Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? -8-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? -8-

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

" Een eeuw van strijd om Bilderdijk"

"Als Bilderdijk gemelijk is en alles afkeurt, is hij voor mij als de hond op het erf in de nacht. Het jankend geluid doet ons opstaan. Er kan onraad zijn. Het moet de moeite lonen er achter te komen wat zulk een aandoenlijke geest van streek bracht" Het zijn de opmerkelijke woorden van de jongere tijdgenoot Allard Pierson, de bekende, modern geworden predikant-hoogleraar, die zich hier uitspreekt over "Bilderdijks ontevredenheid met de achttiende eeuw in Nederland". De vraag naar wat deze "aandoenlijke geest" van streek heeft gebracht en in hoeverre hij heeft gefungeerd als een waakhond op het nachtelijk erf, heeft reeds generaties landgenoten bezig gehouden. De historicus dr. P. Geyl heeft aan deze zaak zelfs een uitvoerige studie gewijd onder de sprekende titel van "Een eeuw van strijd om Bilderdijk" 2) . Hoe komt het toch dat er tot op de huidige dag nog zoveel over Bilderdijk wordt geschreven en dat ook nog steeds zoveel van hem wordt uitgegeven? Nog maar kort geleden verscheen een indrukwekkende uitgave van zijn brieven - en dat betreft dan alleen nog maar die uit de jaren 1795-1797! - in twee dikke delen, waarvan één deel commentaar 3) . Wat heeft Willem Bilderdijk ons, geëmancipeerde twintigste-eeuwers, nog te zeggen?

Geestelijk onderscheidingsvermogen

Volgens Bilderdijks biograaf Kollewijn zijn er over een tijdvak van ruim een eeuw in tal van tijdschriften en boeken meer artikelen over Bilderdijk en zijn werken geschreven dan over enig ander auteur, Vondel niet uitgezonderd 4) . De vraag, welke zich hier laat gelden is, in hoeverre de beoordelaars in het wezen

van Bilderdijk en van de door hem gevoerde strijd zijn doorgedrongen. Om de grote dichter en geleerde alle recht te laten wedervaren, dient er op zijn minst sprake te zijn van enige geestelijke affiniteit, in elk geval van geestelijk inlevingsvermogen.

En zelfs dan kan, bij een zich ontwikkelende onderscheiding der geesten, de waardering voor deze profetische figuur, die door Pierson wordt gerangschikt onder de gezegende "groote Ontevredenen" 5) , nog gaan toenemen.

Wij kunnen dit bij voorbeeld constateren bij een kritisch georiënteerd geestverwant als Willem de Clercq. Vroeg deze zich bij Bilderdijks dood nog af of één van diens vrienden hem een leiddraad zou kunnen geven "langs welken wij het labyrinth der Bilderdijksche wereld kunnen doorlopen" 6), enige jaren later kwam hij, na zich uitgebreider in diens gedachtenwereld te hebben verdiept, tot de conclusie: "Hoe juist heeft hij den tijd ingezien. Hoe meer voor mij dat inzicht vermeerdert, hoe moeilijker de strijd is!" 7) . Het geestelijk onderscheidingsvermogen van deze geleerde letterkundige en beroemde improvisator was inmiddels toegenomen. Het "jankend geluid" van de waakhond op het nachtelijk erf was, dankzij een voortgaande ontdekking, tot De Clercqs geestelijke oren doorgedrongen.

Strijd tussen vlees en geest

Dat Bilderdijks tijdgenoten, "hetzij tegenstanders, hetzij vreemdelingen van des Dichters innerlijk leven", naar het oordeel van Da Costa, deze zaak niet hebben erkend, is mede toe te schrijven aan onkunde en onbegrip om "dien grooten innerlijken strijd tusschen vleesch en geest in den Christen" te kunnen verklaren 8) . Vandaar dat bestrijders van Bilderdijk in diens persoonlijke leven en in diens soms provocerende en gewaagde uitlatingen voldoende aangrijpingspunten hebben gevonden om de grote christendichter en geleerde in discrediet te brengen. Inzonderheid Bilderdijks huwelijksverhouding en zijn tweede - aanvankelijk onwettig - huwelijk zijn hierbij dankbare objecten geweest.

