Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR LIGGEN DE WORTELS  VAN DE SGP? - 7-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? - 7-

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij noemen ons, getuige de naam van onze partij en van onze stichting, Staatkundig Gereformeerd. De benaming gereformeerd is een ondubbelzinnige verwijzing naar een eeuwenlange strijd voor de zuivere en onvervalste godsdienst, voor de Waarheid die naar de godzaligheid is. Aan de uitdrukking: gereformeerd is door alle tijden heen, inzonderheid in de laatste eeuw, een uiteenlopende gevoelswaarde gegeven. Wanneer wij bij ons onderzoek naar de wortels van de staatkundig gereformeerde richting hierbij enkele vertegenwoordigers van deze richting aan de orde stellen, moeten wij ten aanzien van de betekenis van de uitdrukking: gereformeerd opmerkelijke verschillen constateren. En waar de verschillen bij de diverse vertegenwoordigers aanvankelijk beperkt bleven tot accent- en nuanceverschillen, bij hun volgelingen zien wij de afwijking van de gereformeerde religie in leer en leven in toenemende mate verder openbaar komen.

De gereformeerde belijdenis

Wij beperken ons in het kader van ons onderzoek tot enkele vertegenwoordigers van de staatkundig gereformeerde richting, namelijk tot Bilderdijk, Groen van Prinsterer en Kuyper. Stond eerstgenoemde als representant van de contrarevolutionaire richting aan het begin van de negentiende eeuw, Kuyper beheerste als woordvoerder van de antirevolutionaire richting het tijdsbeeld aan het eind van deze eeuw, terwijl Groen van Prinsterer in dit verband een duidelijke verbindingsschakel tussen beide uitzonderlijke figuren heeft gevormd. Terwijl Bilderdijk bovendien, hoewel geen theoloog als Kuyper, als een duidelijke vertegenwoordiger van de oud-gereformeerde religie kan worden aangemerkt, is Kuyper een uitgesproken exponent van de neogereformeerde richting.

Groen van Prinsterer, die in essentiële zaken naar wij geloven nimmer Bilderdijk is afgevallen noch Kuyper is bijgevallen, staat tussen beide figuren in en vormt wat de staatkundig gereformeerde richting betreft omstreeks het midden der vorige eeuw de centrale figuur. Vanwege het feit dat hij "zijn ideaal van een Godsregering over heel de kerk en heel het volk heeft teruggebracht tot het verlangen naar een vrije kerk in een vrije staat" noemt dr. H. Berkhof Groen "de overgangsfiguur tussen het oude en het nieuwe Calvinisme"^.

De gereformeerde religie staat in nauw verband met de opvatting aangaande de soevereiniteit Gods. Hierbij vormt de leer der predestinatie, zowel in verkiezing als in verwerping, het "cor ecclesiae", het hart deikerk. De soevereine verheerlijking van Gods deugden, zowel in barmhartigheid als in rechtvaardigheid, wordt in deze leer geplaatst boven de zaligheid van de zondaar. Maar deze zaligheid ligt tevens reeds vast in Gods onwankelbaar raadsbesluit. Wel verre van een bron van twijfel en onzekerheid te zijn, wat het in de latere ontwikkeling van de gereformeerde kerk is geworden, of op wankelbare verstands- en gemoedsgronden te zijn gebouwd, verankert het leerstuk van de voorbeschikking de zaligheid van de uitverkoren zondaar in Gods onveranderlijke trouw en goedertierenheid. Deze leer van de soevereiniteit Gods, nadrukkelijk geworteld in de Heilige Schriften en de gereformeerde belijdenis, heeft het vaste, hoewel steeds aangevochten fundament gevormd van onze nationale kerk en staat.

