Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

"En zie, er was een mens te Jeruzalem, wiens naam was Simeon; en deze mens was rechtvaardig en godvrezend, verwachtende de vertroosting Israëls; en de Heilige Geest was op hem." Lukas 2 : 25.

Waarom staan wij, als wij in waarheid in Gods wegen zijn, zo alléén, zo eenzaam en verlaten, als wezen, wanneer het op de proef komt? Zó juist is het Goddelijk.

Zal Gods raad, woord en wil door ons vervuld zijn, dan komen er tijden, waarin wij de broederlijke gemeenschap, hare hulp en vertroosting, naar onze mening, het allermeest behoeven, en juist dan moeten wij alléén de weg in, die naar Gods Wet is, en er is niemand met ons.

De ingang in de weg van Gods wil schijnt ons een woestijn te zijn; wij ontwaren slechts nacht en verschrikking; wij hebben alleenlijk Gods gebod, zodat wij niet anders kunnen; de Geest drijft; maar alles schijnt ons toe te roepen: Dit is de verkeerde weg, de weg der verlatenheid, de weg van ondergang, de weg om alles te verliezen wat men heeft en verwacht, de weg des doods en der omzwervingen, waarop men geen metgezel vindt!

Zo moest ook eenmaal Paulus klagen: "In mijn eerste verantwoording is niemand bij mij geweest, maar zij hebben mij allen verlaten", en wederom: "Demas heeft mij verlaten, hebbende de tegenwoordige wereld lief gekregen, en is naar Thessalonica gereisd; Crescens naar Galatië, Titus naar Dalmatië, "

Zo moest ook Maria, de moeder des Heeren, met haar Kindje en met haar getrouwe Jozef alléén de moeilijke weg afleggen door de stad Gods, door het kleine poortje.

Zij vond in de zo grote, zo vrome stad, tot binnen in de reinigingskamer, er niet één, die enig vermoeden had van de grote betekenis van een kerkgang, door welke de ongerechtigheid en zonde, waarin alle volken ontvangen en geboren waren, zou bedekt worden voor het Aangezicht Gods, niet één, die het vermoedde, dat Israëls Vertroosting en het Licht en Leven deivolken Zich thans in de stad en binnen de muren des tempels bevond.

Hoe moet haar geloof toen weer opnieuw geschokt zijn geworden, evenals het geloof van de Wijzen uit het Oosten, met wie niemand uit de heilige stad naar Bethlehem optrok, om de geboren Koning der Joden te zien. Heeft men echter eenmaal op Gods drijving de weg ingeslagen naar Zijn Wet, wil, gebod en woord, de weg, die de weg der vernietiging schijnt te zijn, hoe donker die weg dan ook schijnt, spoedig zal wel de leid ster opgaan voor de ziel; hoe verlaten men ook daarheen moge gaan, weldra zal men toch wel een medegenoot aantreffen, die niet, gelijk zo velen, ons met woorden, die vlees en bloed ingeeft, zal aanvechten, maar ons bemoedigen zal met woorden des Heiligen Geestes, zodat wij door Hem, uit God Zelf, opnieuw er van verzekerd worden: "Het is nochtans de goede weg; zo gaat het goed, Mijn kind, laat de wereld maar razen en het vleselijk verstand er tegen inbrengen wat het ook wil.'

Dat zien wij nu ook uit het Evangelie, dat wij voor ons hebben, waar wij lezen: "En zie, er was een mens te Jeruzalem, wiefis naam was Simeon; "

Het "zie" der Heilige Schrift vinden wij altijd staan op plaatsen, waar het staan moet. De Geest kent wel de angst der aanvechting; daarom heeft Hij steeds een "zie" bij de hand, waarmee Hij de ogen opent van de mens, die geroepen, om enkel uit geloof en in gehoorzaamheid te leven, even te voren nog niets zag. Want het is wel om er over in angst te geraken en aangevochten te worden, als men ziet, hoe daar, waar Christus verschijnt met al de heerlijkheid Zijner genade en waarheid, er zelfs uit zulk een grote en vrome stad niet één bij tegenwoordig is. Christus wordt in Bethlehem niet door koningen, maar door arme herders bezocht, wordt niet door priesters en Farizeeën, maar door de bij alle vromen gehate Wijzen uit het Oosten aangebeden. En nu was hier in de ganse grote Gods-stad slechts één, slechts één uit gans Israël, die Christus kende als de beloofde Gezalfde. Ach, hoe klein was toen ter tijd de Kerke Gods, hoewel de Schriftgeleerden en de Farizeeën hun over de gehele wereld uitgebreide kerk voor de Kerk wilden laten gelden!

En waar zaten toen die Zacharias en Elisabeth? waren die zo geheel van hun Johannes vervuld, dat zij van de geboorte van Christus niet eens wisten? En waar zaten de lieden, aan wie de herders de geboorte van Christus hadden bekend gemaakt? en in de tempel zo vele godsdienstige en ijverige offeraars, en geen hunner geeft acht op het Kindeke Jezus? En de priester weet ook van niets, hij meent een gewoon, arm kind voor zich te hebben en een gewone vrouw, een arme moeder?

Zo heeft het er steeds met de zaak van Christus uitgezien, wanneer God door Christus iets doet en daar stelt. Is het een gebeurtenis, waarbij Hij Zijn ganse Naam wil bekend maken, dan zal degenen, die met Christus de weg van Gods geboden en van Zijn heerlijkheid een weg van kruis en lijden is, met

Christus moeten klagen: 'Gij hebt mijn vrienden en bekenden verre van mij gedaan".

