Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ORGANISCH KIESRECHT:  EEN POGING TOT BESCHRIJVING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ORGANISCH KIESRECHT: EEN POGING TOT BESCHRIJVING

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Vanaf haar ontstaansgeschiedenis heeft de SGP steeds een organisch kiesrecht voorgestaan. Ook tijdens de behandeling van het concept-program van beginselen, heeft de partij zich duidelijk uitgesproken voor het organisch kiesrecht. Wel kwam schrijnend naar voren, dat vrijwel niemand een beeld heeft van het organische kiesrecht dat wordt voorgestaan. Uiteindelijk is dit geen wonder, immers tot op de dag van vandaag heeft de SGP om één of andere reden dit kiesrecht niet nader beschreven.

In dit artikel zal een poging gedaan worden tot beschrijving van een organisch kiesrecht. Vooraf zij nadrukkelijk gesteld dat deze beschrijving als een aanzet is bedoeld tot een verdere doordenking en bestudering van deze problematiek. Van een afgeronde uitwerking is geen sprake.

Waarom een organisch kiesrecht?

In navolging van mr. Groen van Prinsterer staat de SGP een organisch kiesrecht voor. Dit in tegenstel-

ling tot het thans bestaande atomistische kiesrecht. Het atomistische kiesrecht is een produkt van de individualistische staatsleer. In deze staatsleer wordt de staat gezien als een optelsom van een aantal eenheden, de burgers l ). Mr. Groen van Prinsterer wilde van deze revolutionaire opvatting niet weten. Hij zag het volk niet als een optelsom van een aantal eenheden maar als een organisch geheel 2 ).

Ds. Beversluis beschrijft dit organisch geheel als volgt:

"De maatschappij is een organisme, niet een mechanisme. Het is een samenstel van levende leden tot een zichzelf openbarend lichaam, waaraan elk lid een eigen werkzaamheid heeft; maar zodanig, dat de werkingen van elk lid in het bijzonder de harmonische openbaring van het leven van het gehele lichaam teweegbrengen. En deze openbaring - ware niet de zonde daartussen gekomen - zou geweest zijn tot eer en verheerlijking van God. Doch zulk gevolg kan het maatschappelijk leven niet meer voortbrengen. En evenals de Heere, na de zondeval het individuele leven niet heeft vernietigd, maar nog onderhoudt - om daarin aan de personen, öf Zijn strenge rechtvaardigheid, df Zijn onnaspeurlijke genade en barmhartigheid te bewijzen, naar Zijn vrij welbehagen - zo heeft de Heere de maatschappij niet vernietigd. Neen, Hij onderhoudt ook dat organisme, om er naar Zijn welbehagen rechtvaardigheid en genade in te openbaren, welke deugden Gods in de maatschappij alleen hier op aarde geopenbaard worden, omdat de maatschappij als organisme slechts tot de aarde behoort" 3 ).

De organische staat is dus een schepping van God opdat de mensen voor en met elkaar zullen leven tot Gods eer. De zondeval heeft, voor wat betreft het hoogst te bereiken doel van deze staat, hieraan een einde gemaakt. Wat voor de zondeval mogelijk was, is thans onmogelijk.

Maar ook is in de geschiedenis te zien dat de satan niet rusten zal om de laatste resten van deze organische staat met wortel en tak uit te roeien. Juist in deze tijd is dat duidelijk te zien. De typische kenmerken van de organische staat, als gezagsverhoudingen, rijke en arme mensen, verschillen voor wat betreft de opvattingen omtrent de taak van man en vrouw, essentiële verschillen tussen oud en jong, worden steeds meer uitgewist. Gods Woord dient echter bepalend te zijn voor het politieke leven, wil er sprake zijn van een organische staatsleer en hierin zijn duidelijke onderscheiden gegeven tussen mensen. Ook is God Zelf de Insteller van het gezag.

Hoewel er zeker vroege aanlopen zijn geweest tot afbraak van de organische staat, is de Franse Revolutie in zijn geschiedenis een zwarte bladzijde en een breekpunt. Openlijk werd gekozen voor de individualistische staat, waarmee het individualisme in sterke mate gestimuleerd werd. Het is te vrezen dat deze ontwikkeling niet meer terug te draaien is. Met het door God gegeven gezag is radikaal afgerekend. De door God gegeven verschillen tussen mensen onderling tracht men meer en meer weg te werken, tot eigen verderf en ondergang.

Vrijheid, gelijkheid en broederschap is in wezen nog steeds de leuze die aangebeden wordt door de zogenaamde beschaafde wereld.