"Deugd naar Christelijke zedeleer"

De vraag kan hier aan de orde gesteld worden: hoe stond de vader van de contrarevolutionaire richting, Bilderdijk, tegenover de gereformeerde religie, waarvan de leer aangaande de soevereiniteit Gods in kerk en staat tot de wezenskenmerken behoort? Aanvankelijk week de godsdienstige opvatting van Bilderdijk niet veel af van die van zijn tijdgenoten. Deze constatering gold ook die van zijn ouderlijk huis. De letterkundige en jurist J. Kinker, die Bilderdijks vader dr. Izaak Bilderdijk nog goed had gekend, schetste diens overtuiging als "een werkdadig Christendom" en als "deugd naar de Christelijke zedeleer" 2) . Hoewel Jeronimo de Vries, eveneens rechtsgeleerde en literator, hem indeelde bij " de partij van 1748 en strenge, stijve orthodoxie, in Bilderdijks jeugd beide buiten trek en opgang rakende" 3), vermoedde Kinker "veeleer het tegendeel van zulk eene orthodoxie".

Kinker had met Bilderdijk in diens jongelingsjaren veel omgang gehad en schreef na diens dood dat de dichter "voor 1795 beslist niet behoorde tot de strenge Dordtse orthodoxie", maar dat hij integendeel bleek te zijn "zeer rekkelijk, milddenkend en in het geheel niet gesteld op de toen reeds afnemende, maar thans weer herlevende piëtisterij" 4) . Uit het feit dat Bilderdijk in zijn studententijd ook zijn "Voetiaansche stellingen" werden verweten 5), kan worden afgeleid dat ook toen zijn rechtzinnigheid niet in twijfel werd getrokken.

Kinker herinnert bovendien nog aan Bilderdijks bijzondere gehechtheid aan het Oranjehuis en merkt in dit verband nog op: "Hij hield, voor zijne verbanning, de toen heerschende Godsdienst voor een der hechtste grondzuilen van dat Vorstelijk huis" 6) .

Bilderdijk zelf schreef eens aan Wiselius "dat, zoo iemand, ik tenminste zoo strikt gereformeerd niet opgevoed ben, dat ik uit vooroordeel of gewoonte meer rechtzinnig- dan Sociaansch-gezind zou kunnen zijn." En hij laat er eerlijk op volgen: "Als kind en jongeling was mij 't Christendom altijd problematicq, en het is door geen Godgeleerde werken of gesprekken, maar door den Bijbel alleen dat ik God danken mag het te hebben leeren kennen, zoo verre ik het dan kenne" 7) . Deze woorden wijzen op een opmerkelijke ommekeer in zijn leven, waarvan de achtergrond door Da Costa, Capadose, Messchert en andere geestverwante jongeren nader is toegelicht.

Geen "mystieke geestdrijverij"

Inzonderheid de elfjarige periode van ballingschap heeft een stempel gezet op de geestelijke ontwikkeling van de dichter. Persoonlijke en huiselijke beproevingen hebben ertoe bijgedragen zijn geestelijk leven te verdiepen. Van zijn dertien kinderen heeft slechts één zoon hem overleefd. De tegenslagen en wederwaardigheden brachten de dichter soms aan de rand van de wanhoop.

Dr. D. Nauta is van mening dat inzonderheid in de jaren van de overgang van de Franse tijd naar de herstelde vrijheid, van 1810-1813, het godsdienstig leven van Bilderdijk zich heeft verinnigd. "Wellicht doen wij het meest recht aan de feiten, " schrijft hij, "wanneer wij niet een precies jaartal noemen en wij denken aan een geestelijk proces bij Bilderdijk, dat reeds in de periode van de ballingschap een aanvang genomen heeft en eerst omstreeks de aangeduide tijd tot volle rijping kwam" 8) .

Ook nog in later tijd meende mr. C.M. van der Kemp, die tot zijn leedwezen Bilderdijk niet persoonlijk gekend had, in deze "den verchristenden Stoïcijn" te moeten opmerken. Maar mr. H.J. Koenen, aan wie hij zijn gevoelen kenbaar maakte, waarschuwde hem aan Bilderdijks zonden en gebreken geen wapen te ontlenen om "het waarachtig zalig makend geloof van dien groten zonderling te bestrijden" 9) . Beschouwde de jonge Bilderdijk aanvankelijk alles wat boven "de groote denkbeelden van menschendeugd, van verstandelijke godsdienst" uitkwam als "mystieke geestdrijverij" 10), zoals hij aan Wiselius schreef, deze woorden werden gevolgd door de opmerkelijke belijdenis: "Gods genade redde mij uit den Helschen toestand van waanheiligheid, die het toppunt van gruwel is" H) .