Wij behoeven hiervoor geen verschonende omstandigheden aan te voeren. Da Costa, die zijn geestelijke vader beminde als weinigen, heeft eerlijk gesteld: " Ons Evangelie kent geene bedekking van overtreding op welk gebied, klein of groot (wat wij zondigen, zondigen wij tegen God, niet tegen menschen!) op grond van bloot menschelijke 9> verschooningen" .

In dit opzicht was Da Costa dus niet "de klassieke vereerder en goedprater" van Bilderdijk, zoals Geyl hem heeft genoemd 10) .

Het is inzonderheid dr. J. van Vloten geweest, die op afkeurenswaardige wijze van de relatie van Bilderdijk tot Catharina Rebecca, zijn eerste vrouw, heeft gebruik gemaakt om eerstgenoemde in een negatief daglicht te stellen. In zijn biografische toelichtingen, waarmee hij een bloemlezing uit Bilderdijks dichtwerken vergezeld deed gaan, trachtte hij "de mensch Bilderdijk tot in zijn fundamenten af te breken", zegt (zelfs) Geyl en deze als een "poseur en leugenaar, een man verteerd van lust en roemzucht" voor te stellen n) .

De veroordeling door Van Vloten

IJdelheid en zelfverheffing waren naar het oordeel van Van Vloten de onbewuste drijfveren van Bilderdijks opinie en handelwijs geweest en hierin is de reden van de verkoeling in de relatie tot zijn eerste vrouw te zoeken. Inzonderheid neemt Van Vloten aanstoot aan Bilderdijks "rechtzinnig kerkgeloof', dat de zaligheid niet zoekt door deugden of werken, maar door genade en wedergeboorte.

"Met zulk een deugd- en zondebeschouwing moest het den heer Van Teisterbant zeker minder bezwaarlijk vallen, wat ons Da Costa met zooveel zalving van hem meldt, zijn teerbeminde Katharina (Bilderdijks tweede vrouw) tot geen Nederlandsche dichteresse slechts, maar geloofsvolle Christin op te leiden" 12) .

Bilderdijks rechtzinnigheid, "die steeds toenemende gehechtheid aan de kerkelijke leer van den zoendood des Kruises, tot zondedelging en genade-uitstorting, was bij hem - en ziedaar de geheele oplossing van het raadsel - een zaak van het hoofd, niet van het hart."

Op deze rechtzinnigheid had hij zich met al zijn denkkracht geworpen. "Bilderdijk had zulk een geloovig hart of gemoed niet", oordeelt Van Vloten. "Hij was - hij zelf heeft het ons medegedeeld - in de hoogste mate eigenlievend en hoogmoedig, onmatig in zijne begeerten en onvoldaan in zijne eischen". Deze schrijver moet dus, zo blijkt duidelijk, niet veel hebben van Bilderdijks "opgedrongen en kunstmatig hersengeloof' 13) .

Toen Van Vloten enkele jaren later de schoonzoon van Bilderdijks dochter Louise, ds. J.C. ten Brummeler Andriesse, als erfgenaam wist te bewegen hem het hele brievendossier van Catharina Rebecca ter beschikking te stellen en in 1873 uit te laten geven, deed hij dit zogenaamd met de bedoeling om haar te rehabiliteren. Van Vloten ontzag zich echter niet om uit die briefwisseling bepaalde passages en soms zelfs hele brieven weg te laten, die in het nadeel van Bilderdijks eerste vrouw zouden zijn. Zo werd op suggestieve wijze het beeld van Bilderdijk in negatieve zin vertekend. Bilderdijk, die "zijn hele leven door op ijdel vertoon uit was", werd voorgesteld als iemand, die "steeds met de zalvendste uitstorting van leerstellige Bijbelwijsheid in de weer" was en die "alle leerstellige deugden als blinkende feilen" verwierp 14) .

