Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

...DE LEER VAN KUYPER EN KERSTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

...DE LEER VAN KUYPER EN KERSTEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bovenstaande woorden komen voor aan het slot van de volgende zinnen in het boek van Drs. A.A. van dei- Schans dat elders in dit nummer is besproken door de heer Van der Zwaag.

"Voorzover het de hoofdrolspelers en hun directe omgeving zelf betreft, heb ik ze voornamelijk zelf aan het woord gelaten. Veel te veel wordt namelijk stelling genomen in de controverse tussen de principes van Kuyper en Kersten op grond van latere ontwikkelingen en wat derden hierover naar voren hebben gebracht. Het gevolg is dat maar al te vaak afgegaan wordt op de klanken en de termen, zonder dat eerst grondig onderzocht wordt wat de inhoud, de intentie en de context is van wat we kunnen noemen de leer van Kuyper en Kersten." 1]

Op zoek naar de kern

Elders in dit nummer is al uitvoerig ingegaan op dit zeer lezenswaardige boek van Drs. Van der Schans. De auteur heeft tal van terreinen bloot gelegd waarop van de hoofdpersonen enkele overeenkomstige trekken zijn aan te wijzen. Maar wijzen die overeenkomstige trekken ook op eenzelfde geestelijke inslag van Dr. Kuyper en Ds. G.H. Kersten? Voordat die vraag kan worden beantwoord, gaat het eerst om de volgende kwestie, namelijk: in welk kernpunt verschillen nu de principes van Dr. Kuyper en van Ds. Kersten, ontdaan van wat anderen later daarover zeiden?

Een opmerkelijke verklaring

Na het doornemen van tal van geschriften van Dr. Kuyper ben ik gestuit op een uitleg die de kem van de bedoelde tegenstelling in beginselen treffend verklaart. Het gaat om de uitleg die Dr. Kuyper heeft gegeven van de geschiedenis van de Kananése vrouw die in Mattheüs 15:21-28 staat. Dr. Kuyper begint die uitleg in Vrouwen uit de Heilige Schrift op de volgende wijze:

En zie, een Kananése vrouw uit de landpalen komende, riep tot Hem, zeggende: Heere, Gij Zone Davids, ontferm U mijner! Mijn dochter is deerlijk van den duivel bezeten. (Matth. 15:22)

"Was de Kananése een bekeerde vrouw? Was het overgroot geloof, dat Jezus in haar roemde, het zaligmakend geloof? "

Het verhaal zegt er niets van. Al wat ons gemeld wordt is, dat ze geloofde in Jezus' wondermacht, en niet afliet, eer de zegen van die reddende macht aan haar kind ten deel viel.

Een geloof dus van datzelfde soort, waarvan Jezus sprak toen Hij zeide: 'Indien ge een geloof hadt als een mosterdzaadje, ge zoudt tegen dezen berg zeggen: wordt opgenomen en in de zee geworpen, en het zou aldus geschieden.'

Er is dan ook sprake van brood voor de kinderkens, en van kruimkens voor de hondekens; en dat brood is de reddende wondermacht, waarmee de Christus Israël zegende, en die kruimkens bedoelen iets van die reddende wondermacht, waarmee de Kananése wil dat haar dochter begenadigd zal worden. Van geestelijke genadewerking is alzoo in heel het verhaal geen sprake. En dat zij zelve een allerminst wedergeborene was, blijkt wel het overtuigendst daaruit, dat Jezus haar bij de Heidenen insluit en met de overige Heidenen onder de 'hondekens' rangschikt. Iets waardoor natuurlijk niet is uitgesloten, dat ze later, als vrucht van Jezus' wonderdaad, tot bekeering kan gekomen zijn; mits ge maar wel er op let, dat ze hier niet als een 'geloovige' of' bekeerde' vrouw voorkomt, maar als een Heidensche vrouw, die begaafd is met een zeldzaam sterk wondergeloof, of wilt ge, geloof in Jezus' wonderbare macht." 2>

Dit is een opmerkelijke verklaring! Want Dr. Kuyper eindigde de daaraan voorafgaande beschouwing over de Samaritaanse vrouw nog met de woorden: "De verkiezende genade blijft vrij en machtig. Het blijft een zoeken niet van rechtvaardigen maar van het verlorene."

De verklaring van Dr. Comrie

De hiervoor staande verklaring wordt nog opmerkelijker als daarnaast de volgende verklaring van ditzelfde gebeuren wordt gelegd, maar nu van Dr. A. Comrie:

"...Hij wil nog haar geloof beproeven. Hij zegt: Vrouw, het is niet geoorloofd, het brood der kinderen aan de honden te geven; gij nu zijt een heidin, een hond; en met deze woorden toetste Hij haar nederigheid. Het was wel een hard antwoord, maar de vrouw maakte er haar geestelijk gebruik van.