Reeds in een brief aan zijn dochter Louise uit 1803 spreekt hij niet alleen van schuldgevoelens, maar ook van een op Gods Woord gegronde geestelijke verwachting, welke niet voortvloeide uit "blinde volgzucht of eerbied voor de oudheid". Hij schrijft namelijk: "Ik heb beproefd, ik heb onderzocht, ik heb leeren kennen. Ik weet, dat het niet vervalscht is; ik weet dit op gronden van overtuiging, sterker dan ik

uitdrukken kan" 12) . Het is waar dat de geestelijke ontwikkeling van Bilderdijk, mede vanwege de jarenlange uitlandigheid, zich grotendeels buiten de kerk heeft voltrokken. Er waren ook maar weinig predikanten met wie hij zich geestelijk verbonden wist. Bovendien nam Bilderdijk geen blad voor de mond en van "femelarij" had hij een hartgrondige afkeer!

Bilderdijk en de Dordtse leer

Bepaalde schaduwzijden in levensloop en karakter nemen echter niet weg dat de dichter de gereformeerde belijdenis van harte was toegedaan. Toen hij in 1806 in ons land terugkeerde, had zich inmiddels de volgens hem goddeloze scheiding tussen kerk en staat voltrokken. Werd deze breuk met het nationaal-gereformeerd verleden van ons land oprecht door hem betreurd, ook de veldwinnende invloed van het supranaturalisme en de toenemende afkeer van de Dordtse rechtzinnigheid was hem een doorn in het oog. In een uitvoerige brief aan P.J. baron van Zuylen van Nijevelt spreekt Bilderdijk zijn innige droefheid uit over "het knoeiwerk in de kerk", dat hij gewaar werd, "om met de Waarheid geen aanstoot aan den Leugengeest te geven" 13) . Al was hij van de "individuele welmeenendheid" van vele predikanten overtuigd, de meesten hunner waren niet van een dergelijke uitgesproken rechtlijnigheid als die van de beminde Vader Schotsman of van de buitenlandse episcopaalse prediker Thelwall, voor wie hij het zo openlijk had opgenomen.

Het behoeft ons in het licht van het vorenstaande niet te verwonderen dat Bilderdijk veel waardering had voor hetgeen op de bekende Dordtse Synode van 1618 en 1619 inzake de vaststelling van de gereformeerde religie werd beslist.

"Heerlijk (inderdaad) zijn de Acta der Dordrechtsche Synode" riep de theologiserende dichter tegen Da Costa uit, " en die ze leest, moet voor waarheid verstompt zijn, of er door gewonnen worden" 14 ». En het behoeft geen betoog dat deze apologeet van Dordt het in zijn geschriften onomwonden opneemt voor de leer van de soevereine voorverordinering Gods. Reeds van voor de grondlegging der wereld was de predestinatie opgenomen in Gods raadsbesluit:

Ja, aard noch hemel was op 't Godswoord voortgesproten, Als de eeuwige Algenoegzaamheid D' in Zijn verborgen raad verkoren gunstgenoot en Het eeuwig heil had toebereid. En 't is Gods vrijkeur, die de Zijnen onderscheidt I5) En op den weg des heils geleidt. .

De leer der voorbeschikking

In een van zijn opstellen, getiteld "Over de eeuwige zaligheid", een juweeltje van bijbelse en scherpzinnige betoogtrant, merkt Bilderdijk op hoe de menselijke hoogmoed zich maar al te zeer aan bedoeld leerstuk van de voorbeschikking stoot en hoe dit "door nieuwerwetsche verlichten sints lang tot een voorwerp van spotternij werd gemaakt" 16) . Bilderdijk kende de mens geen medezeggenschap toe in het stuk van zaligworden. Hoort maar wat hij hiervan zegt: "Degenen met wie wij hier redetwisten, erkennen of onderstellen ten minste de oorspronkelijke rechtheid niet, zij erkennen geen' val met zijne gevolgen, geene Erfzonde of doemschuld." De geestelijke doodsstaat van de mens werd door de dichter niet gecamoufleerd. Ondubbelzinnig verdedigt hij dan ook de vrijmacht van God tegen de Hem toegeschreven willekeur:

"Zij die der hervormde kerk van het aannemen eener tyrannieke grilligheid in het Goddelijke Wezen beschuldigen, wanneer wij ons een geheel vrije roeping en verkiezing zonder terug zicht op den mensch en zijn werk of geloof voorstellen; zij, daar zij den dank dier verkiezing Gode, of geheel of ten deele onttrekken, zich zelven tot werkers hunner zaligheid makende en de Goddelijke vrijkeur aan zich toeëigenende, zij stellen in Gode de allerredelooste willekeurigheid."

