Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TOT ( ON ) GEHOORZAAMHEID GEROEPEN-2-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TOT ( ON ) GEHOORZAAMHEID GEROEPEN-2-

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelet op de geschetste ontwikkeling stellen we opnieuw de vraag: Wanneer zal het ogenblik aangebroken zijn, dat we niet alleen het recht, maar de plicht hebben de overheid die over ons gesteld is, ongehoorzaam te zijn?

Standpuntbepaling bij Luther

Luther ging bij zijn standpuntbepaling betreffende deze en dergelijke vragen uit van zijn regimentenleer. Er zijn op aarde twee regimenten te onderscheiden, een geestelijk regiment, dat betrekking heeft op de Kerk en een wereldlijk regiment, waarover God vorsten en overheden gesteld heeft ter beteugeling van de zonde en ter bestrijding van onrecht en geweld. De vorst, de wereldlijke overheid is dus een van God verordineerde macht, waaraan de onderdanen strikte gehoorzaamheid zijn verschuldigd. Tegen de achtergrond van de revolutionaire woelingen in zijn dagen, heeft Luther het gezag van de wereldlijke overheid sterk beklemtoond. Uiteindelijk heeft dat aanleiding gegeven tot de bekende Lutherse stelregel "cuius regio, illius religio", in het gebied van de vorst heerst de religie van de vorst.

Nu zou het onjuist zijn te denken dat Luther niet anders dan slaafse onderwerping aan de overheid eiste. Integendeel, Luther stelde nadrukkelijk óók dat het wereldlijk regiment geen macht had over het geestelijk regiment, waar Christus regeert als het Hoofd van Zijn Kerk. Wanneer de wereldlijke overheid in dit opzicht de grenzen overschrijdt, is de Kerk tot "Wortwiederstand" geroepen. Met Gods Woord in de hand en door beoefening van het ware geloof en het ware gebed zal gestreden moeten worden om de overheid terug te dringen tot binnen de grenzen van haar wettige roeping en taak.

In dit verband wil ik verwijzen naar de moedige en bezielende woorden van de Protestatie die in 1529 door Lutherse vorsten is uitgesproken op de Rijksdag te Spiers en waaraan wij de ons toch wel beschamende naam "protestanten" danken: "Zo verklaren en betuigen wij hierbij openlijk voor God, onze enige Schepper, Onderhouder, Verlosser en Zaligmaker, Die alleen onze harten doorgrondt en kent, en Die ons dienovereenkomstig oordelen zal; en tevens voor alle mensen en schepselen, dat wij voor ons in alle verhandelingen en besluiten, die indruisen tegen God, tegen Zijn Heilig Woord, tegen ons zieleheil en tegen ons goed geweten, niet zullen instemmen of bewilligen, maar die om gegronde redenen als nietig en niet bindend zullen beschouwen."

Naar ik meen zullen SGP'ers, met name ook als vertegenwoordigers in raden en staten of in 's lands vergaderzalen, ondanks het feit dat zij zich daar onderwerpelijk niet op kunnen laten voorstaan, ondanks de afgelegde eed van trouw aan de landswetten, in die zin protestant moeten zijn.

Standpuntbepaling bij Calvijn

Zoals het verkeerd is te stellen dat Luther niet anders dan alleen onderwerping aan de overheid eiste, zo is het evenzeer onjuist te menen dat Calvijn het recht van verzet centraal stelde. Ook Calvijn heeft, evenals Luther, de gehoorzaamheid aan de van God gegeven overheid nadrukkelijk vooropgesteld. In een predikatie over Titus 3 : 1 en 2 drukt hij zich als volgt uit: "Indien wij ons bevinden onder de heerschappij van de Turken, van tirannen, van doodsvijanden van het Evangelie, is het ons nog bevolen om hun onderdanig te zijn." Toch is het met name Calvijn geweest die voortborduurde op de ontwikkeling in het Lutherse denken en een plaats toekende aan het recht van verzet. Dat recht kende hij evenwel uitsluitend aan de lagere overheden toe, de staten of de standen die het volk vertegenwoordigden bij de vorst, of de lagere souvereine vorsten, zoals de prinsen van den bloede. De onderdanen hadden alleen het recht en de plicht tot passief verzet wanneer zij van overheidswege gedwongen werden te handelen in strijd met Gods Woord. Zij mochten evenwel niet in opstand komen, maar hadden de verdrukking en vervolging die dan volgde berustend te ondergaan of dienden uit te wijken naar een ander land.

In bijzondere gevallen kent Calvijn het recht van openlijk verzet ook toe aan particuliere personen en wel als zij daartoe met een bijzondere roeping van Godswege zijn geroepen, zoals Mozes bijvoorbeeld.