Daarom, zij stemt Hem toe. O, de ziel, die recht bewrocht is, wil geen wreveligheid hebben tegen Christus' woorden; zij stemt toe, dat alles, wat uit de mond der waarheid voortkomt, waarachtig is. Het is zo, zegt de vrouw; o! ik erken mij ook onwaardig als een hond; ik wil ook in de uiterste ootmoedigheid als een hond aan uw voeten kruipen; wilt Gij mij geen heel stuk van het brood der kinderen geven, omdat ik zo onwaardig ben, geef evenwel een kruimel; maar het is mij niet evenveel, wat kruimel, het moet evenwel van het brood der kinderen zijn. Dies hield deze vrouw aan; dit was niet alleen geloof, - schoon een kleine ziel het dikwerf niet voor geloof erkent- maar het was een geloof, waarover Christus verwonderd stond, het was een groot geloof." 3)

Van Ds. Kersten heb ik geen verklaring van deze gebeurtenis kunnen terugvinden. Toch trekken zijn Dogmatiek en Catechismusverklaring, zeker bij het aangeven van wat wel of niet een waar geloof is, dezelfde lijnen als Dr. Comrie 4) .

Verschillen in scheidslijnen

Waar wijzen de hiervoor blijkende verschillen nu op? Zij maken om te beginnen duidelijk dat de hierboven blijkende scheidslijnen van Dr. Kuyper op geestelijk terrein zo geheel anders liggen dan de lijnen van Dr. Comrie en Ds. Kersten. In Dr. Kuypers opvatting valt een heidense, Kananése vrouw zodanig buiten de lichtkring van de beloften en het genadeverbond dat de benaming "hond" tevens zou wijzen op vreemdelingschap van vrije genade. Hier toch heeft Dr. Kuyper de scheidslijnen teveel uitwendig gemaakt, zoals hij ze ook liet lopen over uitwendige kerkmuren. Hij ging er van uit dat de uitverkorenen slechts zelden buiten de - gereformeerde - kerken werden geboren 5), Hij leerde ook dat de instraling van het nieuwe leven al plaats greep voor de heilige doop, zij het dat het geloofsvermogen van de uitverkorene volgens Dr. Kuyper vele jaren lang in de diepte van het stenen hart verborgen kan liggen zonder dat de uitverkorene zelf of een ander daar iets van merkt. Er is dan sprake van een een dormante, ofwel "slapende", onbewuste, wedergeboorte die het verschil tussen niet- en wel-gelovige lange jaren onzichtbaar zou houden 6) . Maar dan gaat het in die visie al gauw te ver om te stellen dat concrete kinderen van de gemeente niet weder geboren zijn; de tarwe zou dan gemakkelijk met het onkruid uitgetrokken kunnen worden. Volgens Dr. Kuyper dient de doop tot versterking van het geloof van de gedoopte kinderen zelf 7) . Versterking bij de kinderen zelf is in de gedachtengang van Dr. Kuyper slechts mogelijk indien er van uit wordt gegaan dat zij al het geloofsvermogen hebben.

De gelijkenis van de zaaier en ook de praktijk leren echter overduidelijk dat de scheidslijnen, voor zover die er nog zijn, dwars door de rijen en de paden binnen het kerkgebouw lopen en dat het niet aangaat, deze te camoufleren. Indien een kind, hoe jong ook, Christus is ingelijfd, zal dat immers nooit vele jaren lang een ongemerkte zaak kunnen blijven.

De uitwendige scheidslijnen die Dr Kuyper hanteerde, zijn echter zeer gevaarlijk: ze sluiten stelselmatig in wat de Heere vaak buitensluit en ze sluiten stelselmatig uit wat de Heere meer dan eens insluit. Zulke simpele, uitwendige scheidslijnen zijn bij Dr. Kuyper ook te herkennen in de staatkunde. Hier doel ik op de scheidslij-

nen van de antithese ofwel de tegenstelling tussen de kerkelijk opgevoeden en de "ongodisten" van wie het onderhouden van de eerste vier Geboden door de overheid maar niet moest worden gevraagd, laat staan geëist 8) . Dit, omdat de overheid als organisme alleen zou wortelen in het natuurlijke leven, niet verder zou kunnen komen dan natuurlijke Godskennis en daardoor niet recht zou kunnen weten wat God behaagt in het dienen van Hem 9) .