Zowel in verkiezing als in verwerping handelt God naar Zijn vrijmachtig welbehagen.

"In 'teen aan Zijne weldadigheid 'tperkstellende, waarin zij door ' s menschen moedwillige verwijdering noodwendig moest ophouden; in 't ander

Zijn genadig aanbod niet uitstrekkende voorbij 't geen er de kracht aan verleenen moest, de aanneming namelijk."

Bilderdijks slotconclusie inzake de leer der voorverordinering luidt dan ook zonder voorbehoud: "Geen der zwarigheden, door ons aangevoerd, 17) treffen dit Leerstelsel" .

"Zoogenaamde algemeene aanbieding"

Een "zoogenaamde algemeene aanbieding der Genade" roept bij Bilderdijk dan ook ernstige bedenkingen op. Een door de jonge ds. Callenbach gestelde vraag over deze zaak beantwoordt hij met een wedervraag: "Wat is algemeene aanbieding? " En ter beantwoording hiervan vervolgt hij:

"Maar veranderen wij de termen. Hij (God) wil dat het Evangelie aan ieder hoofd voor hoofd gepredikt wordt; en echter - Hij heeft niet allen tot de zaligheid bestemd. Hier ligt de zwarigheid, en hierin alleen. - Moet dan de parel voor de zwijnen geworpen worden? mag men vragen. - Ik stel daar een andere vraag tegen: Wildet ge dat de dadelijke aanspraak dier prediking de uitverkorenen van de verworpenen onderscheiden zou? Waar zou dit heen? " I8) .

En al schijnt het Evangelie nutteloos voor zoveel duizenden, het verspreidt niettemin volgens Bilderdijk vele weldaden. Algemene aanbieding is echter onmogelijk, want "een volmaakt oneindig Wezen ziet geen algemeen, maar het individu." Bovendien: loopt algemene aanbieding niet uit op algemene verzoening (Bilderdijk spreekt hier van voldoening)? "Lieve vriend, " merkt Bilderdijk hier op, "algemeene voldoening is een onding" en hij besluit: "Vragen wij dus niet wat Gods doel zij, maar wat het onze moet zijn (...). En dit zeker moet Gods eer zijn en hierin ligt ook (alles wel overwogen) ons eenig geluk op aarde en hierna." De "zoogenaamde algemeene aanbieding" wordt door Bilderdijk in één adem genoemd met de "zoogenaamde vrijen wil", waarvan hij opmerkt dat dit wel "het ongerijmdste is dat te bedenken is." Verwarring van begrippen heeft "het denkbeeld doen ontstaan van de vrije wil als noodig om verandwoordelijk te zijn" 19) .

Als Bilderdijk met de pasbekeerde Capadose handelt over de leer van Gods vrijmachtige verkiezing en verwerping - deze werd hierover aangevochtenacht hij het "gevaarlijk te ruim te zijn in 't stuk van de strenge punten" die door hem zijn aangeroerd. "Immers geheel het menschdom (is) in Adam verloren, voor zoo verr' zij niet uitverkoren zijn om Hem als waarachtig Verlosser aan te nemen." De deugd van Gods rechtvaardigheid mag nimmer aan die van Zijn barmhartigheid worden opgeofferd, "want alle Gods deugden en volmaaktheden zijn een, en onze jammerlijke prisma van 't gebrekkig verstand verdeelt slechts de straal in ons aanzien" 20 '.

