Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 5-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 5-

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij ons onderzoek naar de wortels van de Staatkundig Gereformeerde Partij kunnen wij niet om Willem Bilderdijk (1756-1831) heen. Deze was volgens de nu bijna tachtigjarige prof.dr. J. Bosch, Bilderdijkkenner bij uitnemendheid, "de zijn tijd beheersende dichter en geleerde" 1 ). Hij behoorde tot de laatste geleerden, die de gehele wetenschap van hun tijd hebben beheerst. Bijna unaniem werd hij als de grootste dichter van zijn tijd beschouwd en een omvangrijk oeuvre op het terrein van taalwetenschap, rechtsgeleerdheid en historie legt getuigenis af van zijn verbazingwekkende kennis, arbeidskracht en produktiviteit. De negentiende-eeuwse letterkundige criticus C. Busken Huet, overigens geen geestverwant, heeft eens uitgedrukt dat Bilderdijks geest "geheel en al op de vijf faculteiten eener hoogeschool gelijkt" 2) .

De school van Bilderdijk

Het behoeft dan ook niet te verwonderen dat hij op zijn tijdgenoten een niet te onderschatten invloed heeft uitgeoefend en door zijn correspondentie, geschriften en privaat-colleges een school van geestverwanten heeft gevormd. Hiertoe dienen naast de later tot het Christendom overgegane joden Isaac da Costa en Abraham Capadose ook de uit liberaal milieu afkomstige Groen van Prinsterer en de zonen van de bekende staatsman Gijsbert Karei van Hogendorp, Willem en Dirk van Hogendorp, te worden gerekend. Bilderdijks studenten waren overwegend letterkundigen of juristen. Alleen de uit de lutherse kerk afkomstige H.F. Kohlbrugge, overigens geen leerling, maar die zijn levenlang eensgeestes met de oude dichter-geleerde bleef, promoveerde in de theologie. De opvattingen van Groen van Prinsterer, de grootste christen-staatsman en van Kohlbrugge, de grootste gereformeerde theoloog van de negentiende eeuw, zijn dan ook in menig opzicht te herleiden tot die van hun geestelijke leermeester Bilderdijk.

"Zijn leer vond bijval bij de besten van het opkomend geslacht", schreef prof.dr. G.W. Kernkamp 3) . Mr. Dirk van Hogendorp, evenals Groen van Prinsterer de latere pleitbezorger van de vervolgde Afgescheidenen, schreef eens aan zijn vriend Da Costa over Bilderdijk: "In ons land hebben we hem (Bilderdijk) toch te beschouwen als de eersten mensch daar God Zich van bediend heeft om anderen te doen zien dat zij blind en verblind waren" 4 ). En diens broer, mr. Willem van Hogendorp, gaf tijdens zijn verblijf in Buitenzorg op Java nog zijn grote waardering te kennen over "die oude Patriarch van alle goede beginselen". Toen Da Costa een zoontje werd geboren, dat naar Bilderdijk werd genoemd, wenste hij hem toe dat hij een Willem van Teisterbant - de dichterlijke naam van Bilderdijk - zou mogen worden "tegen de valsche goden der eeuw" 5) .

En Bilderdijks geestelijke zoon, mr. Isaac da Costa, laat ons weten: "Ik ben onder leiding van den God mijner vaderen aan Bilderdijk het hoogste verschuldigd wat op aarde een mens den anderen te danken kan hebben" 6 ). En die andere geestelijke zoon uit het volk van Abraham, namelijk dr. Abraham Capadose, getuigt: "Bilderdijk had God lief en had de menschen lief. Ja, groot, ontzaglijk groot was zijn liefde Daarom was hij ook een man des gebeds". Capadose "versmelt het hart in dankbaarheid tot God, die zulk een man, zulk een in alle kunsten en wetenschappen niet alleen bedreven, maar inderdaad uitstekend genie aan ons dankbaar Vaderland heeft willen schenken" 7 ). Het zijn uitspraken die er onmiskenbaar getuigenis van afleggen, welke diepgaande betekenis Bilderdijk voor het leven

en de levensbeschouwing van zijn geestverwanten heeft gehad.

