Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WIJ, CALVINISTEN...

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WIJ, CALVINISTEN...

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

OPENINGSWOORD TER DEPUTATEN-VERGADERING VAN 22 APRIL 1909

Dr. A. KUYPER

Maar er is nog meer; daaroverstraks.

De verkiezingen

Op 24 april 1918 telt de partij 8 kiesverenigingen. De kerkelijke gezindte van de oprichters is: Gereformeerde Gemeente. Echter, reeds spoedig krijgt de partij een interkerkelijk karakter. Ds. Van deVegt (Chr. Ger.) zit reeds in augustus 1918 in het Hoofdbestuur, terwijl ds. Zandt (Herv.) in 1922 tot de SGP toetreedt en in 1923 in het hoofdbestuur komt.

In de Tweede Kamer

Het oprichten van de SGP houdt ook in, dat bij verkiezingen een kandidatenlijst wordt ingediend. Dat is geen gemakkelijke opgave. Er worden wel personen aangezocht, maar zij bedanken allemaal. Als men dan ook in de derde vergadering na de oprichting (op 13 mei 1918) te Rotterdam bijeenkomt, heeft men nog geen kandidatenlijst terwijl de verkiezingen voor de Tweede Kamer vlak voor de deur staan. Zó moeilijk is de situatie in die vergadering, dat ds. Kersten - die op 7 mei 1918 tot voorzitter is gekozen - voorstelt géén kandidatenlijst in te dienen. De vergadering kan zich daarmee echter niet verenigen en besluit naar nieuwe kandidaten uit te zien. Met veel moeite worden tenslotte enkele personen bereid gevonden om een plaats op de kandidatenlijst in te nemen. Een zetel wordt echter niet behaald.

Bij de volgende kamerverkiezingen, in 1922 is het opnieuw moeilijk geschikte kandidaten te vinden. Tenslotte dringt men er bij ds. Kersten op aan zich beschikbaar te stellen. Na een ruime bedenktijd meent ds. Kersten, ziende het belang van land en volk, niet te mogen bedanken.

Ruim 26.700 stemmen worden op de SGP uitgebracht. Een verblijdend resultaat, want ds. Kersten doet hiermee zijn intrede in de Kamer. Dit heeft er in belangrijke mate toe bijgedragen, dat de SGP meerdere bekendheid krijgt in het land. Zowel door het kloeke, principiële geluid, dat ds. Kersten laat horen, alsook door de felle bestrijding, welke haar en in het bijzonder ds. Kersten in allerlei bladen ten deel valt.

Die bestrijding wordt nog feller, op het moment dat de Kamerverkiezingen van 1925 in aantocht zijn. Met name van ARP-zijde. Deze lieden deinzen er niet voor terug op revolutionaire wijze de vergaderingen van de SGP te verstoren, zó zelfs, dat de hulp van de politie moet worden ingeroepen en dé onruststokers met de gummylat uit de zalen moeten worden verwijderd. Uitdietijd stamt ook de aanduiding B.Z.K., voor ds. Barth, ds. Zandt en ds. Kersten, door anderen schimpend Beste Zware Krultabak genoemd. De tegenstand schaadt echter niet.

Op 1 juli 1925 krijgt de SGP 62.472 stemmen en doet, naast ds. Kersten, ook ds. Zandt zijn intrede in de Tweede Kamer. Vier jaar later in 1929 wordt een derde toegevoegd: ir. Van Dis.

De kiesverenigingen breiden zich uit tot over de 200. En de algemene vergaderingen jaarlijks gehouden, hebben spoedig zoveel belangstellenden, dat weldra niet alleen de zaal van de Protestanten-bond, maar ook die van hetgebouw van Kunsten en Wetenschappen te klein wordt. Zelfs de grote zaal van Tivoli is meerdere malen tot de uiterste hoeken gevuld. Een bewijs, dat de door de SGP beleden

beginselen velen in den lande lief zijn en dat duizenden haar veel gesmaalde en onrecht bejegende leiders getrouw zijn en blijven.

