Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Want uw hemelse Vader weet, dat gij al deze dingen behoeft." Matthéüs 6 : 32b.

Welk een hoog voorrecht hebben Gods kinderen. Zij hebben een Vader. Zij hebben een hémelse Vader. Zij hebben dus een almachtige en liefdevolle Verzorger. Hun bestaan is zó in Zijn hand, dat het veilig is. Ze kunnen zich geheel en al op Hem verlaten. Hij schiet nooit tekort, Hij faalt niet, Hij vergeet niets, Hij is nooit onwillig of onmachtig hen te helpen. Hij zorgt zeer trouw en liefderijk en goed voor hen. Ze worden rondom van al het nodige voorzien. Geheel en al is hun bestaan verzekerd. Hun huis en haard, hun inkomen en goed, hun lichaam en ziel, het is alles verzekerd bij de hemelse Bank. God is de Kassier van Zijn kind. Hij keert iedere keer het geld uit, zonder rente te vorderen, zonder terugbetaling te eisen. Hij geeft alleen maar. Nooit hoeft deze Vader iets terug te ontvangen, dan alleen de eer die Hem toekomt.

Lezer, het grote en hete hangijzer van de verzekering te behandelen in deze meditatie is niet zo gemakkelijk, omdat wij in onze kringen zo vaak een totaal verkeerd geloof hebben betreffende de voorzienigheid Gods. Wij zeggen nog wel, dat we geloven in Gods voorzienig bestel, maar in de praktijk van ons leven is dat niet te merken. Want we vertrouwen Hem niet. Of we zeggen, dat we op God vertrouwen, terwijl we Hem niet echt kennen. Het enige oprechte voorzienigheidsgeloof is dit: God is mijn Vader en Hij zorgt voor al mijn nooddruft. Alle voorzienigheidsgeloof buiten deze Vader-kind verhouding om is een misrekening en mistekening. En alle praatgodsdienst over verzekerd zijn of niet, is ijdele praat, wanneer het niet in deze vertrouwensrelatie is ingebed. Wanneer we dus vanuit de tekst ons bezinnen op de vraag: Hoe staat een Christen tegenover verzekering, dan moeten we éérst de vraag aan onszelf stellen: Hoe staan wij tegenover God. Want het is niet zo, dat verzekerdzijn zich niet verdraagt met een voorzienigheidsgeloof, dat zonder het ware vertrouwen in God nog steeds alleen maar karikatuur is!

In onze kringen dient dan ook niet zozeer de vraag aan de orde te komen: Mag je je verzekeren, maar: behoef je je te verzekeren. Wanneer we namelijk wettisch over deze aangelegenheid spreken, zijn we bezig links en rechts flinke draaien om de oren te geven, terwijl we vergeten, dat de Schrift het voorzienigheidsgeloof in heel speciale kaders plaatst. Namelijk in het kader van het vertrouwen. En vertrouwen in een persoon hebben, die je niet kent, lijkt mij onwaarschijnlijk, onmogelijk zelfs. Vertrouwen hebben in veronderstelt kennis hebben aan. Iemand vertrouwen veronderstelt tevens een relatie van toegenegenheid, omdat we onszelf eigenlijk niet geheel en al toevertrouwen aan een persoon, die we niet mogen. Wanneer er een verhouding is van afkeer, zal slechts de nood in staat zijn, om vertrouwen te wekken. Maar vertrouwen, dat door de nood gewerkt wordt, is een wangedrocht; het is eigenlijk geen vertrouwen. Bij vertrouwen moeten we namelijk niet denken aan wat iemand doet, die zich noodgedwongen overgeeft aan de arts. Maar we moeten denken aan het meisje, dat zich overgeeft aan die jongen, die haar man wordt. Dat is een overgave in liefde, zpnder wapengeweld of dwang door noodzaak! Welnu, dat vertrouwen bedoelt Christus in onze tekst. Hij zegt niet: Uw Schepper en Onderhouder weet, dat gij al deze dingen behoeft, maar Hij zegt: Uw hemelse Vader weet, dat... Dus er wordt een verhouding van liefdesvertrouwen verondersteld. En op dat punt hebben we ons eerst te onderzoeken, voordat we elkaar plaatsen voor de vraag: Bent u tegen verzekering of niet. Dan moeten we eerst onszelf voor de vraag stellen: Weet ik zeker, dat ik verzekerd bén! Bij Gód! Want verzekering afwijzen kan alleen, wanneer we verzekerd zijn, nu al, allrisk, bij de hemelse Kassier, zoals Huntington dat schreef in zijn wonderschone boekje. Trouwens, het boekje is gemakkelijker te lezen, dan te beleven...

