DEMOCRATIE EN VOLKSSOUVEREINITEIT
Inleiding
Omtrent de begrippen democratie en volkssouvereiniteit bestaan een aantal vragen. Maar al te gemakkelijk wordt een beroep op Calvijn de democratische regeringsvorm geaccepteerd als zijnde niet in strijd met Gods Woord. Hetgeen mr. Groen van Prinsterer en ds. Kersten zagen als volkssouvereiniteit dreigt thans tot beginsel te worden verheven. Uiteraard is het niet mogelijk om hier alle vragen en facetten rond deze materie te beschrijven. Ik wil met name aan de orde stellen de verandering die het begrip democratie heeft ondergaan en enkele practische consequenties hiervan schetsen. Eén en ander verzoek ik u in alle rust te overdenken, mede in het licht van hetgeen mr. Bilderdijk schreef:
Wat verschijne, Wat verdwijne, 't Hangt niet aan een los geval. In 't verleden Ligt het heden; In het nu, wat worden zal. ! )
Calvijn
Calvijn onderscheidde in navolging van Aristoteles drie wijzen waarop een staat geregeerd kan worden, namelijk via een monarchie, een aristocratie en een democratie 2 ). Deze indeling in regeringsvormen neemt het aantal regeerders als uitgangspunt. In geval van een monarchie wordt het bestuur uitgeoefend door één persoon. In geval van een aristocratie ligt de bestuursmacht in handen van enkelen, die op grond van hun bekwaamheden speciaal geschikt geacht worden voor de bestuurstaak. De derde vorm van bestuur is er één van bestuur door de burgers gezamelijk. Calvijn spreekt een voorkeur uit voor de tweede hoofdvorm van regeren, namelijk die van een aristocratie, zonder de beide andere hoofdvormen principieel te verwerpen.
Democratie
Met name in de 19e eeuw is de inhoud van het begrip democratie radikaal veranderd. Deze verandering hangt nauw samen met de verandering van de opvattingen omtrent souvereiniteit. Aanvankelijk ging het om de vraag wie drager is van de souvereiniteit in een staat. Bij een monarchie was de monarch of hertog persoonlijk de drager van de souvereiniteit. Hij was souverein, slechts gebonden aan Gods wetten. Bij een democratie was het volk in zijn geheel drager van de souvereiniteit. Het volk als
zodanig oefende dan de macht uit. Uiteraard geschiedde dit uit praktische overwegingen meestal via een bestuur. Maar het volk oefende dan een direkte 3 invloed uit op dit bestuur ). Vanaf de Franse revolutie heeft men niet langer gezocht naar een drager van de souvereiniteit. Niet aan een vorst, niet aan een verzameling burgers, maar aan een staat alszodanig wordt souvereiniteit toegekend 4 ). Hiermee is ook het begrip volkssouvereiniteit veranderd. Van volkssouvereiniteit is na de Franse revolutie sprake indien het volk en zijn regeerders in een relatie van gelijkwaardigheid staan. De regeerder is is niet meer over het volk gesteld en de macht van de regeerders is niet meer afgeleid van het volk maar onzelfstandig en onderworpen aan een volledige verantwoordingplicht 5 ). Tussen mensen is er, ondanks alle maatschappelijke verscheidenheid, in de revolutieleer, geen verschil en alles moet geworteld zijn in de wil van het volk. Het begin van het derde lid van artikel 21 van de Universele verklaring van de rechten van de mens stelt het eenvoudig en duidelijk: "De wil van het volk zal grondslag zijn van het gezag van de regering...."
De staat is dus in deze optiek een vrije gemeenschap van burgers, die binnen het stelsel van de parlemetaire democratie zichzelf regeert 6 ). Aan de mens, aan het volk wordt hiermee een plaats toegekend die alleen de Heere toekomt. De betekenis van Calvijn met betrekking tot deze democratie in positieve zin kan dus slechts zeer beperkt zijn, omdat van een dergelijke democratie in Calvijns dagen geen sprake was.