Vader van het Réveil

Willem de Clercq was één van de eersten, die op voorspraak van zijn zielevriend Da Costa Bilderdijk de vader van het Réveil heeft genoemd 8) .

De bakermat van deze geestelijke opwekking, die zich na de bevrijding van de uitzichtloze Napoleontische tijd in verschillende landen van ons werelddeel voordeed, is voornamelijk te zoeken in het Franssprekende deel van Zwitserland. Hierbij heeft de stad Genève eenzelfde belangrijke rol gespeeld als in de Reformatietijd. De uit Genève afkomstige hofprediker Merle d'Aubigné oefende als hofprediker te Brussel veel invloed uit op de hier tijdelijk verblijvende Willem van Hogendorp en Groen van Prinsterer. Een bundel preken van hem werd door Bilderdijk uit het Frans vertaald en voorzien van aantekeningen uitgegeven. Ook de naam van de begaafde prediker en dichter César Malan, die talrijke "zendingsreizen" naar het buitenland en ook naar Nederland ondernam, was hier niet onbekend gebleven. De stukken betreffende zijn afzetting als predikant van de nationale Zwitserse kerk waren hier door de bekende Ds. N. Schotsman vertaald, van een voorrede voorzien en uitgegeven 9) . Schotsman schreef in 1821 ook het voorwoord bij de vertaling van "Genève réligieuse en 1819", een scherp geschrift van de réveilman Ami Bost, een jaar later opgevolgd door de vertaling van het gedenkschrift van Ananias Asher: "De Afval der Christelijke Kerk in onze dagen" 10) . Vader Schotsman, zoals hij wel werd genoemd en voor wie Bilderdijk publiek als pleitbezorger optrad, vormde dus een belangrijke verbindingsschakel tussen het Frans- Zwitserse en het nationale Réveil.

Teneinde een enigszins duidelijk beeld te krijgen van de positiebepaling van Bilderdijk in de toenmalige strijd der geesten is het van groot belang diens houding nader te bezien inzake enkele in het oog springende gebeurtenissen van zijn tijd. Het betreft zijn adhesiebetuiging ten aanzien van

a. het pleidooi van Schotsman voor de Dordtse Synode; b. de bezwaren van Da Costa tegen de geest der eeuw; c. de strijd van Capadose tegen de vaccinatie; d. de oproep van Thelwall tot bekering, gericht aan het Nederlandse volk.

Vader Schotsman

Ds. Nicolaas Schotsman was in de volle zin van het woord een tijdgenoot van Bilderdijk en in 1754, twee jaar eerder, geboren 11 ). Hij had evenals deze aan de Leidse hogeschool gestudeerd en was een van de Leidse studenten geweest, die de dichter in 1785 hadden gecomplimenteerd bij de gelegenheid van zijn huwelijk. Schotsmans levensloop vertoont menige overeenkomst met die van de dichter. In 1795 werd deze overtuigde Oranjeman als predikant te Leiden "geremoveerd", dat wil zeggen, uit zijn ambt ontzet. Na een enkele jaren durende "zwerftocht", gedurende welk hij predikant was te Sloten en te Sneek, keerde hij in 1801 weer terug naar zijn geliefde Leiden, de stad waar ook Bilderdijk, inzonderheid na 1817, woonde en school heeft gemaakt.

Toen de vroegere stadhouder Willem V in 1806 in ballingschap overleed, waagde Schotsman het in de academiestad een herdenkingsrede uit te spreken.

Na de bevrijding van 1813 sprak hij in de tegenwoordigheid van de Prins van Oranje, Willem Ferdinand Karei, de jongste zoon van koning Willem I, een preek uit, waarin hij de gelegenheid te baat nam deze te wijzen op zijn goddelijke roeping en taak.

Als een van de weinige predikanten trok Schotsman ten strijde tegen de veldwinnende nieuwlichterij, onder andere door een uitvoerige voorrede te schrijven in een uit het Duits vertaald boekje met de opmerkelijke titel: "De kunstgrepen, waarvan het hedendaagsch on-

geloof zich bedient, om den Godsdienst door den Bijbel en den Bijbel door den Godsdienst te bestrijden" 12 ). Hierin wees hij op de rampzalige gevolgen van de Verlichting, met haar geloof in de menselijke rede. Ernstig waarschuwde hij tegen zeker schrijver, die publiekelijk koning Willem I had gesmeekt om de "Dordtrechtsche kluisters" te verbreken.