Maar wanneer we onszelf eerst eens op de vraag onderzoeken: Wie is God voor mij? , dan kunnen we vandaaruit pas oprecht de vraag onderzoeken: Wat betekent dat in mijn leven. Weet u, dan zijn we niet meer veroordelend bezig, maar dan zijn we liefdevol bezig. Dan kunnen we nergens meer boven staan, maar komen we waarlijk onder de ander terecht. De Heere Jezus wil ons niet een houding leren: Ik ben tegen... en ik ben tegen... en ik ben tegen dit of dat. Maar Hij leert Zijn discipelen: Je hóeft je niet zo bezorgd te maken voor al die aardse en onbelangrijke dingen, waar de heidenen in Israël en Christenland zich zo heel druk mee maken. U hebt immers een trouwe en goede Vader, Die alles verzorgt? Waarom ben je zo bezorgd, moedertje, dat u uw kinderen morgen niet te eten kunt geven? O lezer, in gedurige dreiging van hongersnood te leven met je vrouw en kinderen en dan onbezorgd te zijn, zonder zorgeloos te wezen. Dan, terwijl je werkelijk niet weet, hoe je je kinderen morgenochtend te eten moet geven, dan te zeggen: Ik ben Boven

verzekerd ! Dat is nog weer heel wat anders, dan met twintig duizend gulden op de bank te zeggen: Ik ben niet verzekerd. En toch verkeerden in de dagen van Jezus' omwandeling op aarde de meesten in die positie, dat zij werkelijk leefden op de rand van het bestaansminimum. En dan niet een bestaansminimum, zoals we dat tegenwoordig invullen, maar zó, datje gedurig het hongerzwaard gevoelde. En dan, terwijl die schrijnende armoede en schreeuwende kinderen uw aandacht gedurig richten op brood en verdiensten, dan te weten: Ik hoef helemaal niet bezorgd te zijn, want mijn Kassier betaalt mij op tijd uit! O geliefden, om jaloers op te worden, zegt u. En dat vertrouwen is werkelijk om jaloers op te worden. Maar dan moet ge de armoede en nood er wel bij willen nemen. Niet buiten de nood om, hoor! Wie Huntington alleen maar napraat, heeft van die Kassier evenveel als van dat vertrouwen: Een ledig idee, een vlaag ijdele wind: Niets!

O, wie nu deze Vader mag kennen, om Jezus' wil, die is verzekerd. En daarom hoeft hij zich niet meer te laten verzekeren. Daarom alleen. Zo ben je waarlijk veilig. Want als God met u is, wat of wie zal dan nog tegen u zijn? Al is alles van uw levensweg u tegen, het zal niet hinderen. De Heere Jezus Christus zegt het zo bemoedigend: Uw hemelse Vader weet dat gij al deze dingen behoeft. Voor God zijn het geen onbelangrijke zaken. Uw nooddruft wordt door Hem trouw verzorgd, zo belijdt de oprecht gelovige in antw. 26 van de Catechismus. O, wat een gelukkig volk, dat ook in het politieke en maatschappelijke leven waarlijk verzekerd is, dat er niets mis kan gaan in hun leven, omdat de Heere zorgt. Dan kan in alle besef van de menselijke verantwoordelijkheid gemakkelijk worden geleefd. Dit mag echter niet een napraten zijn. Want wie de godsvrucht van Gods kinderen napraat, is met papegaaienwerk bezig en dat is duivelswerk.

U vraagt misschien, hoe u zich hebt te houden tegenover de verzekering, medisch en sociaal, wanneer u niet met geloofsvertrouwen weet hebt van de relatie Vader-kind. Dan moeten we elkaar op deze ene weg wijzen: Zoek des Heeren aangezicht met ingespannen krachten, opdat ook ü, ook nu, zou mogen weten van die totale levensverzekering in Christus, voor tijd en eeuwigheid, naar lichaam en ziel.

Zijt ge het eigendom van Christus nog niet geworden? Vermoei u dan niet langer met bijkomstigheden, maar loop de Heere en Zijn genadetroon aan als een waterstroom (dat is: zonder ophouden) om die hoge en levensnoodzakelijke werkelijkheid deelachtig te rpogen wezen. Bij Hem is genoeg te verkrijgen door het soort zoals u. Wat is er op tegen, om vanaf nu het niét na te laten Hem lastig te vallen, gelijk een van honger stervende bedelaar: De Kananese vrouw. Opdat Hij u het kinderbrood zou toereiken, al zijt ge dan een hond, geen kind Gods.

Verzekering? Uw hemelse Vader, o Sion, zal u trouw en nauwkeurig verzorgen met alles wat ge behoeft. Durft ge u op Hem te verlaten, geheel en al? Geve de Heere HEERE ons allen voor het eerst èn opnieuw dat geloofsvertrouwen, dat ge oprecht moogt zeggen: Ik behoef mij niet te verzekeren, want God Zelf heeft mij beloofd en doen weten, dat Hij mijn God en Goed is! Dus niet: Ik mag niet, maar: ik behoef niet! De Heere schenke ons een kinderrecht, ook in beoefening, op eten en dringen; bovenal op Christus en Zijn gerechtigheid. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1986

In het spoor | 20 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1986

In het spoor | 20 Pagina's