Een niet te overbruggen tegenstelling

Wat wil het voorgaande nu zeggen in verband met het boek van Drs. Van der Schans? Het wil zeggen dat op geestelijk terrein zowel Dr. Kuyper als Ds. Kersten onderscheid, separatie hebben toegepast. Bij Ds. Kuyper leidde die separatie tot uitwendige, naar buiten tredende scheidslijnen, waarop vervolgens beveiligingsmuren werden opgetrokken tegen de "onherboren" omgeving. Ds. Kersten kende ook wel beveiligingsmuren omwille van het "alleen wonen" maar onderkende daarnaast dat velen die onder de prediking verkeerden in wezen net zo verloren lagen voor God als de wereldling aan de andere kant van de beveiligingsmuur. In zijn opvatting bleef ernstig waarschuwen noodzakelijk tegen alle zandgronden voor het levenshuis, zoals het aannemen van een "slapende", onbewuste, wedergeboorte op aanwijzing van Dr. Kuyper 10) .

Uitgaande van dit laatste blijft er een niet te overbruggen tegenstelling bestaan. Die tegenstelling valt het meeste op in het hiervoor bedoelde verschil in benadering van medemensen binnen maar ook buiten de zichtbare kerkmuren. Het verklaart het verschil in waarschuwen in Kerk en Staat, in prediking en in staatkundig optreden. Een verschil dat tot op de dag van vandaag nog steeds doorwerkt tot diep in de gereformeerde gezindte, ja tot diep in de SGP. In aansluiting op de studie van Drs. Van der Schans lijkt het mij zeer de moeite waard om nadrukkelijk aandacht te besteden aan verschillen als hiervoor genoemd tussen de hoofdpersonen van zijn boek. Want die verschillen hebben diepe sporen getrokken in het persoonlijk, kerkelijk en maatschappelijk leven. Sporen die ook in onze tijd nog niet zijn uitgewist.

1) A. A. van der Schans, Kuyper en Kersten, ijver aars voor herkerstenin g van onze samenleving, 1992, p. 9 2) A. Kuyper, Vrouwen uit de Heilige Schrift, 4e druk, z.j., p. 160, 161 3) A. Comrie, Het A.B.C. des geloofs, 1957, p. 30, 31 4) Zie vooral Ds. G.H. Kersten, De gereformeerde dogmatiek, dl. II, 1950, p. 150-166 en De Heidelbergse Catechismus in 52 predikaties, 1972, Zondag 7, p. 75-83 5) A. Kuyper, Werk van den Heiligen Geest, dl. II, p. 134: "Deze (de uitverkorenen; LM) worden op enkele uitzonderingen na, allen geboren in de kerken en slechts zelden buiten haar." 6) A. Kuyper, E Voto, Toelichting op den Heidelbergschen Catechismus, dl. 3, p. 18, 19: "Onder den grond schuilt de kiem, de wortel, het vermogen van ons geloof. (...) Nu kan zulk een kiem zeer lang in ons aanwezig zijn, zonder dat er iets van naar buiten komt. (...) En al is het dan, dat het nog twintig, dertig of zestig jaar duurt eer deze kiem tot ontwikkeling komt en de werking er van naar buiten openbaar wordt, dan is zulk een persoon toch van zijn geboorte af iemand, in wien God geloof gewrocht heeft...". En op p. 11: "...Zoo kan nu ook het geloofsvermogen, de geloofskiem jaren lang in de diepte van ons steenen hart werkeloos verborgen liggen, zonder dat of gij zelf of een ander er iets van merkt." 7) A. Kuyper, E Voto, a.w., dl. II, p. 546, zegt met betrekking tot het gedoopte kind: "...dat Christus door Zijnen Heiligen Geest op eene voor ons verborgene wijze door den heiligen Doop zulk een sterking in ons geloofsvermogen teweeg brengt, waardoor dit geloofsvermogen van zijne eenzelvige belemmering ontheven wordt en alsnu de neiging en de overbuiging ontvangt om in gemeenschapsoefening met het Lichaam van Christus zijn kracht en zijn weelde te zoeken." 8) Hierop wees ook de heer Van der Schans, a.w., p. 42-44 9) Ibidem, p. 42 10) G.H. Kersten, De gereformeerde dogmatiek, dl. II, p. 97: "Deze stelling (van de onbewuste wedergeboorte; LM) is tegen de Heilige Schrift en ziels-misleidend. Wij kunnen niet met genoegzame kracht en ernst er tegen waarschuwen...De wedergeboorte is een zoo groot en krachtdadig werk Gods in Zijn uitverkorenen, dat zij dezen geheel vernieuwt, beide in wil en verstand. Zij is niet minder dan de schepping of de opwekking der dooden."

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1993

In het spoor | 40 Pagina's

...DE LEER VAN KUYPER EN KERSTEN

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 april 1993

In het spoor | 40 Pagina's