Maar gelijk wij in alle wegen van verlatenheid toch altijd drie Getuigen daarboven in de hemel hebben, zo zal het ons op aarde, behalve de drie Getuigenden: de Geest, het water en het bloed, niet aan twee of drie ontbreken, die wij als metgezellen op dezelfde weg ontmoeten.

Daarom lezen wij hier: "Zie". Er was toch één mens in Jeruzalem; in deze grote, vrome Godsstad was toch nog één mens, die voor Maria een hartsterking was. Leefde toen ter tijd Christus in aller mond, hier hebben we een mens, in wiens hart Hij leefde. Hielpen allen zich in die dagen tegen de ellende van dit ijdele leven met offeranden te offeren, en troostten zij zich met deze offeranden en met verkeerde denkbeelden over de verkiezing en met valse voorstelling van de barmhartigheid Gods, deze Simeon steunde op de troost der Heilige Schrift en op de waarachtige verlossing van Israël, die aanstaande was.

Dit "zie, er was een mens te Jeruzalem" past zo geheel in de pen van de Evangelist Lukas, die ook het smartelijk gevoel van verlatenheid in de wegen van den wil en de raad Gods bij eigene ervaring moet hebben gekend; want hij is juist de man, die de apostel Paulus in zijn grootste verlatenheid niet heeft kunnen verlaten, waarom dan ook de apostel schrijft: "Lukas is alleen bij mij". Daarom verblijdt zich ook deze Lukas, dat Maria met haar Kind en haar Jozef niet in de verlatenheid is gebleven.

Er is nog één mens te Jeruzalem, spoedig zal er ook nog een andere, de oude Anna, bijkomen, om het aangevochten geloof van Maria te hulp te komen. De naam van die mens is Simeon; dat betekent: "De Heeren heeft gehoord".

Weer geheel iets voor onze Evangelist, die niet kan nalaten daar, waar gebed is, waar een smeken en kermen, een klagen en schreeuwen, een volharden bij Gods beloften is, dit op te merken en te gelijk aan te tonen, dat God de Heere antwoord gegeven heeft juist dan, wanneer men het allerminst vermoedde, dat de Heere met Zijn heil en met Zijn hulp zo nabij was.

Deze Simeon (of hij een oud man geweest is, en hoe oud, zegt het Evangelie ons niet; ik denk, dat hij tussen de veertig en zesenveertig jaren zal geweest zijn) had, naar wat wij uit het Evangelie zien, volstrekt geen betekenis bij de wereld.

De Evangelist schrijft van hem: "en deze mens was (naar het Grieks) rechtvaardig en hield God in ere." In die dagen moet deze man wel een verachte fakkel geweest zijn, want er staat met nadruk: "deze mens was het", als waren alle de overigen in Jeruzalem het niet geweest. Trouwens hij zal ook niet velen zijns gelijken in Jeruzalem gehad hebben; want in een stad, waar schier alle menen rechtvaardig te zijn, en ook menen Gode de eer geven, hoewel zij onrechtvaardig zijn en ere van mensen nemen, vooral van de priesters, daar zal men de naam wel zoeken uit te roeien van degene, die in waarheid rechtvaardig is en God in ere houdt.

Zo zal het dan met Simeon wel in Jeruzalem geweest zijn, als met Lot in Sodom, en bestond zijn ganse have wellicht enkel daarin, dat hij God in eer hield. De huichelachtige rechtvaardigen willen deze gerechtigheid niet, zij denken er ook niet aan; en zij die zeggen: "Geef God de eer", kunnen het nimmer verdragen, dat iemand God de eer geeft; en wie rechtvaardig is, is voor zijn naaste een barmhartige Samaritaan, maar ook een getrouw bestraffer; hij bestraft de ondeugd en zonde, waar hij die vindt; en wie God vreest, wie Hem in ere houdt, die kan onmogelijk meedoen met wat de vrome wereld voor godsverering houdt. Zo is dan Simeon zeker een miskend of onbekend mens in Jeruzalem geweest; want als men van de Heilige Geest het getuigenis heeft, dan men rechtvaardig en God-vrezende is, kan men de mensen niet behagen, noch ook van de vrome wereld ooit een goed getuigenis ontvangen.

Dat echter Simeon rechtvaardig en God-vrezend genoemd wordt, wil met andere woorden zeggen, dat in hem het recht der Wet vervuld werd, zodat in hem de liefde is geweest, de liefde Gods en des naasten, waarvan Paulus getuigt, dat zij is de vervulling der gehele Wet.

Horen wij intussen, wat de grond der rechtvaardigheid en der vreze Gods was bij een mens, van wie wij nu allen wel zullen zeggen, dat hij rechtvaardig en Godvrezend geweest is, immers hij bijt thans niemand meer!: "Hij verwachtte de Vertroosting Israëls." zo zegt de Evangelist. Ziedaar de grond aangewezen, op welke Simeon stond. Gij zult wel weten wat het betekent: op de Vertroosting Israëls wachten. De Vertroosting Israëls is de Heere Jezus Christus.

Denken wij slechts aan de liefelijke eerste vraag van onze Catechismus: "Welke is uw enige troost beide in leven en sterven? " Of veelmeer, laat ons denken aan de profetische woorden: "Troost, troost Mijn volk, zal ulieder God zeggen; spreekt naar het hart van Jeruzalem, en roept haar toe, dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, dat zij van de hand des Heeren dubbel ontvangen heeft voor al haar zonden".

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

In het spoor | 16 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1991

In het spoor | 16 Pagina's