Met deze "kluisters" bedoelde deze anonieme schrijver de kerkelijke binding aan de belijdenisgeschriften, die door hem "allerellendigste formulieren" werden genoemd. "Het Gereformeerde volk, aan dat gejank al lang gewoon, weet zeer wel, dat die banden en kluisters niemand knellen dan de kwalijk gezinden", merkte de grijze leraar scherp en scherpzinnig op, "en onze Vorst heeft zijne verkleefdheid aan onze Kerkleer te duidelijk verklaard en denkt veel te verheven, dan dat hij, om het vleiend smeekend en boosaardig lasteren van eenen naamloozen duisterling, zijne grondbeginsels zou verlaten en de asche zijner Doorluchte Voorvaderen, die altijd een bolwerk voor de Gereformeerde Kerk geweest zijn, smaadheid zoude aandoen" 13) . Het ontbrak Schotsman dus niet aan getrouwheid aan de ware leer en aan een strijdvaardige geest. Dit zou ook in het vervolg blijken.

"Eerezuil" voor de Dordtse Synode

In mei 1819 was het tweehonderd jaar geleden, dat te Dordrecht de roemruchte Nationale Synode was gehouden, waaraan de gereformeerde kerk behalve de Dordtse Leerregels ook de "Statenbijbel" heeft te danken. De benaming "Dordtsch" was echter een scheldwoord geworden en aan een herdenking van de beroemde Synode werd niet gedacht. Behalve echter door Ds. Schotsman, die in verband met de Synodesluiting op 9 en 16 mei twee "kerkredenen" hield, respectievelijk naar aanleiding van Handelingen 20 : 30 en 31a en Openbaringen 16 : 15. Vervolgens stelde hij deze door de druk beschikbaar 14 ).

Schotsman weerlegde in deze leerredenen onder andere de bewering, "dat deze Kerkvergadering meer uit staatkundig dan uit zucht tot behoud der waarheid zamengeroepen is", en dat de Dordtse vaderen zich bij het beoordelen van de geschillen "meer door menschelijke drift en partijzucht dan door liefde tot de waarheid hebben laten leiden". Dit was volgens deze predikant beslist niet het geval. Integendeel, de zuivere leer van "Gods vrijmachtige en overwinnende genade" werd door de "bloem van binnen- en buitenlandsche Godgeleerden" op deze kerkvergadering nadrukkelijk gehandhaafd en de remonstrantse dwaling verworpen. "Hierom juichte men over den arbeid der Dordtsche Vaderen niet alleen binnen Dordrechts muren, maar ook in de Vaderlandsche kerk; ja, wat zeg ik? , in geheel de Gereformeerde Christenheid" 15 ).

De schrijver geeft in dit verband een beknopt maar gedocumenteerd overzicht van de strijd die aan deze synode is voorafgegaan. Dat men de Dordtse Synode trachtte dood te zwijgen, kwam volgens Schotsman, omdat men de oude gereformeerde leer zocht kwijt te raken. De valse leraars en dwaalgeesten keerden de grondwaarheden van het Christendom om!

De titel van zijn uitgave had niet sprekender kunnen zijn. Deze luidde: "Eerezuil ter gedachtenis van de voor tweehonderd jaar te Dordrecht gehouden Nationale Synode". Dr. R.A. Kollewijn acht het niet onwaarschijnlijk dat Schotsman, die volgens hem volstrekt niet strijdlustig van aard was, op aandringen van Bilderdijk tot deze uitgave heeft besloten 16 ). In elk geval plaatste deze in de tweede druk van de "Eerezuil" een forse, eerst nog anonieme, voorrede om de fel belaagde Schotsman te verdedigen. Deze werd namelijk vanwege zijn "onverdraagzaamheid" met een "in de kerkhistorie bijna voorbeeldeloozen smaad en hoon" van alle kanten aangevallen 17 ). De tegenstanders van de getrouw Leidse predikant werden door Bilderdijk niet al te zachtzinnig bejegend en hij deed al hun smaad op hun hoofd terugkeren.