Het voert te ver nog uitgebreider op de historie van de SGP in te gaan. In een afzonderlijke rubriek besteden wij daar aandacht aan. Daarom wil ik nu de SGP-historie afronden. Dat doe ik met een vraag:

Waarin wijkt het SGP-program in de twintiger jaren af van dat van de ARP? Een belangrijke vraag, ook voor 1981, wanneer gesproken wordt binnen onze partij over horizontaal verbreden (lijstverbinding) en/of vertikaal verdiepen (lijstineenschuiving) van SGP/GPV/RPF. Daarom des te noodzakelijker de geschillen met AR van toen een keer te noemen. Deze verschillen tussen ARP en SGP zijn als volgt aan te geven:

1. De geestesrichting in de achterban (Kuyperiaanse invloeden tegenover de beginselen van de Nadere Reformatie); 2. In het verlengde hiervan het triomfantalisme (het positivistische mensbeeld van de ARP); 3. De uitleg van artikel 36 N.G.B. (verkort en onverkort) - vrijheid van godsdienst, vrijheid van consciëntie 4. Wat verschillen oplevert ten aanzien van: de zondagsrust en - heiliging vaccinatie verzekering cultuur, recreatie en sport vrouwenkiesrecht, enz.

Misschien is het u reeds opgevallen, het zijn stuk voor stuk punten, die terug te vinden zijn in de verschillen van de SGP met het GPVen RPF. De ARP van toen, waarvan de oprichters van de SGP zeiden: "de kloof is te groot dat zij ooit overbrugd zou kunnen worden", is het GPV en de RPF van nu.

Laten we daarom beide partijen nog in het kort beschouwen.

GPV

Op 1 april 1948 wordt het GPV opgericht. Aan de oprichting gaat een driedaags kongres van gereformeerden in Amersfoort vooraf, waar met name de principiële bezwaren tegen het ARprogram en de houding van de AR-partijleiding ter diskussie staan.

Dit kongres leidt tot het aannemen van de zogenaamde Amersfoortse stellingen, waarin onder meer wordt uitgesproken dat een aantal beginselen van het AR-program zich wezenlijk verwijderen van de Heilige Schrift en de gereformeerde belijdenis.

Het kongres konstateert tevens dat de Bijbel, als Gods Woord, in de politieke praktijk van de AR steeds meer plaats heeft moeten maken vooreen program en beginselen die louter als een soort politieke geloofsbelijdenis zijn gaan fungeren.

Om tegen deze afwijking en afglijding van Gods Woord een dam op te werpen, stapt het GPV uit de ARP en neemt in zijn reglement op, dat de Heilige Schrift en gereformeerde belijdenis de enige

grondslag en regel van het Verbond, ook voor het staatkundige leven vormen.

Wat we niet in de GPV-geschriften en informatiebladen en - brochures van deze partij zullen aantreffen, noch kunnen vinden, is de andere, de werkelijke, de achterliggende reden van oprichting van de nieuwe partij. Want wat is er enkele jaren geleden gebeurd?

In 1944 zijn de Gereformeerde Kerken in tweeën gescheurd. De ene groep heet voortaan Gereformeerde Kerk (synodaal) en de andere de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt (die art. 31 van de kerkorde onderhouden). Deze laatste verklaren in 1944 - na een konflikt over de doop en het genadeverbond- zich vrij te maken van de verbastering van de leer en het misbruik van de tucht in de Gereformeerde Kerke" Welnu, dit kerkelijk konflikt ligt mede ten grondslag aan de oprichting van het GPV in 1948. Men wenst niet één te blijven met degenen diehen minof meeruit de kerk hebben geworpen.

Het GPV wijst in zijn grondslag ook duidelijk naar het kerkverband. Zó sterk is het kerkhistorisch drijven in vrijgemaakte kring, dat zelfs in 1973 twee kiesverenigingen worden geroyeerd, omdat in die kiesverenigingen de niet-vrijgemaakten in de meerderheid zijn.

De eerste GPV-er, de heer P.Jongeling, doet in 1963 zijn intrede in de Tweede Kamer. Hij krijgt zó'n bekendheid, dat een tweede GPV-er, de heer Verbrugh, de gelederen komt versterken. Dat is in 1971, het hoogtepunt van het GPV, want in 1977 behaalt deze partij nog maar slechts één zetel. Evenzo in 1981: de heer Schutte.