Verontwaardiging bij geestverwanten

De verontwaardiging onder de nog in leven zijnde leerlingen van Bilderdijk was groot. Capadose schreef aan Groen van Prinsterer:

" Gij zult ook evenals ik met weerzin de uitgave van de jeugdige brieven van Bilderdijk onder redactie van een Van Vloten en door Bilderdijks kleinzoon NB. uitgegeven, gezien hebben. Veel vijandschap tegen den verdediger der ware beginselen van godsdienst en een lage en gemeene karakter komt hier duidelijk te voorschijn. (...) Intusschen blijft het bedroevend en zal 't veel kwaad doen. Wij weten intusschen dat de producten van den nog onbekeerden Bilderdijk door niemand onzer ooit zijn verdedigd, ook van niemand!" 15> .

Ook een andere discipel, S.J.E. Rau, schaamde zich er bij deze gelegenheid niet voor bekend te staan als iemand, die nog veel prijs stelde op een waardige herinnering aan Bilderdijk. "In de schaamteloze inhumaniteit dergenen die, na zoovele jaren, in het privaat leven van Bilderdijk wroeten", had hem altijd het meest geërgerd, dat dit nog tijdens het leven van diens zoon gebeurde 16) .

De letterkundige Busken Huet zegt van Van Vloten en zijn medewerkers: "De akte van beschuldiging, door hem tegen Bilderdijk opgemaakt, is in strijd met hunne bedoeling, een aanklacht tegen zijne gade geworden" 17) . Een verontwaardigde dr. J.J.F. Wap, een rooms-katholieke bewonderaar van Bilderdijk, spreekt van een bundel brieven, die "de wereld is ingespookt, om aan het publiek de huiskrakeelen mee te deelen" en waarbij "de teederste familie-aangelegenheden (...) ter grabbelen zijn gegooid" 18) . Van Vloten had een "diepen afkeer van den mensch Bilderdijk (welke hij) duidelijk liet blijken door hem bij allen lof voor zijn grote gaven als een schijnheiligen huichelaar voor te stellen" 19) .

De grote Bilderdijk-kenner, prof.dr. J. Bosch, die we hier hebben geciteerd, heeft in 1955 objectiever en betrouwbaarder gehandeld in zijn academisch proefschrift over Bilderdijks correspondentie uit de jaren 1772-1795. Het oordeel van Bosch over Bilderdijk, dat eerlijk is maar mild, getuigt van homogeniteit met dat van Da Costa. Hij zegt van de visie van laatstgenoemde: "Hij meed de waarheid niet, maar kende ook den schroom der liefde, die luistert tot het laatste, en zwijgt waar hij niet weet, of half weet, uit vrees voor valse getuigenis." Daarin stond hij, naar het gevoelen van Bosch, "met Wap, tegenover Ten Brummeler Andriesse en zijn handlanger Van Vloten" 20 > .

Bilderdijks huwelijksverhouding is tot op de huidige dag een zaak van discussie geweest. Gerretson, die zijn leven lang een vereerder van Bilderdijk als christen-dichter is gebleven, heeft ook getracht diens handelwijze nader toe te lichten - niet te verschonen- tegenover de met hem bevriende, maar andersdenkende collega Geyl. Deze had in verband met de Bilderdijk-herdenking in 1956, twee eeuwen na diens geboorte, ook gemeend "een obool in het zakje der Bilderdijk-kritiek te moeten doen." Gerretson noemde Bilderdijks gedrag in zijn dubbele verhouding met de beide Catharina's "door en door onwaarachtig", maar hij stelde Geyl in dit verband wel de vraag, of hij nog nooit in de Bijbel de geschiedenis van David en Bathseba had gelezen 21) .

Verdediging door Abraham Kuyper

Ook Abraham Kuyper bemantelt of vergoelijkt Bilderdijks "echtbreuk in zelfbedrog" niet. Hij merkt in dit verband ten aanzien van deze dichter op: "We hebben te doen met een achtbaar man van zedelijk en ingetogen leven, maar die tweemaal gevallen is." (Dit ziet mee op zijn eerste, gedwongen huwelijk).