Standpuntbepaling bij de monarchomachen

In het voetspoor van Calvijn werken een aantal juristen, met name in Frankrijk de grondgedachten van Calvijn nader uit en ontwikkelen ook een verdergaande lijn. Het zijn de monarchomachen, waaronder bijvoorbeeld ook Beza gerekend wordt, de opvolger van Calvijn.

Hun grondgedachte is de verdragstheorie, waarbij zij er van uitgaan dat de door God ingestelde Overheid, de vorst geen absolute macht heeft op grond waarvan blinde willekeur en tirannie te rechtvaardigen is. Nee, de vorst is er voor het volk en niet het volk voor de vorst.

Naast de rechten van de vorst zijn er ook de rechten van het volk, die als bij verdrag zijn geregeld en die de vorst niet zo maar terzijde mag schuiven. In het geval dat dit wel gebeurt, heeft het volk het recht van verzet. De souvereiniteit van de vorst dient dus in verhouding te staan tot de rechtsgrond van het volk.

Men heeft in deze visie een voorbode van de volkssouvereiniteit gezien, maar ten onrechte. De volkssouvereiniteit komt principieel uit de geest van de Revolutie voort en dat is hier bij de monarchomachen niet het geval. In de eerste plaats omdat zowel de souvereine rechten van de vorst als de rechten van het volk onderworpen zijn aan het absolute gezag van de Souvereiniteit Gods. In de tweede plaats omdat de rechten van het volk niet vanuit het volk opkwamen, maar het volk zijn toegekend in de vertegenwoordigers van het volk bij de Overheid en bij de lagere overheden.

Staatkundig gereformeerde visie

Vandaag aan de dag is er de burgerlijke ongehoorzaamheid die opkomt uit de vermeende souvereini-

teit van de mens. Het zal duidelijk zijn dat we deze ongehoorzaamheid beslist afwijzen. Wel is er de souvereiniteit in eigen kring. Een uitgewerkte Staatkundig-gereformeerde visie ontbreekt helaas. Ds. G.H. Kersten was een groot organisator. Hij heeft echter door zijn drukke werkzaamheden nimmer tijd gevonden het staatkundig gereformeerde denken hierover uit te werken.

Duidelijk heeft hij onderkend dat er in onze samenleving verschillende lagen van overheden zijn. In een parlementaire redevoering van 10 november 1922 merkt ds. Kersten mede ten aanzien van de te grote staatsbemoeiing het volgende op: "Het was mijne stellige overtuiging (en dat is het nog) dat het maatschappelijk leven een eigen souvereiniteit heeft, door God Zelf, als Formeerder van het organisch leven der maatschappij erin gelegd. Als dat werkelijk zo is, gelijk ik geloof dat het is, dan vergrijpt zich een ieder aan Gods ordinantiën, die deze souvereiniteit aantast. In het calvinisme schuilde steeds de waarborg der burgerlijke vrijheid."

Deze souvereine kringen moeten berusten op de ordinantiën Gods. Beslist dienen we revolutionaire woelingen af te wijzen. Er zijn verschillende souvereine kringen te noemen, zoals de maatschappij, de kerk en het gezin. Als de overheid zich bijvoorbeeld mengt in het gezin, tegen Gods Woord, dan staat de vader direkt onder God en moet hij Gode meer gehoorzaam zijn dan de overheid.

Tot gehoorzaamheid geroepen

Wij zijn tot gehoorzaamheid aan God geroepen. Zullen we gehoorzaam blijven? Ook als belijden met lijden gepaard zal gaan? We zien overal een uitwendige godsdienst die niet doordringt tot in de kern van het menselijk bestaan. We vinden een levensinstelling die blijk geeft van lauwheid, matheid en zelfgenoegzaamheid. het beginsel vervaagt en wordt aangepast aan de trend van de huidige ontwikkelingen. Onze zienswijze en ervaring wordt richtinggevend voor ons handelen in plaats van het Woord van God. Het nodige is kennis en inzicht - ook voorwerpelijk - van kernzaken. We dienen met kennis van zaken op een geoorloofde wijze het beginsel vast te houden en uit te dragen. Niet berekenend, maar ziende op het gebod en blind in de toekomst. In de wetenschap dat het belijden met lijden vergezeld gaat.

Wie kan die verdrukking aan?

Mocht ons genade geschonken worden om getrouw en gehoorzaam te zijn daar waar we dat moeten zijn.

Slot van de lezing van de heer H.J. van Berkum op 22 november 1986 te Veenendaal.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

In het spoor | 24 Pagina's

TOT ( ON ) GEHOORZAAMHEID GEROEPEN-2-

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 april 1988

In het spoor | 24 Pagina's