Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

"En gelijk de dagen van Noach waren, alzo zal ook zijn de toekomst van den Zoon des mensen. Want gelijk zij waren in de dagen vóór de zondvloed, etende en drinkende, trouwende en ten huwelijk uitgevende, tot de dag toe, op welken Noach in de ark ging; En bekenden het niet, totdat de zondvloed kwam, en hen allen wegnam; alzo zal ook zijn de toekomst van de Zoon des mensen." Mattheüs 24 : 37 t/m 39.

De Heere komt ons door Zijn Woord nadrukkelijk er op wijzen, hoe er overeenkomst zal zijn tussen de dagen der zondvloed en de komst van den Zoon des mensen. Ja, Noach is bevreesd geworden. Ik acht dat nog een voorrecht dat wij bevreesd worden, want als er geen vrees meer is, wat zal het dan zijn?

Het aanzeggen van Gods vreselijk godsgericht is verkondigd door die prediker der gerechtigheid. En waarlijk, daar was geloof voor nodig. Ik stel mij voor, hoe men Noach een dweper noemde, mogelijk ontoerekenbaar geacht heeft. En toch was hij tegen dit alles bestand. Door dat geloof wist hij, dat er meer redenen waren tot vrezen, en dat er meer te vrezen was dan al die maaltijden en bruiloften. Dat is ten slotte met Gods kinderen de praktijk, omdat ze geloven in, en rekening houden met de hand Gods. Zij vluchten naar de enige Borg der Behoudenis. Juist nu de wereld haar macht ontplooit en in haar ongeloof meent sterk te staan tegenover God, ja, boven God verheven. Ziedaar, de zonde en godsverlating onder al de oordelen Gods in Nederland.

Het is toch zekerlijk de plicht van de vrome en getrouwe leraars en lidmaten om zich in diepe ootmoed en vernedering te wenden tot de hoge God, om bij Hem hulp, raad en genade te zoeken en Hij zelf wil werken, zoals David zegt: "Het is tijd dat de Heere werkt, want zij hebben Gods wet verbroken in droevige ellende." Zo moet nu van Nederlands volk, helaas, al datzelfde ook gezegd worden als hier van het volk Israël: "Zij hebben Uw wet verbroken." Daar ligt nu het land in zonde, goddeloosheid en gruwelijkheid en het volk in grote verstoktheid en onbekeerlijkheid, altemaal bijeen getrokken.

Indien wij op de heilige instelling zien van de godsdienst, dan moet men weeklagen, ons hart is gebroken als we onze ogen opslaan op de algemene verachting van Gods geboden. Het is een kwaad, dat door het ganse land en alle gemeenten, oorden en staten heen, wijd en zijd is verspreid. Alle standen en personen staan daar voor de Heere gelijk en zijn min of meer schuldig, groot en klein, rijk en arm, oud en jong.

Alle vlees heeft zijn weg bedorven. Wat wonder is het dan, mijn vrienden, dat de Heere ons land ook nog blijft bezoeken met klaarblijkelijke en droevige oordelen, waarvan onze overheid schuldig is. Ach, wij zijn daardoor kleingeestig om over al de droefheid van ons land en kerk te spreken. Wij behoren allen tezamen den Heere zeer ernstig ootmoedig te smeken om voorlichting van Zijnen Geest en dat wij de droevige verbreking van God en het bitter gevoel van eigen schuld daarin mogen zien. Er moet goddelijke genade in ons gemoed gebracht worden om als ook des Heeren hand te geven. Jeremia zegt: "Wij zijn geworden als wezen, zonder vader en moeder." De breuk van de kerk, zei Lodenstein, is al begonnen in 1600, toen de oude vromen begonnen te zeggen tegen de jonge Christenen: "Wij kunnen hier niet volmaakt worden en kunnen er niets aan doen." Toen is verval en zorgeloosheid en slordigheid gekomen en waar zijn wij al niet terecht gekomen?

Hier hebben wij dan een klaar en levendig bewijs van des Heeren schrikkelijke oordelen over al de goddeloosheid, aardbeving, stormen en orkanen en verwoestingen met Gods elementen over een goddeloos en onbekeerlijk volk, hoe de Heere het eindelijk haast verlaten en aan het verderf overgegeven heeft. Dat moet altijd het einde van de zonde wezen, indien er geen oprechte bekering tussenbeide komt. Daar nu de Geest in de kerk Gods is geweken, blijft er een ruime bediening der gaven over. De bediening der gaven en kennis is groot, die vloeit totdat er Amen gezegd wordt. Dan staat echter alles stil en laat het niets achter dan hoogmoed.

Maar waar is de bediening des Geestes, die is ver weg, zo ook de ootmoedige arme nederigheid en doemschuldigheid. Met een historisch geloof en een historische kennis en met een zedelijk leven is het tegenwoordig genoeg. Wel, wat moet een mens nog meer hebben, daar worden wij op zalig gesproken als wij sterven. Zo was het bij Achab, die ging naar zijn huis eten en drinken. Elia ging met zijn hoofd tussen de benen voor het oordeel: in geen drie jaar en zes maanden regende het. Gods volk, de ware Bruid, die er nog zijn, kwellen hun ziel van al het zien en horen der gruwelijke mens, totdat eenmaal de Zoon des mensen komen zal om te oordelen, dat de wereld door vuur zal vergaan.

O, die dan in de ark van Jezus Christus behouden zal wezen, want die is in zijn zijde geopend. Hij roept u nog toe: "Ik heb een wonde in mijn rechter- en lin-

kerhand, een wonde in mijn rechter- en linkervoet der nagels, een wonde in mijne zijde. Ze staken Mij met een spieze in de zijde, en daar kwam bloed en water uit. O, komt toch tot Mij." O, Volk, dat u nog, dat Hij voor mij. O, dat Hij voor u alles heeft voldaan, al de deugden Gods verheerlijkt en herstel der Wet volmaakt, volbracht; dat de duivel zijn macht ontnomen is, ja, zijn kop vermorzeld en de dood en de prikkel weggenomen.

Wat zal het zijn, als wij niet in de ark zijn? In de eeuwigheid, daar zal wening zijn en knersing der tanden, in de eeuwigheid, waar de rijke man geen droppel water had om zijn tong te verkoelen.

O, denk er aan, jongeling en jongedochter, uw melk-vaten zijn nog vol van een jeugdig leven, maar de zeis des doods gaat zowel door jong als door oud gras. Hoe staat het, ouden van dagen, want uw gerimpeld voorhoofd en uw grijze haren zeggen ons aan, dat u zijt geworden als rijpe korenaren, roepende den landman toe: Maait mij af, want ik ben rijp geworden. Dan is het hel of hemel, buiten of binnen, boven of onder, het is met of zonder die eeuwigheid. En gij, mannen en vrouwen, gij zijt in uwe kracht en sterkte. Daar gaat de zeis des doods ook door. Wat zal ik doen? Kent uzelven schuldig, zo zal Hij u genadig wezen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

In het spoor | 20 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

In het spoor | 20 Pagina's