Kuyper concludeert: "Hierbij nu komt, vooral van Christelijk standpunt, verdediging noch verschooning te pas" 22) . Niettemin is Kuyper slecht te spreken over de tweeërlei maatstaf, die bij de beoordeling van deze zaak werd gehanteerd. Tijdgenoten van Bilderdijk, als de beroemde Engelse dichters Byron en Shelley en de Duitse dichter-geleerde Goethe, stonden bekend om hun losheid van zeden. Kuyper wenste duidelijk het contrast te laten uitkomen tussen de wijze, "waarop hier te lande meer dan een, die bij Byron of Goethe er niet aan denkt om hun deswege de roskam over de huid te halen, over Bilderdijk, en

over hem alleen, heenvalt." Het is toch uiterst inconsequent van diverse critici om over genoemde buitenlanders "half met een lach om de lippen heen te glijden, om dan, aan Bilderdijk toegekomen, opeens hun brandijzer uit het kolenvuur te halen, en hem dubbel zwart te brandmerken" 23 K We mogen er ook niet blind voor zijn dat Bilderdijks tweede huwelijk, in weerwil van alle wederwaardigheden, toch bijzonder gelukkig is geweest, daarvan zijn de onomstotelijkste bewijzen. Het blazoen van de heer Van Teisterbant is echter niet onbezoedeld gebleven. Ook aan hem was niets menselijks vreemd. Bilderdijk heeft in zekere zin het ongeluk gehad, zegt Bavinck, dat hij met verbazende openhartigheid aan alles wat er in hem omging, publiciteit heeft gegeven. "Hij heeft niets van zichzelf verborgen gehouden. Wie zijn zwakheden, zijn gebreken, zijn zonden opsommen wil, vindt in zijne geschriften overvloedige stof. Wat zou menig groot man er anders uitzien, als wij zooveel van hem wisten als van Bilderdijk!" 24) .

De gevreesde Socrates

Ten gevolge van zijn veelzijdige geleerdheid en de hoge vlucht van zijn gedachten raakten allen min of meer in de ban van deze bizarre persoonlijkheid. Willem van Hogendorp schreef eens aan Da Costa: "Dat wij, en de weinigen zijner jonge vrienden, ons zoo geheel met zijne wijze van zien en denken vereenigd hebben, is enkel het gevolg van den personeelen omgang" 25) . Bilderdijk stelde niet alleen zijn huis, maar ook zijn hart open voor zijn leerlingen en ook mevrouw Bilderdijk had, voor zover haar gezondheidstoestand het toeliet, voor hun persoonlijke aangelegenheden een open oog en oor. "Geen wonder dan ook", schrijft Da Costa over de collegabezoekers, "dat zij met schier kinderlijke aanhankelijkheid zich ten allen tijde, in dagen van ziekte, bij allerlei gelegenheid, als trouwe en dankbare vrienden gedroegen" 26) .

Deze invloed van Bilderdijk werd, niet zonder leedwezen, ook door tegenstanders opgemerkt. "Vreemd is het, zoo als hij de jongelieden wegsleept", merkte de bezadigde prof. D.J. van Lennep op. "Twee of drie bezoeken bij hem hebben mijn zoon reeds tot een proselyt van hem gemaakt, en schoon ik op zijne jaren liever zie, dat hij in dit, dan in het tegenovergestelde exces valle, zoo behagen mij echter geene excessen, hoe ook genaamd" 27) . Van Lennep Sr. was huiverig voor de hypnotische invloed van de grijze en reactionair-orthodoxe bard.

Vooral toen de overgang van Da Costa en Capadose tot het Christendom algemeen de aandacht had getrokken, maakte men zich bezorgd over de invloed van Bilderdijk, die men als de oorzaak van de geloofsovergang van beide begaafde jongeren aanwees. Het was overigens ook niet zozeer hun overgang, als wel hun oorlogsverklaring aan de tijdgeest, die agitatie verwekte. Men strooit uit, zo schreef de dichter zelf aan zijn vriend Gerard Outhuys, "dat mijn invloed op de jonge Lieden, waarmee ik (als een andere Socrates) beschuldigd wordt de jeugd te bederven, door hen 't obscurantismus, dat is de rechtzinnigheid in Kerk- en Staatsleer in te storten, hen eigenlijk of overgehaald of betoverd zou hebben" 28 > .