Bilderdijk als pleitbezorger

Was het immers niet "de algeheele clique van Pelagianen, Socinianen en Ongodisten, die de Arminianerij uitgebroeid" had in de vaderlandse kerk? En was het niet deze clique die "den braven Schotsman (en met hem al wat rechtzinnig gevoelt) vervloekt en verdoemt? " Een van de "laffe en stomme Recensenten" had zelfs onbeschaamd durven schrijven, "dat men na Dordtse Kerkuitspraak elk verstandig mensch, die leeraar wil worden, tot huichelen dwingt". Bilderdijk toonde echter in niet mis te verstane bewoordingen aan, dat niet de Dordtse Synode de godsdiensthaat en - twist levend had gehouden tot op de huidige dag, maar er juist paal en perk aan had gesteld door te bepalen, wat de ware kerkleer was.

Schotsman had op dit "gebouw van het oude, waarachtige Christendom, waarvoor onze vaderen leden en streden", een waardige Eerezuil opgericht "tegen den zoogenaamden tempel van hedendaagsche filozofische waarheid en deugd", concludeerde Bilderdijk 18) . "Het is bekend, dat de strijd, dien Bilderdijk tegen de Neologie van dien tijd afgevoerd heeft, vooral is toe te schrijven aan de verguizing die zijn vriend om de verdediging der waarheid leed", schreef de "Nederlandsche Stemmen" enige jaren later 19) . "De strijd tegen den Geest der Eeuw, sedert meer en meer een strijd voor de waarheid Gods tegen de wereld geworden, is uit de beginselen geboren." Bilderdijks uitgave van de Eerezuil werd door velen opgevat als een oorlogsverklaring, tengevolge waarvan het getal van zijn tegenstanders aanzienlijk toenam. Deze trok zich hier echter niets van aan. Hij wekte de Leidse predikant op:

"Ja, Schotsman, staan wij pal! Bij Je sus' Kruis gebogen Verachten wij den wrok van heiden en Sofist."

Ieder die de "ingebeelde Reden" voorstond, droeg "het kenmerk des vloeks op 't Kaïnsvoorhoofd", aldus de dichter. Daarentegen:

"Wel hem, die bij 't verderf van Godsdienstleer en zeden, ' t Blanketsel van ' t gelaat der valsche Leeraars vaagt, Den kanker open legt, die ' t hart der kerk verknaagt, En 't wanspook onder 't oog, het schaamtloos oog, durft treden" 20> .

Toen deze "Johannes de Doper van het Réveil", zoals L. Wagenaar hem noemt 21 \ begin 1822 stierf, greep Bilderdijk opnieuw naar de pen en schreef hij zijn "Ter uitvaart van den waardigen leeraar N. Schotsman", die als een oprecht herder de hem toebetrouwde schaapskooi bij '"t reutiend wolfsgehuil" had behoed en nu de kamp volstreden had 22) . De dichter spreekt hierin zijn begeerte uit, Schotsmans lot te mogen delen:

"Ik, grijzaart, ik, uw tijd-, uw lot- en leedgenoot, Toen Kerk en Staat bezweek voor horden van Barbaren, Ik volg u, en getroost, naar ' s aardrijks duistren schoot, Den zachten schoot der rust na stormen en bezwaren."

"Onze oude getrouwe schildwacht, Vader Schotsman, is dood", schreef Willem van Hogendorp aan Da Costa, "en de baldadige jongens mogen nu zijn lijk nog eens met sluik en stenen gooien" 23) . Da Costa zal toen niet hebben geweten, hoe hij zelf binnen afzienbare tijd een van de eersten zou zijn, die door "baldadige jongens" met slijk en stenen zou worden begroet en voor wie de grijze dichter, evenals voor vader Schotsman, in het krijt trad. Had Bilderdijk niet omstreeks deze tijd aan Willem de Clercq geschreven: "Onze goede Da Costa is gemaakt om een Paulus te zijn" 24) ? De stellingname van de discipel zou echter niet minder resoluut zijn dan die van zijn leermeester! Ook hij had de grijze Schotsman in zijn hart toegejuicht, al durfde hij er destijds nog niet in het publiek voor uit te komen. Hij noemde hem een held, "die te midden van een dolzinnige eeuw spreken durft en de vrijheid, die God hem ingeeft, ontfangen en verkonden" 25 ).

