Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar nu hebt Gij dengenen die U vrezen, een banier gegeven, om die op te werpen, vanwege de waarheid. Sela. Psalm 60:6.

Psalm 60 is een gouden kleinood van David, tot lering. David leert van het rechtvaardige van Gods oordelen, en van de verlossingen Zijner genade en trouw. Ons tekstvers vormt de overgang van die beide delen en roemt des Heeren banier.

Een banier is een vaandel, een standaard, een veldteken. Elk leger heeft zijn eigen banier, gelijk elke stam onder Israël. Om de banier scharen zich de krijgsknechten bijeen; daaraan zweren zij trouw; daarvoor zetten zij in nood hun leven. De hoog wapperende banier geeft de krijgsknechten moed, bezielt hen in de krijg.

Ook Gods kerk heeft een banier. Christus Zelf draagt die boven tienduizend. Om die banier vergadert Hij Zijn geestelijke strijders, uit alle geslachten des aardbodems. Die banier is Zijn evangelie, dat eeuwige overwinning predikt. Voor wie is deze banier? Wie zullen er op aanlopen? Wie zullen ze verheffen? Alleen die ze kennen; die de tekenen, de zinspreuk ervan verstaan. Dat zijn degenen die de Heere vrezen. Dat nu moogt ge in tweeërlei opzicht verstaan. Vooreerst voor het volk van God. Dat volk heeft de ware vreze Gods in het hart, de kinderlijke vreze. Er is slaafse vreze ook; dat is de rechte niet. De slaafse vrees ziet van de banier die God gegeven heeft, eigenlijk niets; want die banier spreekt van eeuwige liefde, onkreukbare waarheid en Goddelijke trouw.

Die de Heere vrezen, hebben dan ook wat anders leren kennen. De Heere vernieuwde hun hart en trok ze met touwen der liefde, zodat zij wederkerig Hem liefhebben. De kinderlijke vreze Gods wortelt in de liefde.

Alleen de ware vreze Gods kan van harte Gods recht billijken, al zou Hij ons eeuwig verdoemen. Het is een wonderlijke zaak, dat de ziel die niets inwachten kan dan de eeuwige dood, krachtig hoopt op Gods ontferming. Al stonden buiten Christus nog zoveel wegen open, dan zou de ziel in wie de vreze Gods woont, Hem alleen verkiezen, in hoeveel omwegen zij ook wandelt menigmaal. De ziel die Gods vrees mag oefenen, is zo teer. Zij kan niet dragen, dat er iets tussen de Heere en haar hart ligt.

Maar nu ligt in die benaming "die U vrezen" ook nog een andere aanwijzing. In zekere zin geldt die voor geheel Israël. Niet, dat allen onder Jakobs nageslacht de ware vrees Gods in het hart hadden. O, verre van dat! Doch wel was geheel Israël gebracht onder de vreze Gods, toen aan de Sinaï Jehova verscheen in Zijn majesteit. En wel stond dat ganse volk met Abrahams God in een verbond. Hoe ernstig had Mozes het vermaand, in 's Heeren wegen te wandelen; hoe getuigden Ebal en Gerizim van vloek en zegen; vloek op het verleden en zegen op het wandelen in de vreze des Heeren.

Ook in die betekenis spreekt de tekst tot ons. De Heere heeft een banier gegeven in ons land, degenen die Hem vrezen. Hij zette op ons volk Zijn stempel eens. Ons uit de verlossing uit Rome geboren volk, is een bondsvolk van de levende God. Ach, hoever leeft het daar vanaf! O, land, land, land, hoort des Heeren Woord! Vergadert weder, gij inwoners, die eens onder de vreze Gods zijn gebracht, vergadert weder om de banier des evangeliums. Treedt niet verder voort op de weg der Godsverzaking. Want van tweeën één: óf wij zullen wederkeren tot de Heere en behouden worden, óf wij zullen voorthollen op de ingeslagen weg ten vollen verderve. Samen dan op de knieën voor God! Nooit is er een wederkeren tot de Heere, dan in ootmoedige belijdenis van al onze ongerechtigheden. Nooit krijgen we tegen het kwade, dat ook ons land bedreigt, kracht, of wij zullen moeten overreed worden van de breuk die wij geslagen hebben, en verlaten de ongerechtigheid. Laat het dan uit zijn met dat halfslachtige, met die verkeerde geest van verdraagzaamheid. Kiest u, God-vergetend Nederland, kiest u heden Wien gij dienen zult. Eén oproep komt tot ons allen. God gaf een banier om die op te werpen. En zo nu geen opwerpen van de banier komt, en zo wij nu koelbloedig voortgaan tegen God te zondigen, en Zijn Woord te verachten, zal straks die banier tegen ons worden geplant; en wee onzer, zo God met ons zal twisten. Verstaat toch. Wee klinkt over het land, als de Heere van ons zal geweken zijn! Dit geve God, dat wij onder onze schuld gebogen mochten gaan, en als Ninevé met vorst en volk ons kleden in zak en as, opdat de Heere ons genadig zij.

En nu is een nationale bekering een samenbinding van zoveel persoonlijke bekeringen. Voor ieder onzer gaf God een banier, waardoor Hij roept om ons behoud. Wij reizen naar de eeuwigheid. De Heere verwaardige u Hem te zoeken terwijl Hij te vinden is.

De banier der Waarheid in Christus u gegeven, diene u tot ontdekking aan uw ellendigheid, en doe u komen als een verlorene tot Hem, Die gezegd heeft: "Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen". Buiten Hem is geen zaligheid.

Gij kunt met uw belijdenis voor God niet bestaan. Neen, verwerpt uw belijdenis niet. Laat uw lampen branden. Werp de banier op, ook in het bestrijden der leugenleer. Maar zoek, jaag toch bovenal door Gods genade ernaar, aangenomen te worden tot een krijgsknecht van Christus; opdat Zijn banier u dekke voor een eeuwige rampzaligheid.

Eindelijk, de banier spreekt van de overwinning van Christus en van de veiligheid der Kerk. Wat ook op de wereld gebeure, voor Gods kerk geen nood. Er komen bange weeën over de wereld. Schuil kort bij de Heere, opdat Hij u doe opwerpen de banier, die Hij gegeven heeft vanwege de Waarheid. Onder die banier zijt ge veilig. Daar heeft de vijand boog en schild en vurige pijlen op verspild. En al gaat ge door vele verdrukkingen heen, die banier getuigt van de overwinning, waartoe ge eens geraken zult, als ge zult mogen zijn onder hen, die komen uit de grote verdrukking en die hun klederen hebben wit gemaakt in het bloed des Lams. Amen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990

In het spoor | 20 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1990

In het spoor | 20 Pagina's