Het Dordts-gereformeerde dwangjuk

Dat een gerenommeerd dichter en geleerde, wiens geest volgens Busken Huet "geheel alleen op de vijf fakulteiten eener hoogeschool gelijkt" 29), met diens contrarevolutionaire opvattingen en "Voetiaansche stellingen" school ging maken, dat was voor de redelijk denkende, zelfgenoegzame tijdgenoot te veel van het goede. Men begeerde immers ontslagen te zijn van het Dordts-gereformeerde dwangjuk en haakte naar de vrije uitoefening van de menselijke deugdbetrachting. In de kerk zat de vrije wil op de troon, in de staat domineerde de volkssouvereiniteit. Maar Bilderdijk stelde het ongeremde vrijheidsstreven onomwonden aan de kaak:

Maar wenscht ge naar Vrijheid en vraagt wat dit zij? 30) 't Is God laten willen en willen als Hy! .

Met een dergelijke programmatische verklaring kan het begrijpelijker worden, dat de uitgebreide acta van beschuldiging, door tijdgenoot en nageslacht tegen Bilderdijk ingebracht, grotendeels zijn te herleiden tot de door hem uitgedragen beginselen. Veelszins is de verwijzing naar Bilderdijks zonden en gebreken een excuus geweest om zijn indringend requisitoir tegen de tijdgeest niet te horen en te verstaan. Vooral Geyl neemt het Bilderdijk kwalijk dat hij de Gereformeerde kerk vereenzelvigt met de Nederlandse staat. "De kerk, en de kerk volgens de belijdenis van Dordt, dat is voor Bilderdijk het enig element dat

recht heeft op de staat. Wat daarbuiten ligt, verwaarloost, of als het tracht zich te doen gelden, verfoeit hij" 3 ».

De afkeuring van Geyl

Tijdgenoot en nageslacht oordeelden identiek over deze herleefde Socrates. De twintigste-eeuwse prof. Geyl kwalificeerde de dichter niet anders dan de negentiende-eeuwse professor Van Lennep. In zijn reeds genoemde en belangwekkende historische toetsing heeft de overigens briljante Geyl niet minder dan tachtig pagina's nodig om ons duidelijk te maken dat Bilderdijk eigenlijk "onbekwaam was tot intellektuele eerlijkheid" en dat Da Costa's defensie van zijn geestelijke vader een antinomiaans karakter heeft" 32) . Waarop grondt Geyl deze beschuldiging? Wel, Bilderdijk had eens zijn dochter Louise op de volgende wijze gewaarschuwd: "En vooral, denk niet, dat bloote zedelijke wandel, de zoogenaamde deugd of braafheid ons ten hemel voert. Daar is geen deugd, dan door Gods zaligmakende genade, in 't geloof aan 's Heilands zoendood; alle andere deugd bestaat slechts in naam en is nietig, ja, zondig" 33) . De geleerde Geyl noemt dit "ijzingwekkende woorden" in antinomiaanse zin 34) . Heeft hij de leer van vrije genade wel begrepen?

Voor Gerretson was de kern van Geyls kritiek, dat hij Bilderdijk wel groot, maar niet gaaf acht, constateert dr. J.W. van Hulst. In dit licht gezien zou ook David wel een grote, maar geen gave figuur zijn geweest. "Op een negentiende-eeuwse manier wordt Bilderdijk hier op kleinburgerlijk-moralistische wijze de maat genomen" 35) . Is Geyl slechts een twintigsteeeuwse representant van de richting, die in de negentiende eeuw werd vertegenwoordigd door Van Vloten? Geyl geeft echter wel toe, dat Bilderdijk echt is geweest in zijn godsdienstig gevoel, zijn mystiek en zijn zonde- en afhankelijkheidsgevoel. Diens genialiteit mag niet in twijfel worden getrokken. Maar om Bilderdijk - zoals sommigen doen - "te verheffen tot een profeet van godsdienstige herleving niet alleen, maar van nationale wederopstanding", kan Geyl alleen begrijpen als "een grandioze vergissing" 36) .