"Vrijheid : omverwerping van het gezag. Gelijkheid : vernietiging van hetgeen in den natuurlijken loop der samenleving tot stand gekomen is. Broederschap : verdrukking, en, zoo noodig, moord aan elk die geen medewerker der ongerechtigheid zijn wil" schreef mr. Groen van Prinsterer zo terecht 4 ).

Met name ook de sociale wetgeving heeft een krachtige stoot gegeven tot verdere individualisering, tot een zo mogelijk nog verdere uitholling van de organische maatschappij. Dat de SGP thans in vele opzichten het spoor van de sociale wetten volgt is derhalve temeer betreurenswaardig 5 ).

Concrete bezwaren

Als de bezwaren tegen de individualistische staatsleer geconcretiseerd worden ten aanzien van het atomistische kiesrecht kan tot de volgende hoofdbezwaren gekomen worden:

- Niet Gods Woord maar de helft plus één beslist. Met door God gewilde verschillen tussen mensen wordt geen rekening gehouden. Beslissingen nemen op basis van dit systeem brengt de afgevaardigden tot compromissen, tot ontrouw aan hun beginselen. Duidelijk is dit te zien in het huidige politieke leven. Hoe vaak wordt er niet gekozen tussen twee slechte alternatieven. In plaats van niet te kiezen, kiest men voor het minst slechte alternatief, dus doet men een slechte keuze.

- Er wordt totaal geen rekening gehouden met de organische opbouw van de maatschappij, zoals hiervoor door ds. Beversluis omschreven. Om een beeld van dr. Kuyper te gebruiken: Een huis is niet zomaar een hoop steen en hout, maar hout en stenen in een bepaalde verbinding, overeenkomstig een bepaalde struktuur samengevoegd 6 ). Het atomistisch kiesrecht houdt geen rekening met de verbindingen tussen de stenen en het hout, het organisch kiesrecht wel. In dit verband wil ik er op wijzen dat het huismannenkiesrecht, dat nogal eens binnen de SGP gepropagandeerd wordt als zijnde hét organisch kiesrecht, ook geen rekening houdt met het cement tussen de stenen.

- De band tussen kiezers en gekozenen is verbroken. Hoewel men geacht wordt overeenkomstig de volkswil te beslissen 7 ), bestaat er geen enkele band tussen de kiezers en de gekozenen. Naar het beeld van dr. Kuyper gesproken zou dit betekenen dat het dak los op het huis ligt.

- Er wordt geen rekening gehouden met het gezin als de cel van de samenleving.

Organisch kiesrecht

Het organisch kiesrecht zal aan de hiervoor genoemde kritiek tegemoet dienen te komen. Het organisch kiesrecht zal nauw samen dienen te hangen met de organische maatschappij. Om nog eens tot het beeld van dr. Kuyper terug te keren, er zijn allerlei soorten en vormen van huizen. De structuur en het bestek zullen in het ene geval anders dienen te zijn dan in het andere. Zo zal ook het organisch kiesrecht er in het ene geval anders uitzien dan in het andere geval. Wel dient reeds van te voren ingezien te worden dat het volmaakte huis niet meer gebouwd kan worden. Dit is door de val van de mens in het paradijs door hem zelf onmogelijk gemaakt.

In zijn algemeenheid kan gesteld worden dat het organisch kiesrecht oog moet hebben voor het gezin, de kerk en de school alsmede voor de gemeenschap in de staat, politieke verenigingen, belangengroeperingen en welke verbanden er ook mogen zijn tussen mensen onderling 8 ), voorzover deze uiteraard niet in strijd zijn met Gods Woord.

Kiesgerechtigden

Alleereerst dient voor ogen gehouden te worden dat, wil er sprake zijn van het kiesgerechtigd zijn in de organische staat als schepping van God, dat de kiezers Gods Woord en de belijdenisgeschriften dienen toe te stemmen. Dit moet minimaal blijken uit ondertekening van en het uitwendig leven overeenkomstig de Bijbel en de belijdenisgeschriften.

Ook geeft Gods Woord duidelijke uitgangspunten omtrent de positie van man en vrouw in het openbare leven.

Vrouwenkiesrecht

Het vrouwenkiesrecht dient bekeken te worden in het kader van de omschrijving van de taken van man en vrouw zoals gegeven door de Bijbel.

"In Haar Waarde II" neemt als uitgangspunt of het stemrecht al dan niet een regeerdaad is 9 ).