"Bijzondere voorzienigheid"

De wijze leermeester voegt er echter de vermaning aan toe: "Maar wat er van zij, laten wij 't aan God over en dringen wij niet in Zijne ons verborgen wegen. ' t Is gevaarlijk, daarin te treden; maar vooral weerspreken wij het uitdrukkelijk geopenbaarde 21) niet, om een gevoel van menschelijkheid" .

De staat van ellende, waarin de mens zich door eigen schuld bevindt, is enkel het gevolg van de zondeval in het paradijs. Talloze dichterlijke uitspraken van Bilderdijk vestigen hierop de aandacht. Vrije genade alleen kan ons verlossen van het eeuwig verderf en de toekomende toorn en dan enkel en alleen door toegerekende gerechtigheid:

In Christus is de bron en 't middelpunt der kennis; God kennen wij door Hem; door Hem ons eigen hart. En wijsheid buiten Hem is enkel heiligschennis, En arbeid, die den geest in 's duivels strik verwart 22) .

Bilderdijks onvoorwaardelijk geloof in het onfeilbaar gezag van de Heilige Schrift hield ook weer nauw verband met zijn geloof in Gods bijzondere voorzienigheid, zoals dit talloze malen in zijn leven en werken tot uitdrukking komt. De dichter deelt in een van zijn geschriften mee hoe hem op een bruiloftsmaal door een eerwaardig oud man de vraag werd gesteld of huwelijken in de hemel gesloten worden. Hij antwoordde hierop:

"Ik geloof aan eene bijzondere Voorzienigheid in alles." De grijsaard riep hierop uit: "Ik dank u, mijn heer! Want een algemeene Voorzienigheid is in het geheel geene" 23) .

Bilderdijks godsdienstige opvattingen waren wel volkomen in strijd met het streven naar menselijke autonomie. Voorbehoedmiddelen, vaccinatie, verzekering? De dichter waarschuwde:

Wat poogt ge, o trotsche menschenwaan, De pijlen van het lot te ontgaan? Gocls hand heeft zelv' den boog gericht; Geen schild van voorzorg weert den schicht 24> .

Groen van Prinsterer en Kuyper

De vraag doet zich hier gelden: heeft Bilderdijks leerling en geestverwant mr. Groen van Prinsterer, de geestelijke vader van de antirevolutionaire richting, de leer van vrije genade in de strijd der geesten zo ondubbelzinnig verdedigd als zijn contrarevolutionaire leermeester? Of heeft hij, hoewel zelf van harte

deze leer toegedaan, vanwege het streven naar samenwerking met de ethisch-irenischen of met onbelijnde confessionelen zich tot ontoelaatbare concessies laten verleiden? We hopen er nog op terug te komen. En hoe staat het in dit opzicht met de grondlegger van de Antirevolutionaire Partij, dr. Abraham Kuyper? Welnu, in een rede, die hij heeft uitgesproken ter gelegenheid van de Bilderdijk-herdenking in 1906, heeft hij, hoewel hij zich niet schuldig wenste te maken aan heldenverering, de lof van de dichter bezongen op hooggestemde snaren. De oprechte liefde voor Bilderdijk die hieruit spreekt, doet weldadig aan. Moeilijker wordt het echter om "Abraham de Geweldige" te volgen waar hij deze vertegenwoordiger van de "nachtschool" tracht te annexeren voor de neocalvinistische gedachtenwereld.

Kuyper komt in dit verband tot de conclusie, dat Bilderdijk aan de "bloedarme Calvinisten" van zijn tijd niets had te danken. Wat Bilderdijk beleed, kwam niet "uit de overgeleverde confessie op, maar uit ervaring, uit de bevinding van eigen zieleleven" 25) . De leer van de predestinatie was voor Bilderdijk geen inspiratiebron voor een alles omvattende levens- en wereldbeschouwing - zoals dit bij Kuyper het geval was- maar beperkte zich tot de zaligheid der uitverkorenen en zijn opvatting was dus volgens Kuyper evenals alle na-Dordtse theologie eigenlijk niet meer dan een "geïsoleerd-theologisch vraagstuk" 26) . Zou hij Bilderdijks opvatting hebben gedeeld toe deze stelde: "Een volmaakt oneindig Wezen ziet geen algemeen, maar het individu"?