Het "museumstuk" van Romein

Evenmin als bij Geyl heeft Bilderdijk in de optiek van dr. A. Romein-Verschoor een boodschap voor deze tijd. Mevrouw Romein betitelt de dichter, in weerwil van alle waardering die zij voor hem heeft, als een "gefnuikt genie en als een gefnuikte arend in de hoenderhof', maar moet niettemin wel vaststellen: "Bilderdijks invloed reikt tot ver in de 19e eeuw en zelfs daar overheen" en dan inzonderheid tegen "de zelfgenoegzame doodstromigheid van het restauratietijdperk". In die laatste funktie kon volgens haar Bilderdijks invloed zeer breed zijn: "Groen en Thorbecke, Da Costa en Potgieter kónden er in delen. In de eerste zet zijn geest zich het zuiverst voort in het Réveil, waarvan hij terecht de grootvader is genoemd" 37) . Maar al rekent zij de man, "die zijn leven lang recalcitrant, maar nooit een opstandeling is geweest" tot de erflaters van onze beschaving, deze was toch de vertegenwoordiger geweest van een richting, die onherroepelijk tot het verleden behoorde. "Zijn legende werd het museumstuk van een partij, zijn waardering de taak van de historicus" 38) . Voor een billijke taxatie van Bilderdijk en een rechtvaardige beoordeling van zijn gevoelens moeten we dan ook niet zijn bij historici als de sociaaldemocraat Geyl of bij de marxistische socialist Romein, voor wie het Christendom uiteindelijk even problematisch is als de figuur van Bilderdijk. De christelijk-historische dr. C. Gerretson, die met Geyl in een jarenlange briefwisseling heeft gestaan, heeft Bilderdijk beter begrepen.

Naar diens mening heeft de dichter in een tijd dat iedereen het met iedereen eens was en iedereen verlicht was, "in zijn principiële negatie van zijn tijd een geheel geslacht aan het denken over zijn tijd gebracht" 39) . Dat was ook de opvatting van De Clercq, dat was de slotconclusie van velen, ook van Groen van Prinsterer.

Hoopvolle verwachting

"Daar is geen deugd dan door Gods zaligmakende genade", beleed Bilderdijk. Het is een leer die voor de Jood een ergernis en voor de Griek een dwaasheid is. Maar het is gelijk geschreven is: "Zie, Ik leg

in Sion een Steen des aanstoots en een Rots der ergernis." Het wordt alle eeuwen door bewaarheid! Aan deze ontdekkende waarheid wordt echter tevens een vertroostende bemoediging toegevoegd: "En een iegelijk die in Hem gelooft, zal niet beschaamd worden" 40 > .

In weerwil van alle tegen hem ingebrachte bezwaren mocht Bilderdijk toch getuigen van de vrije genade aan hem bewezen. En de hoopvolle verwachting voor de toekomst werd in het volgende gedicht door hem aldus tot uitdrukking gebracht:

Ja, 't zij wy neêrgebogen lijden, Het zij we ons in Uw heil verblijden, Gy zijt de rots van onze ziel; En wat Uw hand heeft aangegrepen Zal Hel noch Wereld met zich slepen. 41) Nooit iets, wat aan die hand ontviel! .

Noten:

1. Pierson, Allard. "Bilderdijk, een der vaders van het Reveil", in: Oudere Tijdgenooten, pag. 150 (Amsterdam 1922). 2. Geyl, P. "Een eeuw van strijd om Bilderdijk", in: Van Bilderdijk tot Huizinga. Historische toetsingen, pag. 7-81 (Utrecht-Antwerpen 1963).

3. Mr. W. Bilderdijk's briefwisseling 1795-1797 uitgegeven door J. Bosch, H.W. Groenevelt en M. van Hattum. Deel I Brieven, deel II Commentaar (Utrecht 1988). 4. Kollewijn, R.A. Bilderdijk - zijn leven en werken, deel 1, Voorrede pag. X (Amsterdam 1891). 5. Pierson, Allard. a.w., t.a.p.

6. Willem de Clercq naar zijn dagboek door A. Pierson met medewerking van De Clercqs jongste kleindochter, deel II, pag. 132 (Haarlem 1889). 7. Idem, pag. 170.