Reeds hierom is dit uitgangspunt onjuist omdat vanuit het SGP-beginsel het stemmen nimmer gezien kan worden als een regeerdaad. Artikel 11 van het Program van Beginselen spreekt van het kiesrecht als een daad van medewerking aan de regering. Volgens dit program dient het Huis van Oranje over ons land te regeren en niet een volksvertegenwoordiging 10 ). Dit slechts terzijde.

In wezen gaat het er echter om of de vrouw al dan niet een taak heeft in het openbare politieke leven. Door dit uitgangspunt uit het oog te verliezen komt "In Haar Waarde II" tot de conclusie dat het vrouwenkiesrecht geen grondslag-kwestie is met alle halfslachtige gevolgtrekkingen van dien n ).

Bij het bestuderen van de taak van de vrouw in het openbare politieke leven dient nauwlettend acht geslagen te worden op de woorden van de apostel Paulus in zijn eerste zendbrief aan Korinthe 12 ). In deze zendbrief schrijft hij het volgende: "Doch ik wil dat gij weet dat Christus het hoofd is eens iegenlijken mans, en de man het hoofd is der vrouw, en God het hoofd van Christus."

Het moet een ieder reeds direkt opvallen dat in deze tekst geen onderscheid wordt gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden. Dit is zeker niet toevallig. Hieruit moet geconcludeerd worden dat deze tekst niet zozeer betrekking heeft op de verhouding tussen de gehuwde man en vrouw, maar op de verhouding

tussen man en vrouw in het algemeen.

Hier wordt tevens duidelijk dat voor wat het hoofdzijn van de man betreft, Gods Woord geen onderscheid maakt tussen een gehuwde of ongehuwde vrouw of weduwe. Voor wat de taak van de vrouw betreft trekt Gods Woord hier één lijn.

De vraag rijst nu wat dit hoofd-zijn van de man inhoudt. Net zo als de man zich dient te onderwerpen aan Christus, dient de vrouw zich te onderwerpen aan de man 13 ). Het is dus zeker geen kwestie van tyrannie wanneer we praten van het hoofd-zijn van de man over de vrouw. Want Christus oefent ook geen tyrannie over de man. Laten we dit duidelijk voor ogen houden! Maar de vrouw is ook niet gelijk aan de man. Hier wordt radicaal met het emancipatie-streven afgerekend.

In de Bijbel wordt op meer plaatsen gewezen naar het hoofd-zijn van de man over de vrouw. De apostel Paulus wijst er nog op dat het onderwerpen van de vrouw aan het gezag van de man een deel is van de vreze des Heeren 14 ).

Deze relatie van ondergeschiktheid ligt reeds in de scheppingsordinantie. Dr. Steenblok stelt dit duidelijk op grond van Gods Woord 15 ):

"Wat haar taak aangaat was zij ondergeschikt aan Adam, tot hulp bijgezet in de uiterlijke bediening van het verbond, Genesis 2 : 18; zoals ook zij mede tot gehoorzaamheid verbonden was aan het proefgebod, Genesis 3:1-3".

De taak van de vrouw moet dus afgeleid worden uit de ondergeschikte relatie tot de man, want zo heeft God man en vrouw geschapen. De taak van de vrouw is een dienende, geen heersende.

Als we het hebben over politiek, dan is dit niet los te zien van openbaar bestuur c.q. het staatsbestuur, dat is de wijze waarop een staat dient te worden bestuurd alsmede het besturen van een staat.

Uitgaande van Gods Woord, waarin de taak van de vrouw wordt omschreven als een dienende en niet als een heersende, volgt hieruit dat de vrouw geen openbare politieke taak heeft. Calvijn beschrijft dit op basis van 1 Korinthe 11:7 met de volgende woorden:

"Doch dat alleen de man bij Paulus het beeld en de heerlijkheid Gods genoemd, en de vrouw van die eere uitgesloten wordt, dat wordt alleen verstaan van de politieke ordening (...)" 16 ).

Op de veel gestelde vraag naar het koninginnenschap hoop ik in een later artikel nader in te gaan.

Vrouwenkiesrecht houdt in, het actief deelnemen aan het openbare politieke leven - de gang naar de stembus is onmiskenbaar het deelnemen aan het openbare politieke leven - en is derhalve in strijd met de dienende taak van de vrouw zoals gegeven in Gods Woord.

Samenvatting

Wil er sprake zijn van een organisch kiesrecht, dan dient niet de wil van het volk maar Gods Woord de norm te zijn. Er dient een band te zijn tussen de kiezers en de gekozenen. De gekozenen dienen een afspiegeling te vormen van de maatschappelijke structuren in de samenleving.