Da Costa in het strijdperk

Op 7 augustus 1823 verscheen Da Costa's brochure met de alarmerende titel: "Bezwaren tegen den geest der eeuw" 26) . In een tiental hoofdstukken werden deze bezwaren nader uiteengezet. De directe aanleiding tot de uitgave van dit vlugschrift vormden de zogenaamde Koster-feesten te Haarlem, waarbij de uitvinding van de boekdrukkunst door Laurens Janszoon Koster werd herdacht.

Als feestredenaars bij deze plechtigheid, die op 10 en 11 juli 1823 plaats had in de St. Bavo, fungeerden de onontbeerlijke professor Van der Palm en de gevierde dichter Tollens. Deze prezen voor een talrijke menigte "het licht der kennis", dat dankzij de boekdrukkunst in de wereld was opgegaan.

Bilderdijk koesterde echter niet de minste begeerte om aan de illustere Koster-herdenking deel te nemen. Hij vond dat er te Leiden al gekken genoeg waren en zelfs meer dan hij lust had om bij elkaar te zien. "Het programma van Heidensche plechtigheden den onnoozelen Koster ter eere" werd door hem niet anders dan als "domme afgoderij" ja, als "een werk des Duivels" aangemerkt 27) .

Ook Da Costa had tegenover Bilderdijk zijn afkeer uitgesproken over de "verfoeilijke afgoderij" waaraan Van der Palm zich schuldig had gemaakt 28 ). Zijn op deze gebeurtenis geënte brochure bracht de geesten in rep en roer.

L. Wagenaar spreekt hier van "het manifest, de geboortekreet van het Réveil" 29) .

De schijnverlichting van de geest des tijds was, naar het oordeel van de schrijver, feitelijk synoniem met geestelijke duisternis, omdat de vorst der duisternis zich voordoet als een engel des lichts. De voorgespiegelde christelijke vrijheid stond gelijk aan geestelijke slavernij! Da Costa bond zijn strijd niet aan tegen personen, maar tegen zijns inziens verderfelijke beginselen. In een tiental hoofstukjes werden zijn bezwaren tegen de geest des tijds nader geformuleerd.

De inhoud van de "Bezwaren"

In het eerste hoofdstukje, "Godsdienst" genoemd, nam de schrijver het op voor "de leer der vrije Genade en Onvoorwaardelijke Verkiezing Gods", die deel uitmaakt van de belijdenis der vaderlandse gereformeerde kerk, maar die een steen des aanstoots vormde voor alle neologen. Vervolgens werd door de auteur de eigentijdse interpretatie van begrippen als zedelijkheid, verdraagzaamheid, vrijheid en verlichting in ogenschouw genomen. Dat de publieke opinie als het richtsnoer van onze handelingen werd beschouwd, dat het onderwijs eenzijdig op vermeerdering van kennis was gericht, dat van de wetenschap wapenen werden gesmeed tot bestrijding van Gods openbaring, al deze zaken werden door Da Costa van indringend commentaar voorzien 30) . Inzonderheid het (omvangrijkste) hoofdstuk over de Constitutie wekte verontwaardiging op bij de tijdgenoten, omdat hierin de theorie van de volkssoevereiniteit werd aangevallen. Naar het oordeel van de schrijver was de Koning aan de eed, door hem op de Constitutie gedaan, in bepaalde gewetenszaken niet gebonden. Bijvoorbeeld wanneer het gold "zijn betrekking als Christen-Koning, die de Hervormde Geloofsbelijdenis, gelijk Zijne Voorzaten, geroepen is aan te kleven en te beschermen". Om deze aanval op de constitutionele monarchie werd de schrijver zelfs staatsgevaarlijk geacht.

