwe begeerte zijn, en hij zal over u heerschappij hebben".

Eva is dus veroordeeld tot twee straffen voor één zonde: tot een toestand van smart en tot een toestand van onderworpenheid. Met betrekking tot het laatste merkt Matthew Henry op: "De gehele sekse, die doorde schepping met den man gelijk was, is, door de zonde zijne mindere geworden, en het is haar verboden overde man te heerschen, 1 Tim. 2:11, 12". "Indien de man niet had gezondigd, hij zou altijd met wijsheid en liefde hebben geregeerd; en indien de vrouw niet had gezondigd, zij zou altijd met ootmoed en nederigheid hebben gehoorzaamd, en dan zou de heerschappij geene grief of krenking geweest zijn; maar onze eigene zonde en de dwaasheid maken ons juk zwaar. Indien Eva niet zelve verboden vruchten had gegeten, en haar man niet verleid had om er ook van te eten, dan zou zij nooit geklaagd hebben over hare onderworpenheid, daarom moet er ook nooit over geklaagd worden, als is zij hard, maar over de zonde moet geklaagd worden, die haar zoo gemaakt heeft.

Die vrouwen, welke hare mannen niet slechts verachten en hun ongehoorzaam zijn, maar over hen heerschen, bedenken niet, dat zij niet slechts eenen Goddelijke wet overtreden, maar een vonnis Gods weerstaan. Eindelijk. Merk hier op, hoe met den toorn barmhartigheid is gemengd in dit vonnis. De vrouw zal smart hebben, maar het zal wezen in het voortbrengen van kinderen, en de smart gedenkt zij niet meer om de blijdschap dat een mensch ter wereld is geboren, Joh. 16:21. Zij zal onderworpen wezen, maar het zal wezen aan haar eigen man, die haar liefheeft, niet aan een vreemde, of een vijand. Het vonnis was geen vloek, om haar ten verderve te brengen, maar eene kastijding, om haar tot bekeering te brengen. Het was goed, dat er geene vijandschap gezet was tussen den man en de vrouw, zoals tussen den slang en de vrouw".

Hoe treffend merkt Matthew Henry hieropdateen heersende vrouw ten eerste een Goddelijk Wet overtreedt en ten tweede een vonnis Gods wederstaat.

Boston merkt naar aanleiding van Genesis 3:16 op: "God heeft om des mensen onderworpenheid aan Hem te beproeven, hen onderandere mensen geplaatst om te zien welke eerbied zij aan Zijn heerschappij uit de tweede hand zullen betonen, zoals de knecht onder de meester, de kinderen onder de ouders en de vrouw onder de man".De macht van de man over de vrouw is dus te duidelijk bevolen dan dat dit enige moeilijkheden zou kunnen opleveren. En dat gold niet alleen voor Adam. Want wat God beveelt in dit verband is niet tijdelijk geldig, dat blijft van kracht, zodat het ook voor Adams nakomelingen, dus ook heden ten dage voor ons nog geldt. Dit is dus de door God Zelf ingestelde verhouding en hoe daar ook tegenop wordt gekomen, die verhouding blijft zo tot aan de voleinding der wereld, omdat het een Goddelijke instelling is en die is niet aan verandering onderhevig.

Daarin kunnen de geschiedenis en allerlei menselijke leef- of regeringswijzen geen verandering brengen. Al veranderen alle mensen van gedachte, wat uit Gods mond en lippen ging blijft vast en onverbroken.

Dit bedoelt ook Paulus in 1 Tim. 2:11-13: "Een vrouw late zich leren in stilheid, in alle onderdanigheid. Doch ik laat de vrouw niet toe, dat zij lere, noch over de man heerse, maar wil, dat zij in stilheid zij. Want Adam is eerst gemaakt daarna Eva".

De Kanttekeningen in de Statenbijbel vermelden: "Anderzins mogen ook de vrouwen hare kihderen te huis onderwijzen, gelijk de moeder van Salomo deed, Spreuken 31 vers 1, ja zelfs ook wei anderen wanneer de nood of stichting zulks vordert: Sam. 1, hfst. 25:24 en Hand. 18 vs 26". In Spreuken 31 vers 1 staat: "De woorden van den koning Lemuël; de last, waarmede zijn moeder hem onderwees".' Lees dit hoofdstuk eens goed na!

In dit verband willen wij U ook verwijzen naar een veel aangehaalde tekst, namelijk Genesis 18:9: "Toen zeiden zij tot hem (God verschijnt aan Abraha m): Waar is Sara uw huisvrouw? En hij zeide: Ziet in de tent".

Matthew Henry vermeldt hier: "Waar anders zou zij wezen? Daar is zij op hare plaats, zoals het hare

gewoonte is, en zij is binnen het bereik onzer stem. De dochteren van Sara moeten van haar leeren kuisch te zijn en het huis te bewaren, Titus 2:5. Met rondlopen wordt niet verkregen. Diegenen zullen het waarschijnlijkst troost verkrijgen van God en Zijne beloften die in hun plaats zijn, zich op den weg huns plichts bevinden (Lukas 2:8)".

De onderworpenheid van Sara blijkt ook uit het 12e vers van hoofdstuk 18. Maithew Henry merkt naar aanleiding hiervan op: "Sara noemt Abra ham haar heer; het was het eenige goede woord, dat zij toen sprak, en de Heilige Geest neemt er nota van tot hare eer, en beveelt het aan alle Christelijke huisvrouwen ter navolging aan, 1 Petr. 3:6; ten teeken van achting en onderworpenheid".

Tenslotte willen wij U nog onder de aandacht brengen 1 Cor. 14, de verzen 34 en 35: "Dat Uwe vrouwen in de (12) gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten (13) te spreken, maar bevolen (14) onderworpen te zijn, gelijk ook (15) de wet zegt. En zoo zij iets willen (16) leren, laat het haar te huis (17) haare eigenen mannen vragen: want het staat (18) lelijk voorde vrouw dat zij in de gemeente spreken".

De Kanttekenaren vermelden: "(12) Dat is, openlijk niet spreken tot de gemeente, al zijn zij ook met goede kennis begaafd. Zie 1 Cor. 11, vers 5. (13) Namelijk, openlijk in de gemeente iets te leren of voor te stellen, zie 1 Tim. 2:12. (14) Namelijk, de mannan, om van hen onderewijzing te ontvangen. Want die een ander in openbare vergaderingen onderwijst, heeft daardoor enig gezag over of boven degenen die onderwezen wordt. (15) Namelijk, Gen. 3:16; Efeze 5:22; Col. 3:18; Titus 2:5; 1 Petrus 3:1. (16) Dat is, van enige leerstukken uitvoeriger onderwezen worden. (17) Namelijk, zoo die bekwaam om haar te onderwijzen; zijn anderszins zoo mogen zij ook wel in het bijzonder de leraars der gemeente of enige andere eerlijke en beschaafde mannen ondervragen. (18) Dat is, onbetamelijk, kwalijk passende, omdat hiermede de orde omgekeerd wordt, die God gesteld heeft tussen man en vrouw, en dat zulks ook strijdt tegen de eerbare schaamte, die bij de vrouwen behoort te zijn".

In het vorenstaande hebben wij uitvoerig de aard en positie van de vrouw op gronden aan Gods onfeilbaar Woord ontleend voorgesteld. Bovendien hebben wij de Kanttekenaren laten "spreken" en voorts ruime aandacht besteed aan de Bijbelverklaring van Matthew Henry.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1979

In het spoor | 8 Pagina's

EIS VAN BEGINSEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1979

In het spoor | 8 Pagina's