De kring van kiesgerechtigden dient te bestaan uit die mannen die Gods Woord en de belijdenisgeschriften ondertekenen en daar uitwendig naar leven. Vanzelfsprekend zal er tevens een minimum leeftijdsgrens gesteld dienen te worden.

Ten besluite

Indien een kiesrecht voldoet aan de hierboven beschreven vereisten, dan zal er sprake zijn van een organisch kiesrecht. Er zullen meerdere mogelijkheden zijn om dit model in concreto uit te werken. Om nogeens tot het beeld van dr. Kuyper terug te keren: er zijn allerlei soorten huizen van eenzelfde kwaliteit. Het ene behoeft niet beter te zijn dan het andere huis, maar in een concrete situatie kan het ene huis wel beter voldoen dan het andere.

Nu er in de huidige situatie nog nauwelijks sprake is van een organische maatschappij, zal dus een organisch kiesrecht dat gebaseerd is op deze maatschappij, maar weinig organische trekjes hebben. Op een maatschappij, waarin met de van God ingestelde gezagsstructuren en de door Hem gestelde verschillen tussen de burgers vrijwel afgerekend is, kan moeilijk een kiesstelsel toegepast worden dat hiermee wél rekenig houdt.

Een mogelijkheid van organisch kiesrecht uitgaande van de huidige situatie en de hiervoor beschreven kring van kiesgerechtigden, zou bijvoorbeeld zijn:

Een twee-kamerstelsel waarbij de ene kamer via rechtstreekse verkiezingen wordt gekozen, waarbij stemmen van gezinshoofden dubbel wegen, en de andere kamer samengesteld wordt op basis van getrapte verkiezingen, via de gemeente en provincie, waarbij de stemmen van degenen die bestuurslid van een vereniging of school dan wel kerkeraadslid zijn, extra wegen.

In het organisch kiesrecht zal iedereen vertegenwoordigd zijn, tenzij er zich een geval voordoet van iemand die noch tot een gezin, noch tot enige maatschappelijke vereniging of kerk behoort. Neem bijvoorbeeld een weduwe met een gezin dat behoort tot een kerk. In het huidige systeem van atomistisch kiesrecht zou zo'n weduwe indien zij niet gaat stemmen, niet vertegenwoordigd zijn. Bij het organisch kiesrecht, waar de kerk uitdrukkelijk vertegenwoordigd zal zijn, is dit gezin dus via de kerk vertegenwoordigd. Vertegenwoordiging van dit gezin is ook mogelijk via een vereniging waartoe de weduwe behoort of haar overleden man behoorde. Afhankelijk van de mate waarin iemand actief participeert in de organische samenleving, zal hij/zij vertegenwoordigd zijn.

Zoals reeds gezegd, er zijn slechts algemene richtlijnen te geven waaraan het organisch kiesrecht dient te voldoen. Met de concrete uitwerking zal moeten worden gewacht tot het moment dat dit ideaal inderdaad verwezenlijkt kan worden.

Noten:

1. Oud, P.J. "Het constitutionele recht van het Koninkrijk der Nederlanden", 1947, deel l.pag. 688. 2. Groen van Prinsterer, G. "Grondwetsherziening en Eensgezindheid", 1849, pag. 12. 3. Beversluis, N.H., Preek over Spreuken 22: 2, afgedrukt in "Klacht en Jubel", 1984, deel 2, pag. 87. 4. Groen van Prinsterer, G. "Vrijheid, Gelijkheid en Broederschap", z.j., pag. 27. 5. Zie het SGP verkiezingsprogram "Bij leven en welzijn 1989 - 1993", pag. 63 e.v. 6. Kuyper, A. "Ons Program" (met bijlagen), 1879, pag. 435. 7. Artikel 21 lid 3 "Universele verklaring van de rechten van de mens." 8. Treub, M.W.F., "Vragen des Tijds", 1908, pag. 217. 9. "In Haar Waarde II", 1984, pag. 8. 10. Manen, M. van "In het Spoor", 1989/1, pag. 9 e.v. 11. Zie de inleidende brief bij "In Haar Waarde II". 12. 1 Korinthe 11, met name vers 3. 13. Henry, M. "Verklaring van het Nieuwe Testament", z.j. deel 3, pag. 214. 14. Efeze 5:21. 15. Steenblok, C. "De Gereformeerde Dogmatiek", 1986, pag. 171. 16. Calvijn, J. "Institutie", z.j. 1.15.4.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1989

In het spoor | 24 Pagina's

ORGANISCH KIESRECHT:  EEN POGING TOT BESCHRIJVING

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1989

In het spoor | 24 Pagina's