"Wij leven in de eeuw der vrijheid! Wij leven in de eeuw der verlichting!", roept Da Costa uit. "Aldus roemt zichzelf in blinde hoogmoed een eeuw van slavernij, een eeuw van bijgeloof, van afgoderij, van onkunde, van duisternis!". Toch besluit de schrijver niet in negatieve zin. "Reeds zijn aan verschillende kanten de kiemen zichtbaar van een betere tijd" die tot uitdrukking komen in "bekeringen tot het waarachtige christendom", zowel uit de Joden als uit de heidenen. De schrijver eindigt dan ook met een gebed om geloof, om standvastigheid en om de Heilige Geest. "Wie Da Costa's Bezwaren leest met eigen tijd voor ogen wordt telkens weer getroffen door het feit, dat in wezen na 150 jaren nog niet zo heel veel veranderd is", concludeert drs. K. Exalto 3l \

Zelden heeft een boekje van zo geringe omvang zoveel stof laten opwaaien. "Een regen van pamfletten, een hoos van schotschriften, een zwerm van spotverzen, een legertje van smaad- en schendbrieven, kortom een volslagen orkaan" barstte over Da Costa en Bilderdijk los, schrijft Wagenaar 32) . De Arnhemse Courant noemde de schrijver ronduit een "ellendeling". Dichters en letterkundigen als Jeronimo de Vries, Wiselius en professor Van Lennep, predikanten als Egeling en professor Van der Palm, distantieerden zich van de vermetele auteur.

De minister van onderwijszaken, A.R. Falck, overwoog zelfs gerechtelijke vervolging in te stellen, maar minister C.F. van Maanen vond, dat het "zot en dom geschrijf van den aap van Bilderdijk" dan teveel belangstelling zou krijgen. Het was verstandiger het misdadig "prulschrift" dood te zwijgen" 33), "De Geest der Eeuw schaamde zich voor zijn eigen beeld", merkt dr. G.J. Vos hier kernachtig op 34) . Het protest tegen de tijdgeest kwam nu eens niet uit de gelederen van de oude orangistische orthodoxie, maar van een tot het Christendom overgegane joodse academicus.

Adhesiebetuiging van Bilderdijk

Wat echter naar de opmerking van Wagenaar een bijna officieel karakter aan het manifest gaf, was de publieke adhesiebetuiging van Bilderdijk 35) . Hoewel in werkelijkheid de brochure "wel in de zin van zijn geliefde Leermeester, doch geheel buiten diens voorkennis of medeweten ter perse (was) gelegd" 36), schaarde hij zich bij alle ontstane commotie onvoorwaardelijk aan de zijde van zijn discipel. De dichter was in deze veelbewogen tijd bij de Da Costa's gelogeerd en hij schreef deze vrienden later: "Ja, wij hebben dagen van zegening, van genadegevoel, van doorstrooming der Christelijke liefde mogen genieten, die onvergeetbaar zijn" 37) .

Bilderdijk liet het echter niet bij woorden! In zijn "De Bezwaren tegen den Geest der Eeuw, van Mr. I. da Costa toegelicht", nam hij "in forsche, gespierde taal" publiekelijk de inhoud van de "Bezwaren" voor zijn rekening, "het moge den aanbassenden honden lief of leed zijn". Hém kan immers geen jeugdige onbezonnenheid worden verweten, gelijk men Da Costa heeft gedaan, zo stelde hij.

Reeds het motto, waaronder Bilderdijk zijn apologie van Da Costa liet verschijnen, laat ons over zijn bedoeling niet in het onzekere. Het was ontleend aan 2 Koningen 6: "Vrees niet, want die bij ons zijn, zijn meer dan die bij hen zijn". En de aan Jesaja 30 : 9 - 11 ontleende woorden, waarmee hij zijn brochure besluit, spreken verder boekdelen. Ook de zo omstreden en negatieve beoordeling van de Constitutie door Da Costa, evenals diens beweerde recht van eedbreking door de Vorst, achtte hij geheel in zijn geest geschreven. Hij noemde het de "hoogmoed van Lucifer" om eigenwillig buiten God om de staatswetten te willen regelen. Hoe kan de Koning zijn plicht jegens God dan ten uitvoer brengen? 38 ).