8. Da Costa, Isaac. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk, eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en schriften, pag. 371- 372 (Haarlem 1859). 9. Idem, pag. 239. 10. Geyl, P. a.w., pag. 10.

11. Idem, pag. 22. 12. Van Vloten, J. De dichtwerken van Mr. Willem Bilderdijk, deel I, pag. 259, 295-296, 4 delen (Arnhem-Nijmegen 1884). 13. Idem, pag. 340.

14. Idem, zie slotbeschouwing, pag. 436-437. 15. A. Capadose aan Groen van Prinsterer op 17 maart 1873. Zie: Briefwisseling Groen van Prinsterer, deel IV 1866-1876 (Schriftelijke Nalatenschap deel V), pag. 676 ('s-Gravenhage 1980). 16. S.J.E. Rau aan Groen van Prinsterer op 14 januari 1874. Zie: Briefwisseling Groen van Prinsterer, deel IV, pag. 692. 17. Busken Huet, C. "Willem Bilderdijk", in: Litterarische Fantasiën en Kritieken, deel IV, pag. 198 (Haarlem z.j.).

18. Wap, J J.F. Bilderdijk. Eene bijdrage tot zijn Leven en Werken, pag. 28, 91. (Leiden 1874). 19. Bosch, J. Mr. W. Bilderdijk's Briefwisseling. Aanvullende Uitgave, deel I 1772-1794, pag. XLVIIII, LV (Wageningen 1955). 20. Idem. t.a.p.

21. Gerretson, C. "Bilderdijk: nationale paradox", in: Verzamelde Werken, deel I, pag. 592, 594 (Baarn 1973). 22. Kuyper, A. Bilderdijk in zijne nationale beteekenis, pag. 52 (Amsterdam-Pretoria 1906). 23. Idem, pag. 50, 52.

24. Bavinck, H. Bilderdijk als denker en dichter, pag. 23 (Kampen 1906). 25. W. van Hogendorp aan I. da Costa in sept. 1824, Reveil-Archief. 26. Da Costa, Isaac. a.w., pag. 327-328. 27. Van Lennep, J. Het leven van Mr. DJ. van Lennep, deel II, pag. 213 (Amsterdam 1826).

28. Brieven van Mr. Willem Bilderdijk (Uitg. W. Messchert), deel I, pag. 292 (Rotterdam 1836). 29. Busken Huet, C. a.w., deel X, pag. 41. 30. "Zelfbedrog" in: De Dichtwerken van Bilderdijk, deel XIII, pag. 343 (Haarlem 1859).

31. Geyl, P. "Bilderdijk als geschiedschrijver" in: Geschiedschrijving in Nederland, samengesteld door dr. P.A.M. Geurts en Dr. A.E.M. Janssen, deel II, pag. 177 (Den Haag 1981). 32. Geyl, P. "Een eeuw van strijd", pag. 19, 26. 33. Mr. W. Bilderdijks Eerste Huwelijk, naar zijne briefwisseling met vrouw en dochter (1784-1807), etc., pag. 353 (Leiden 1873). 34. Geyl, P. a.w., pag. 26, zie ook pag. 11. 35. Van Hulst, J.W. Gerretson dichterbij, pag. 55 (Amsterdam 1985). 36. Geyl, P. a.w., pag. 77.

37. Romein-Verschoor, Annie. "Willem Bilderdijk, gefnuikt genie" in: Jan en Annie Romein, Erflaters van onze beschaving. Nederlandse gestalten uit zes eeuwen, pag. 585, 589 (Den Haag-Antwerpen 1979). 38. Idem, pag. 577, 592.

39. Gerretson, C. "Bilderdijks leerkruk", in: Verzamelde Werken, deel I, pag. 607. 40. Zie Romeinen 9 vers 33. Vergelijk 1 Petrus 2 vers 7. 41. "De Jordaan" in B.D.W., VI, pag. 33.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

In het spoor | 20 Pagina's

WAAR LIGGEN DE WORTELS VAN DE SGP? -8-

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

In het spoor | 20 Pagina's