Zonder last of ruggespraak
Tegen de stelling dat de volksvertegenwoordiging geen souvereiniteit zou bezitten, wordt wel aangevoerd dat de volksvertegenwoordigers dienen te beslissen "zonder last of ruggespraak", dat wil zeggen dat zij dienen te beslissen op het moment dat dit van hun gevraagd wordt. Ze kunnen hun achterban op dat moment niet mee raadplegen. Toch betekent dit niet dat volksvertegenwoordigers via deze regel enige vorm van souvereiniteit bekomen. Het verbinden van een dergelijke consequentie aan de regel "zonder last of ruggespraak" strijdt met de juridische dogmatiek, historische context en de maatschappelijke realiteit. Hoewel volksvertegenwoordigers stemmen "zonder last of ruggespraak" dienen zij in het systeem van de revolutieleer wel degelijk te handelen conform de wil van het volk. Het hiervoor reeds geciteerde artikel van de Universele verklaring van de rechten van de mens laat hieromtrent geen mogelijkheid tot twijfel bestaan. Ook laat de historische context waaruit dit artikel is ontstaan een dergelijke uitleg niet toe. Deze bepaling is in het Nederlandse staatsrecht opgenomen omdat met name in de 18e eeuw de besluitvorming van de Staten-Generaal werd gefrusteerd, doordat afgevaardigden steeds weer gingen overleggen met de staten die hun afvaardigden omdat zij meenden dat hun last niet voorzag in het nemen van een beslissing 7 ). Als laatste dient opgemerkt te worden dat de dagelijkse praktijk te zien geeft dat de overheid op elk terrein rekening houdt met de maatschappelijke opvattingen. Er kan vrijwel geen nota opgeslagen worden of er wordt in verwezen naar deze opvattingen. Dit leidt tot de conclusie dat er wel degelijk sprake is van volkssouvereiniteit zoals hiervoor beschreven. De volksvertegenwoordiging en de overheid dienen naar de huidige opvattingen te handelen conform de wil van het volk.
Mr. Groen van Prinsterer en ds. Kersten
Mr. Groen van Prinsterer en ds. Kersten hebben hun gehele leven gestreden tegen deze leer van de volkssouvereiniteit. Het is niet nodig dit nader toe te lichten. Gelukkig mag ik er wel van uit gaan dat de lezenswaardige geschriften van hen ruime bekendheid genieten in onze kringen. Tegenover de leer van de volkssouvereiniteit stelden zij dat Nederland het huis van Oranje gekregen heeft om over haar te regeren. Het is daarom verheugend dat ds. Slagboom nog recent opmerkte: "We erkennen de leiding Gods, waardoor het koningsschap aan het huis van Oranje verbonden werd" 8 ). Dit leidt naar een volgend aspekt van de leer van de volkssouvereiniteit. De vraag rijst in hoeverre een volksvertegenwoordiging beginselmatig als overheid gezien kan worden.
Groen van Prinsterer verwierp deze gedacht. Hij stelde duidelijk het volgende: ".... wij verlangen souvereiniteit van een ko-
ning door een verantwoordelijk ministerie, in gemeen overleg met de Natie werkzaam, in eiken kring van eigen regt door eerbiediging van zelfstandig aanzijn beperkt" 9 ).
Ds. Kersten drukte zich niet minder krachtig uit toen hij stelde:
"Alle hechte grondslagen van de staat worden omver gestoten door hen, die de Staten- Generaal een deel van de macht toekennen, die de overheid alleen toekomt. Beide, wetgevende en uitvoerende macht, komen toe aan de overheid, niet aan het volk. De Staten-Generaal regere niet, ook niet voor de helft; de souvereiniteit der overheid is ondeelbaar. Alle macht over de regering, die wortelt in de revolutionaire beschouwing van de macht des volks is voor mij dan ook misplaatst" 10 ).