"Wij waren graag neutraal"

Ook de beoordeling van de godsdienstige toestand van Da Costa ontmoette bij Bilderdijk geen bezwaar. Hij deelde diens mening over de waanverlichting van hun dagen. Na eerst een overzicht te hebben gegeven van het sinds de Hervorming steeds toegenomen geestelijk verval, zag de schrijver zich genoodzaakt om met de "rechtschapen Huygens" op te merken:

" Wij waren graag neutraal, gelijk' t de wereld noemt, Maar dat is slechts de zaak verbloemd. Daar helpt geen wispelturig praten, Men moet God of de wereld haten" Jacobus IV, 4 39 > .

Ook ten opzichte van de remonstrantsgezinde Wiselius, die zijn afkeer van Da Costa's appèl te kennen had gegeven, verantwoordde Bilderdijk zich op niet mis te verstane wijze. Hij achtte Da Costa's bezwaren "eer te gematigd dan te stout". Wie de mening is toegedaan dat men hier had moeten vergoelijken of zwijgen "is onverschillig of tegen de waarheid, met of zonder zijn weten van den geest der Eeuw besmet". Neen, zegt Bilderdijk, men moet niet Belial met Christus vermengen. "Da Costa moet, is verplicht, is geroepen, zijn geloof, zijn zuiver geloof in Jezus Christus, openbaar te betoonen; en dit moet hij doen in die termen, die hem van alle Deïsmus, Socianismus, Arrianismus, Pelagianismus en Arminianismus vrijstellen, en als waarachtig rechtzinnig Christen doen kennen". Bilderdijk belijdt het, samen met zijn geestelijke zoon en zonder enige restrictie: "Vrede, vrede roepen, waar God de krijg aangekondigd wordt, is God verloochenen, en Zijne genade behoede ons hiervoor!" 40 ).

Ten aanzien van de strijd tegen de geest des tijds waren de wederzijdse fronten dus duidelijk afgebakend. Ook op de beide andere genoemde en hierna te behandelen punten ontbrandde de strijd, een strijd waarbij Bilderdijk een duidelijk uitgesproken standpunt innam. "Hoe? Een hond blaft als zijn meester aangerand wordt", zei de grote Geneefse hervormer Calvijn, "zouden wij dan zwijgen als God wordt gelasterd? " 41 \ Onze Schrift- en beginselgetrouwe vaderen beleden artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis niet op grond van, maar ondanks de bestaande politieke toestand. De terreur van de publieke opinie in kerk en staat tracht ook nu elk Bijbels-gedefinieerd protest tegen de geest des tijds het zwijgen op te leggen. De moderne inquisitie kleedt zich in democratisch-klinkende termen van anti-discriminatie en verdraagzaamheid. "Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt", klaagt de Almachtige door de mond van de profeet, "zo zou uw vrede geweest zijn als een rivier en uw gerechtigheid als de golven der zee" 42 ).

Noten:

1) Bosch, J. "Mr. W. Bilderdijks Briefwisseling". Aanvullende uitgave vanwege de Vereniging "Het Bilderdijk-Museum" onder hoofdredactie van prof.dr. J. Wille. Eerste deel: 1773-1794, pag. V (Wageningen, 1955). 2) Busken Huet, C. "Litterarische Fantasien en Kritieken", deel X, pag. 41 (Haarlem, z.j.). 3) Kernkamp, G.W., "Van Wagenaar tot Fruin", in: Mythe en werkelijkheid. Drie eeuwen vaderlandse geschiedbeoefening (1600-1900), pag. 130 (Utrecht, 1979). 4) "D. van Hogendorp aan I. da Costa op 6 oktober 1823", (R.A.). 5) "W. van Hogendorp aan I. da Costa op 8 maart 1827", ld. 16 jan. 1825. 6) Da Costa, I. "Bilderdijk Herdacht", in: De Dichtwerken van Bilderdijk (BDW), deel XV, pag. 560 (Haarlem, 1859). 7) A. Capadose aan D. van Hogendorp op 3 augustus 1825. 8) Pierson, A. " Willem de Clercq naar zijn dagboek", deel II, pag. 234 (Haarlem, 1889). 9) "Stukken betrekkelijk de afzetting van den leeraar Malan van zijn ambt als regent der vijfde klasse van het collegie der stad Genève", (Leyden, 1822). 10) Verschenen te Leiden in resp. 1821 en 1822. 11) Zie over deze prediker drs. K. Exalto, "Nicolaas Schotsman", in: Zij die bleven. Schetsen over leven en werk van acht predikanten die niet met de Afscheiding meegingen, pag. 13-39 (Nijkerk, 1981). 12) Het vervolg van de titel luidt: Uit het Hoogduitsch. Uitgegeven met eene voorrede door Nicolaas Schotsman, laatst predikant te Leyden. Tweede druk, vermeerderd met een toevoegsel van Mr. I. da Costa (Amsterdam, 1829). 13) "Kunstgrepen", etc., Voorrede, pag. XII. 14) "Eerezuil ter gedachtenis van de voor tweehondert jaren te Dordrecht gehoudene Nationale Synode, opgeregt door Nicolaas Schotsman, predikant te Leyden" (Leyden, 1819). 15) "Eerezuil", a.w., resp. pag. 22, 25, 45. 16) Kollewijn, R.A. " Bilderdijk, zijn leven en werken", deel II, pag. 239. Volgens "Nederlandsche Stemmen", II, pag. 56, geschiedde dit echter "vooral op raad van een allerachtenswaardigst en godvreezend Hoogleraar, een onzer voornaamste geleerden". Wordt met deze persoon toch Bilderdijk bedoeld? 17) "Nederlandsche Stemmen", II, pag. 56. 18) "Eerezuil", a.w., tweede druk, resp. pag. IV, XII, XIII. 19) "Nederlandsche Stemmen", II, pag. 56, 57. 20) "Aan den Heer Schotsman", in: BDW XI, pag. 275. 21) Wagenaar, L.H., "Het Réveil en de Afscheiding", pag. 61 (Heerenveen, 1880). 22) "Ter uitvaart van den waardigen leeraar N. Schotsman", in: BDW XI, pag. 317, 318. 23) "W. van Hogendorp aan I. da Costa op 24 januari 1822". 24) "W. van Hogendorp aan I. da Costa op 12 maart 1823". Zie ook R.A. Kollewijn, a.w., deel II, pag. 248. 25) "I. da Costa aan W. van Hogendorp op 12 december 1819". 26) Door ons gebruikt de uitgave: "Bezwaren tegen den geest der eeuw door Isaac da Costa". In hedendaags Nederlands overgezet door drs. K. Exalto (Bleiswijk, 1974). 27) Messchert, W. "Brieven van Mr. Willem Bilderdijk", deel IV, pag. 118, 119. 28) "I. da Costa aan W. Bilderdijk op 6 april 1823". 29) Wagenaar, L.H., a.w., pag. 76.

30) "Bezwaren tegen den geest der eeuw, a.w.. De citaten zijn te vinden op resp. pag. 43, 44, 59, 66. 31) Exalto, K. "Woord vooraf', in: "Bezwaren, a.w., pag. 8. 32) Wagenaar, L.H., a.w., pag. 76. 33) Oosterbaan, D.P. "Rondom Da Costa's 'Bezwaren'", in: Antirevolutionaire Staatkunde. Driemaandelijks orgaan van de Dr. A. Kuyperstichting ter bevordering van de antirevolutionaire beginselen, 11e jaargang, pag. 23 (Kampen, 1937). 34) Vos, G.J. "Groen van Prinster er en zijn tijd", deel I, pag. 41 (Dordrecht, 1886). 35) Wagenaar, L.H. a.w., pag. 111. 36) Da Costa, I. "De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften", pag. 335 (Haarlem, 1859). 37) Messchert, "Brieven, a.w., deel IV, pag. 131. 38) "De Bezwaren tegen den geest der Eeuw, van Mr. I. da Costa toegelicht" , (Leyden, 1823). De citaten zijn te vinden op resp. pag. 7, 43. 39) "De Bezwaren, enz., a.w., pag. 23. 40) Messchert, W. "Brieven, a.w., deel III, pag. 163-165. 41) Geciteerd bij T. Stigter, "Artikel XXXVI onzer Nederlandsche Geloofsbelijdenis" , pag. 31 (Wageningen, 1924). 42) "Jesaja48 : 18".

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In het spoor | 28 Pagina's

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 5-

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In het spoor | 28 Pagina's