Het partij-orgaan van het GPV heet "Ons Poiiteuma".

Het GPV kenmerkt zich door de strijdbaarheid, zelfgenoegzaamheid of zelfs triomfantelijkheid van zijn vertegenwoordigers. Dat opgewekte zelfvertrouwen, dat zelfbewustzijn markeert het GPV.

NEV

Naast het GPV is het NEV, het Nationaal Evangelisch Verbond, ontstaan. Dit onstaan van het NEV moet worden gezien tegen de achtergrond van het kerkelijk karakter van het GPV.

Velen, die niet meer "meekonden" met de politiek van de ARP en de CHU, maar geen lid willen noch kunnen worden van het vrijgemaakte GPV, worden en blijven "dakloos".

Aansluiting bij de SGP wordt niet begeerd. Daar voelt men zich niet thuis. Het stempel van de Nadere Reformatie drukt daar te zwaar.

Zo staan deze (voor het grootste deel) gereformeerden dus in een niemandsland. De ARP en CHU verzaken het beginsel, de SGP vraagt teveel aandacht voor het beginsel, en het GPV is teveel gebonden aan het kerkelijk beginsel. Bij de laatste partij voelt men zich wel het meeste thuis.

Vooralsnog besluiten de "daklozen" een eigen samenwerkingsverband te kiezen en dat wordt dan in 1966 het Nationaal Evangelisch Verbond De band met het GPV zal weldra blijken, want het NEV woordt de steunpilaar van het GPV. Zowel de richtlijnen programma's van het GPV en het NEV, alsmede het voorgestane en gevoerde politieke beleid van beide Verbonden, stemmen volledig met elkaar overeen en zo dient het NEV zich aan ais een reformatorisch-christelijke politieke organisatie, die met het GPV een bondgenootschap heeft gesloten, ten einde gezamenlijk een nationaal christelijke politiek te voeren". De vriendschapsband tussen het GPV en het NEV komt niet verder dan een verloving. De kerkistische opstelling van het GPV werkt meer ontbindend dan bindend.

In 1972 komt het dan ook tot een breuk tussen het GPV en het NEV. De aanhangwagen-rol wordt door het NEV verlaten. Op den duur blijkt men er met meer voor geporteerd om koste wat het kost het GPV te blijven steunen zonder dat men als gelijkwaardige bondgenoot wordt beschouwd.

Juist op het moment, dat het GPV een lijstineenschuiving niet verantwoord acht - mede in verband met het handhaven van de eigen identiteit - meent het NEV vrij te zijn om ook kontakten te zoeken met andere partijen en groeperingen, die het onvoorwaardelijke gezag van Gods Woord aanvaarden.

Inmiddels is (in 1971) door verontruste AR-leden en oud-leden van deze partij de "gespreksgroep van AR-gezinden" opgericht. Deze mensen zijn bezwaard over het toetreden van de AR tot het CDA, waardoor ze de identiteit van deze partij verloren zien gaan.

Daarnaast vormt zich het Reformatorische Politieke Jongeren Contact (RPJC): jongeren binnen de ARJOS, die het absolute gezag van de Bijbel willen handhaven.

RPF

Deze drie groeperingen (het NEV, de Gespreksgroep en het RPJC) hebben kontakt met elkaar gezocht en na voorbereidende besprekingen vinden deze op 15 maart 1975 elkaar in een federatief verband" de Reformatorische Politieke Federatie. Deze partij streeft een samenbundeling van reformatorische politieke krachten na. In 1977 heeft de RPF meegedaan bij de Tweede Kamerverkiezingen. Dooreen tekort van rond de 2000 stemmen krijgt men geen zetel. In 1981 heeft de RPF meer succes. Met twee zetels komt deze partij in de Tweede Kamer.

