Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE PLAATS VAN DE VROUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PLAATS VAN DE VROUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onderstaand geven we puntsgewijze, voor het overzicht, in het kort weer wat ons standpunt is ten aanzien van de staatkundige positie van de vrouw, ofwel de openbare rol van de vrouw in het politieke en staatkundige leven. Het zal duidelijk zijn dat alle punten nadere onderbouwing en verklaring behoeven. We verwijzen daarbij naar de door de Stichting uitgegeven brochure "De Schrift Gebonden Plaats van de vrouw" (uitgegeven eind 1982) en de begin dit jaar verschenen brochure "De Staatkundig Gereformeerde Plaats van de vrouw". In beide brochures vindt u tevens een antwoord op de binnen de S.G.P. bestaande discussie naar aanleiding van artikel 11 en 12 van haar beginsel-program. De volgende stellingen zijn als volgt samen te vatten:

I De Schrift II De democratie III De emancipatiebeweging IV Het staatkundig gereformeerde standpunt V De praktijk VI De noodzakelijkheid VII De toepassing en konklusie

I De Schrift

a. Naar uitwijzen van Gods Woord is de plaats van man en vrouw gelijkwaardig en tegelijkertijd verschillend, maar in geen geval ten opzichte van elkaar minderwaardig.

b. In de zondeval is de vrouw op eigen initiatief haar man gaan vertegenwoordigen tegenover de machten der duisternis. Haar straf is tegengesteld aan haar zonde.

c. Gods Woord leert duidelijk de onderworpenheid van de vrouw, zodat zij geen ambt bekleedt in staat en kerk, terwijl deze onderworpenheid beantwoord wordt door een liefdevol regeren van de zijde van de man, naar zijn roeping.

II De democratie

a. Onze democratie is vrucht van de Franse Revolutie, die alle gezag en ambt van Boven verwierp en de volkssoevereiniteit aanprees als enige wettige vorm van regeren. Daarbij is het kiezen en gekozen worden een wezenlijke zaak en dit kan dan ook alleen maar gezien worden als een duidelijk politiek handelen; stemmen kan dan ook niet gezien worden als een referendum, hearing of acte van getuigen.

b. Het aktieve en passieve kiesrecht van elkaar te scheiden is onjuist, gaat tegen de feiten in en is niet in overeenstemming met de wijsgerige achtergrond van het stemrecht.

c. De Franse Revolutie en haar leerstellingen zijn in strijd met Gods Woord, evenals de gevolgen en de uitvloeisels van deze revolutie, die op haar grondstellingen gestoeld zijn.

III De emancipatiebeweging

a. Het hedendaagse emancipatie-streven, gekoppeld aan het feminisme, heeft als streven de onder invloed van het christendom ontstane en gegroeide structuren van maatschappij en samenleving te veranderen.

b. Het feminisme is een levensbeschouwelijke stroming, die haaks staat op de Bijbel en volledig ligt in de lijn van de Franse Revolutie en de ideologie van het communisme.

c. Het feminisme ziet verkrijgen van kiesrecht, zowel actief als passief kiesrecht, als eerste stappen op weg naar een maatschappij die anti-christelijk is, waarin de plaats van man en vrouw volledig omkeerbaar is en de rechten, plichten en mogelijkheden van de man ook op alle vlakken voor de vrouw gelden, zodat gelijkheid wordt gedefinieerd als minderwaardigheid en discriminatie.

IV Het staatkundig gereformeerde standpunt

a. Het staatkundig gereformeerde standpunt is, op grond van de Heilige Schrift, dat de vrouw haar plaats heeft in huwelijk en gezin en niet deelneemt aan het politieke leven en aan de regering des lands.

b. Het gereformeerde standpunt is voorts dat het organisch kiesrecht, waarin de man als hoofd van huwelijk en gezin optreedt, in het staatkundig leven zou moeten worden ingevoerd.

c. De vrouw heeft dus naar buiten toe geen roeping in het openbare politieke leven, waaronder ook beide vormen van kiesrecht vallen.

V De praktijk

a. Beginsel is datgene wat naar en vanuit de Schrift geldt als norm voor leer en leven en waaraan niet getornd kan en mag worden door

- de geest des tijds - de zedelijke draagkracht van een volk/partij - het stemgedrag van een vrouw of vrouwen in de praktijk - het verwerven van meer invloed - het beginsel van het doel dat de middelen heiligt - verwatering van de beginselvastheid van de meerderheid - het streven en dreigen van emancipatie, feminisme en het betiteld worden als discriminerend bezig zijn - het verwerven van meerdere zetels - nood, die in bepaalde situaties kan ontstaan.

b. Stemrecht is een politieke en staatkundige aangelegenheid en hoort dus terecht thuis in een beginselprogram van een politieke partij, waarbij dit beginsel dan ook in woord en daad verenigd en gehandhaafd behoort te worden door de leden van een desbetreffende partij.

c. Het beginsel dient getoetst te zijn en altijd weer getoetst te worden aan Gods Woord als enige norm, terwijl de historische wording en opname van een beginsel in een program leerzaam kan zijn en ook tot voorzichtigheid maant om een als beginsel bekend staand artikel te gaan wijzigen na verloop van jaren, hetwelk tevens inhoudt dat men in het verleden de onderhavige zaak verkeerd heeft gezien.

VI De noodzakelijkheid

a. Een eerste vereiste is dat een politieke partij in eigen gelederen zich houdt aan hetgeen in het beginselprogram staat.

b. Omdat tevens de praktijk laat zien dat er geen stemdwang is, is het niet nodig om alle, door de staat toegekende rechten ook te benutten, zodat het zeer wel mogelijk is om zelfs binnen het huidige kiesstelsel het organisch kiesrecht in eigen gelederen te laten functioneren.

c. Van daaruit zal de taak zijn om te trachten het beginsel, hetwelk men voorstaat, in de weg der middelen tot gelding te doen komen binnen het geheel van de landspolitiek.

VII De toepassing en conclusie

a. Ziende wat gesteld is onder I en IV tegenover de zaken genoemd in II en III is er alle reden om niet over te gaan tot hetgeen in V-a gesteld wordt, maar vast te houden aan V-b en VI en dan ook, volgens V-c, hetgeen eis van beginsel is te handhaven en te handelen in de lijn van de vaderen. b. Het onder VII-a genoemde kan ook worden verwoord op de volgende manier: Het vrouwenkiesrecht strijdt met de roeping van de vrouw. Gezien het feit dat het gezin, volgens Gods Woord als kerncel gezien moet worden, is het organisch kiesrecht in overeenstemming met Gods Woord; de man vertegenwoordigt hierbij het gezin; deze vorm van kiesrecht is niet een zelf regeren, maar een medewerking verlenen aan hen die tot regeren geroepen worden. Dit staat haaks op de beginselen van de mondige mens en van de volkssoevereiniteit, welke beginselen ten grondslag liggen aan onze huidige democratie.

c. In deze lijn politiek bedrijven betekent in de weg van Gods Woord bezig zijn en zijn roeping trachten te vervullen, terwijl men uitgaat van het onveranderlijke beginsel dat Gods Woord ook het enige richtsnoer is voor politiek en staatkundig handelen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1985

In het spoor | 16 Pagina's

DE PLAATS VAN DE VROUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1985

In het spoor | 16 Pagina's