Ook wat het door Bilderdijk beleden geloof in Gods bijzondere voorzienigheid betreft heeft Kuyper een wat meer genuanceerd standpunt. Was het gebruik van preventieve middelen, zoals de bliksemafleider, de vaccinatie en de verzekering voor de geestverwanten van Bilderdijk strijdig met het geloof in de voorzienigheid Gods, Kuyper sprak in dit verband van een "dwalend inzicht in Gods Voorzienig bestel" en van "misleide en op de dool geraakte vroomheid" 27) . Hier dringt zich weer de vraag op" Waar liggen de wortels van de staatkundig gereformeerde richting of partij?

Wat betekent: gereformeerd?

Bilderdijk had het - wellicht in tegenstelling tot onser niet zo goed afgebracht, maar hij kende wel de inhoud van de gereformeerde religie, ja, wat meer is: hij wist wat vrije genade was! Ge-re-formeerd te zijn houdt nogal wat in. Deze conclusie geldt ook onze Staatkundig Gereformeerde Partij! Staatkundig Gereformeerd te zijn betekent geen competitie met andere politieke partijen op het parlementaire front maar een spreken tot de Wet en tot de Getuigenis vanuit de belijdenis der ware gereformeerde religie!

Noten:

1) Berkhof, H. Geschiedenis der Kerk, pag. 293. (Nijkerk 1950) 2) Kinker, J. in: De Recensent ook der Recensenten, XXXI, le stuk, pag. 37-39. 3) Bl ieven van mr. Willem Bilderdijk, uitgegeven door W. Messchert, dl. II, pag. XIV. (A'dam 1837) 4) Kinker, J., a.w., pag. 30, 31.

5) Mr. W. Bilderdijks Eerste Huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807), medegedeeld door zijn aangehuwden kleinzoon J.C. ten Brummeler Andriesse, predikant bij de Hervormde Gemeente te Hoorn. Uitgegeven en met verklarende toelichtingen voorzien door mr. J. van Vloten, pag. 17. (Leiden 1873) 6) Kinker, J., a.w., t.a.p. 7) Brieven, a.w., dl. III, pag. 149. 8) Nauta, D. Bilderdijk en de kerk, in: Opera Minora, pag. 151. (Kampen 1961)

9) Uit de briefwisseling van C.M. van der Kemp (1799-1861) en H.J. Koenen (1809-1874) - 1833-1845, in: Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap, 63e deel, pag. 48, 49. 10) Brieven, a.w., dl. III, pag. 176. 11) Brieven, a.w., dl. III, pag. 176, 177. 12) Mr. W. Bilderdijks Eerste Huwelijk, a.w., pag. 371. 13) Brieven, a.w., dl. V, pag. 237. 14) Brieven, a.w., dl. IV, pag. 101.

15) Gods voorbeschikking, B.D.W. dl. VI, pag. 176-178. 16) Over de eeuwige zaligheid als beloning van ' s mensen vrije daden beschouwd, in: Opstellen van godgeleerden en zedekundigen inhoud, pag. 73. Zie ook: Vrijmacht, B.D.W. dl. XII, pag. 220-223. 17) Over de eeuwige zaligheid, a.w., pag. 74, 78, 82. 18) Brieven, a.w., dl. V, pag. 286. 19) Brieven, a.w., dl. V, pag. 287, 288. 20) Brieven, a.w., dl. V, pag. 82, 83. 21) Brieven, a.w., dl. V, pag. 81. 22) Kennis, B.D.W. dl VI, pag. 5.

23) Nieuwe Mengelingen, II, pag. 297, 298. Zie Isaac da Costa, De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften, pag. 117-118. (Haarlem 1859) 24) Voorzienigheid, B.D.W. dl. XIII, pag. 285. 25) Kuyper, A. Bilderdijk in zijn nationale beteekenis, pag. 42. (Amsterdam-Pretoria 1906) 26) Kuyper, A. a.w., pag. 58.

27) Kuyper, A. De gemeene gratie, dl. II: Het leerstellig gedeelte, pag. 542, 534. (Kampen 1932)

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

In het spoor | 20 Pagina's

WAAR LIGGEN DE WORTELS  VAN DE SGP? - 7-

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 1991

In het spoor | 20 Pagina's