Hieruit kan en mag ik niets anders afleiden dan dat zowel mr. Groen van Prinsterer als ds. Kersten een volksvertegenwoordiging als overheid hebben afgewezen.
Hieraan gekoppeld verwierp ds. Kersten ook het recht van initiatief voor de volksvertegenwoordiging 11 )•
Altijd heeft ds. Kersten gepleit voor medewerking van het volk bij de uitoefening van het ambt van de overheid. Echter nimmer is hij zelf op de stoel van de overheid gaan zitten door het indienen van
een wetsontwerp. En dit is ook geheel in de lijn van Calvijn. Calvijn schrijft:
"Maar, indien die, welke door den wil Gods gesteld zijn onder anderen vorm van politie en door vorsten of prinsen geregeerd worden, het voorgemelde (nl. de regeermacht; v.M.) zichzelven aantrekken, zoo dat ze daaruit bewogen en aangehitst worden, om een verandering te zoeken, zoo zal deze gedachte en dit voornemen niet alleen dwaas en ijdel, maar ook schadelijk wezen" 12 ).
Dit betekent uiteraard niet dat de koning naar willekeur mag handelen. Mr. Groen merkte reeds op dat de rechten van de overheid niet heiliger zijn dan de vrijheden van het volk 13 ). Toch dienen wij tevens het woord van Gurnall ter harte te nemen als hij zegt:
"Wij moeten bidden voor de overheid, dat zij moge regeeren in de vreeze Gods, maar als zij het niet doet, dan moeten wij toch niet in haar plaats gaan treden en haar werk doen" 14 ).
Conclusie
De parlementaire democratie als regeringsvorm voor de Nederlandse samenleving dient zowel op grond van Gods Woord als op grond van de geschiedenis afgewezen te worden. Niet de wil van de mens, maar de wil van God dient te geschieden. Gelukkig wordt binnen de SGP nog erkend dat wij het huis van Oranje, ja zelfs het constitutioneel koningsschap, van God hebben ontvangen om over ons te regeren. De koning dient wel rekening te houden met de rechten van het volk. Medewerking van het volk aan het ambt van de overheid dus: ja. Aantasting van de souvereiniteit van de kroon dus: nee. Van het doen van tegemoetkomingen aan de parlementaire democratie als regeringsvorm, is geen heil te verwachten. Laten wij blijven bij hetgeen Gods Woord ons leert.
Noten 1) Bilderdijk, W.; Verzamelde Dichtwerken 1858, deel 9, pag. 117. 2) Calvijn, J.; Institutie, 4.20.8. 3) Bos. A.M.; Democratie en Rechtsstaat, 1987, pag. 10. 4) zie noot 3, pag. 12. Wisse, G.; Vrijzinnige Staatkunde, 1904, pag. 24. 5) zie noot 3, pag. 13. 6) Olde Kalter, ChJ.G.; Gegeven de Grondwet, 1988, pag. 21. 7) Monte Verloren, J.P.H./Spruit, J.E.; Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der rechterlijke organisatie in de Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omtwenteling, 1972, pag. 203. 8) Slagboom, D.; De Banier, 1988, nr. 24, pag. 6. 9) Groen van Prinsterer, G.; Handelingen van de Tweede Kamer, 1851, 21 mei, pag. 820-5. 10) Kersten, G.H.; Vooroorlogse SGP-geschriften, deel 2, 1986, pag. 235. 11) zie omtrent deze materie het lezenswaardige artikel van W. Fieret in Zicht 1987-5, pag. 130 e.v.. 12) zie noot 2. 13) Groen van Prinsterer, G.; Nederlandse Gedachten, le serie, deel 3, pag. 50. 14) Gurnall, W.; De Christen in volle wapenrusting, z.j. deel 1, pag. 531.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1989
In het spoor | 16 Pagina's