De populaire wijze van optreden en de amusante glimlach van Meindert Leerling blijken toch in de "reformatorische" smaak te zijn gevallen. Er schijnt behoefte te bestaan aan een nieuw reformatorisch geluid. Dan is men bij de RPFaan het goede adres. "De RPF wil hervormend en vernieuwend werken Daarmede is de RPF een dynamische en inspirerende partij", aldus de fraktievoorzitter in de Kamer, de E.O.man Leerling in een interview in "Koers" van 1 mei

De verschillen

In hetzelfde interview wordt Meindert Leerling gevraagd een onderscheid aan te geven tussen de RPF en de SGP. Die verschillen zijn er en hij antwoordt daarop het volgende:

"Ik denk aan de rol van de overheid, de positie van de vrouw in de samenleving en een aantal traditionele opvattingen inzake inenting, bezit van radio en televisie, volksverzekering enz.

Er zijn delen in het land waar deze dingen grote problemen geven. Als we geforceerd tot een eenheid zouden komen, zou er tegelijkertijd toch weer een scheuring ontstaan. Dan worden er brokken gemaakt, die alleen-maar het paard achter de wagen spannen. Je moet rekening houden met de realiteit in de praktijk en daarom vind ik dat we blij moeten zijn met lijstverbinding. Hopelijk komt er in de toekomst nog meer uit."

Tot zover Meindert Leerling. GPV en RPF zeggen dat de overheid op het punt van de openbare uitoefening van godsdiensten strikte neutraliteit in acht moet nemen.

De SGP bepaalt echter, dat de overheid (godsdienstige) samenkomsten, waarin de eer van God en Zijn Naam worden aangerand, moet verbieden. Aan de bouw van een moskee zal de SGP niet meewerken, maar GPV / RPF wel. Nog een voorbeeld wil ik u noemen, gelezen in het hoofdstuk "onderwijs" in de verkiezingsprograms. Zowel GPV en RPF voeren een warm pleidooi voorde vrijheid van onderwijs, leder z'n meug. De SGP zegt: Ook in het onderwijsbeleid moet de overheid Gods dienares zijn tot heil van het gehele volk. De overheid heeft dan ook zorg te dragen voor Bijbels onderwijs, dat wil zeggen een openbare school met de Bijbel.

Het verschil in de redaktie (en daardoor de uitleg) van artikel 36 N.G.B. is reeds genoemd. De SGP handhaaft artikel 36 N.G.B. onverkort. Het is de taak van de overheid alles wat God onteert, tegen te gaan. De overheid moet het dienares-Gods-zijn op alle levensterreinen tot uitdrukking brengen.

Andere verschillen zijn al eens eerder in "In het Spoor" genoemd, i e denken vals aan de houding van de RPF en het GPV ten aanzien van: de vaccinatie verzekeren de vrouw in de politiek het gebruik van radio en televisie de recreatie, sport en cultuur het gebruik van de Nieuwe Vertaling, enz.

Grondslag van de theologische achtergrond van de SGP is de "Nadere reformatie": de noodzaak van waarachtige bekering. Van dood, levend gemaakt worden. Lijnrecht daartegenover staat de sterk * voorwerpelijke prediking, gebaseerd op optimistische doop- en verbondsconstructies in de kring van GPV en RPF.

Niet wat bindt, maar wat scheidt

We zouden dezelfde kardinale fout maken als het CDA wanneer we uit oogpunt van machtspolitiek (eendracht maakt macht) eerdergenoemde principiële verschillen zouden verdoezelen. De oprichters van de SGP deden dat niet. Dezelfde bezwaren vormden voor hen een onoverbrugbare kloof om met de ARP "in zee te gaan".

Wij dienen ons dan ook te wapenen tegen de gevaren die hier dreigen. Het streven-van de SGP is niet zozeer gericht op een meerderheid van kiezers, doch op de handhaving en doorwerking van de beginselen. De Heere moge onze partij nog gedenken.

De ware eenheid wordt in Hem gevonden. Dan alleen kan er ook- een liefde en nauwgezetheid tot de beginselen zijn. Dan wordt de onderlinge verbondenheid bewaard. Dan vallen kerkmuren weg, maar dan komt God centraal te staan, tot Zijn eer.

-M.B.-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1981

In het spoor | 16 Pagina's

WIJ, CALVINISTEN...

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 augustus 1981

In het spoor | 16 Pagina's