Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen." Spreuken 2:7a.

De schat des oprechten

Van welk een uitnemende schat getuigen deze woorden. Een schat, die we vrij mogen achten als onvergelijkbaar heerlijk; duur verworven; onaantastbaar veilig. Onvergelijkbaar heerlijk, want "het bestendig wezen", waarvan onze tekst gewaagt, staat als een geheel enig goed tegenover alle schatten dezer aarde. Deze schat verzekert een goed, dat wezen heeft en bestendig is; dat boven de verwoestende invloed der tijden is verheven. En juist dit kan van geen enkele schat dezer aarde gezegd worden. Dan zijn alle schatten dezer aarde denkbeeldig, dragen het stempel van "onbestendigheid". Het is duizend malen gezegd en het zal nog duizend malen herhaald worden: "De wereld gaat voorbij met al haar begeerlijkheid". Het ganse schepsel is der ijdelheid onderworpen en zucht als in barensnood zijnde. Wie der koningen dezer aarde is meer omschenen door de glans der wijsheid, des rijkdoms en der heerlijkheid dan Salomo? De koningin van Scheba was door de aanschouwing daarvan zo verslagen, dat in haar geen geest meer was. Hoe heerlijk waren zijn bouwwerken. Hoe zeldzaam was de bloeistaat zijns volks. Hoe wedijverde zijn rijkdom met zijn wijsheid. Op het zien en horen van dit alles zouden we zeggen, dat voor Salomo alle voorwaarden vervuld waren, waarvan eens mensen geluk afhankelijk is.

Maar slaat nu zijn boek "Prediker" op. Daarin heeft hij de slotsom zijner levenservaring neergelegd. En die slotsom is: "IJdelheid der ijdelheden; het is al ijdelheid en kwelling des geestes". Bestendige onbestendigheid, ziedaar de grondtoon van zijn weemoedige zang in zijn ouderdom.

Hoe gelukkig voor Salomo, dat hij iets beters had leren kennen. Tegenover de onbestendigheid der zienlijke dingen, de bestendigheid der hemelse dingen. Daarvan getuigt onze tekst. De schat des oprechten is bestendig; is aan het oordeel der verderfenis niet onderworpen, omdat hij vrij is van de giftige worm der zonde. Hij is de grootste rijkdom in elk opzicht, want hij ontdekt aan zijn bezitter de diepten Gods tot zijn zaligheid; geeft stof tot ware zielverlustiging, bekleedt de naakten met heerlijkheid en eer. Schat des oprechten, waarvan David uitroept: "O, hoe groot is het goed, dat Gij weggelegd hebt voor degenen, die U vrezen".

Een schat, zo duur verworven. Verworven niet door goud of zilver, maar door het dierbaar bloed des Lams. Door het lijden en sterven van Hem, Die macht heeft Zijn leven af te leggen en hetzelve wederom te nemen. Koning Jezus kwam. Nam in de plaats der Zijnen. Heeft de schuld der zonde geboet; heeft de doemschuld Zijns volks weggenomen; het oordeel weggedragen en in Zijn opstanding uit de doden het leven en de onverderfelijkheid aan het licht gebracht. Zo is door Zijn arbeid het bestendig heilgoed verworven en maakt er al de Zijnen deelgenoot van.

Maar dan is ook in de zoendood van de Borg de veiligheid van die schat des oprechten gewaarborgd. De schatten dezer aarde, al liggen ze ook in de hechtste keldergewelven der staatsbanken, zijn niet zo veilig als deze. Het is een weggelegde schat, weggelegd niet door schepselenhand, maar door God Zelf. Weggelegd in de hemelen. Geen mot zal hem verderven; geen roest hem verteren; geen worm hem doorknagen; geen dief hem stelen. Gods onuitblusbare liefde staat er borg voor. De levende Christus is de Erfgenaam tot dat doel om ook al de Zijnen te maken erfgenamen Gods en mede-erfgenamen met Hem.

Die schat weggelegd voor de "oprechten". Het doet letten op de gelukzalige bezitters. Het zijn degenen die in eenvoudigheid naar de wijsheid, die van boven is, zoeken en in waarheid den Heere vrezen. Reeds in deze weinige woorden is ons getekend, wie de oprechten zijn. In de weg Zijner ontdekkende genade maakt God de zondaar oprecht. Van nature is hij het omtrent zijn staat voor God niet. Maar in de spiegel der wet ziende, leert hij alle vijgebladeren, waarmee hij, gelijk Adam, zijn geestelijke naaktheid voor God zocht te bedekken, wegwerpen. God maakt de zondaar "waar en eerlijk" voor Hem, overeenkomstig het richtsnoer van Zijn Woord. Waar en eerlijk in zijn vernedering voor God; waar en eerlijk ook in dat hartelijk toestemming geven aan de enige heilweg in Jezus' bloed, dat aan de oprechten wordt geopenbaard. Anderen mogen slechts met de lippen het Evangelie, als getrouw en aller aanneming waardig, roemen, de oprechte verzegelt het als zodanig met de bewegingen en uitgangen zijns harten en zoekt in de Heere Jezus onverdeeld gevonden te worden en voor Zijn aangezicht in oprechtheid te wandelen. Aan hoeveel zwakheid en gebrek, aan hoeveel wankeling en struikeling de oprechten onderwoipen zijn, hierin openbaart zich het leven van Gods kinderen.

Hieruit blijkt genoegzaam, dat er een innige verwantschap bestaat, tussen de schat des oprechten en de aard, dien hij door genade bezit.

De leugen der zonde staat in het nauwste verband met de ijdelheid der aardse schatten. De leugen der zonde is de ontbindende en verdervende macht van alle heerlijkheid dezer aarde. Maar niet minder bestaat er de innigste samenhang tussen de oprechtheid des oprechten en het bestendig wezen hem weggelegd.

En blijft de schat der oprechten veilig bewaard voor hen, ook zij kunnen niet verloren gaan voor hun schat. Zij worden in de kracht Gods bewaard door het geloof tot de zaligheid. Het beginsel dier eeuwige vreugde smaakt de oprechte hier in zijn hart, doch straks zal hij het ten volle genieten. Eerst naar de ziel, als hij uit het strijdperk van dit leven is verlost, doch ten jongsten dage naar ziel en lichaam beide. Dan alle moeiten en strijd beƫindigd, alle zuchtingen gestild; alle tranen van de ogen afgewist; dan eeuwig en ongestoord in het bezit gesteld van "het bestendig wezen". Waarlijk, het zal de oprechte meevallen.

Welgelukzalig dan de oprechten van gemoed. Zij zullen de kroon der heerlijkheid ontvangen.

Hoe arm dan de wereld die in de leugen der zonde voortgaat. Zij zal niet anders dan verderfenis maaien^ Hoe ernstig maant dan Salomo's woord tot zelfonderzoek. Want in ditzelfde woord is te lezen: de verwachting des huichelaars zal vergaan. De onoprechten en geveinsden vergaderen zich, ja, ook een schat, maar van toorn in de dag des toorns en der openbaring van Gods rechtvaardig oordeel.

Gods oprechte volk mag zich verblijden. De dichter wekt er toe op: "Gij rechtvaardigen, verblijdt u in den Heere; lof betaamt den oprechte". Nog een ogenblik en gij zult geleid worden aan de levende fonteinen der wateren.

Wijlen Ds. J. Barth. (in: "De Banier" van 8 mei 1924).

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In het spoor | 28 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 1990

In het spoor | 28 Pagina's