LIDMAATSCHAP EN BETROKKENHEID VAN VROUWEN BIJ DE SGP

"Zekerlijk, de fundamenten worden omgestoten" (Ps. 11:3). Wat onder ons tot voor enige jaren geleden nog "volkomen zekerheid had", wordt door een gedeelte van de partij losgelaten. Negen jaar geleden stond er in de nota In haar waarde II nog: "Het moet onder ons bondig en vast zijn, dat het regeerambt van de overheid het uitgesproken terrein is van de man."

In dezelfde nota lezen we: "Regeren en gekozen worden behoort tot de roeping van de man. Dit vindt in de SGP zijn weerslag in het werk van de partijorganisatie." 1} Nu, enige jaren later, moest de partij zich uitspreken met betrekking tot het lidmaatschap en de betrokkenheid van de vrouw bij de SGP. In dit artikel zullen enkele overwegingen worden gegeven die bij dit onderwerp van belang zijn.

A) Het terrein van het openbare politieke leven is niet de vrouw, maar de man toebedeeld. Daarom dient het gewone lidmaatschap van kiesverenigingen voor vrouwen afgewezen te worden.

Het regeerambt behoort op grond van Gods Woord niet tot de roeping der vrouw. De vrouw wordt vermaand de man in alles onderdanig te zijn, Ef. 5:22, 24; Kol. 3:18; Tit. 2:5; 1 Petr. 3:1.

Het lidmaatschap van een kiesvereniging is een belangrijk middel tot het georganiseerd uitoefenen van invloed op het politieke gebeuren in een parlementaire democratie als de onze. In deze sfeer hoort de vrouw niet thuis. Gods Woord tekent haar als werkzaam in het huisgezin en haar man is bekend in de

poorten, Spr. 31. "Elke wijze vrouw bouwt haar huis", Spr. 14:1. De oude vrouwen moeten de jonge vrouwen leren "het huis te bewaren", Tit. 2:4, 5. De positie van de vrouw is in Gods Woord in beginsel niet in het openbare politieke leven.

Ds. J.D. Barth schreef: "Sterk is de vrouw, die vrouw blijft. (...) Gij vrouwen, wier lust het is in een stille en zachtmoedige geest, in het onverderfelijk versiersel, waarin de Godzalige vrouwen u van ouds zijn voorgegaan, begeeft u niet op het glibberig pad van staatkundige medezeggenschap, maar zoekt uwe eer in die plaats die God u in de schepping heeft toebedeeld. " 2)

De bekende Bijbelverklaarder M. Henry tekende bij Esther 1 aan: "Als vrouwen hare mannen verachten, die zij behoren te vrezen, Ef. 5:33, en streven naar de heerschappij over hen, aan wie zij onderdanig behoren te wezen, 1 Petr. 1:1, dan kan het niet anders of er moet voortdurend schuld zijn en verdriet, en verwarring, en alle boos werk."

B) Volgens de brief van het Hoofdbestuur van 22 juli 1993 op pagina 7 is de doelstelling van het regelen van de betrokkenheid van vrouwen bij de SGP "dat onze meisjes en vrouwen worden toegerust om hun taak in gezin en maatschappij op Bijbels verantwoorde wijze te vervullen". Het verwerkelijken van deze betrokkenheid via een vorm

van lidmaatschap van kiesverenigingen is onnodig, ondoelmatig en onverantwoord. Ook rijzen er ernstige bezwaren als de vrouw de ledenvergaderingen van een kiesvereniging bezoekt en hier het woord kan voeren.

1) Onnodig

a. Betrokkenheid was er reeds. In de gezinnen wordt immers over allerlei maatschappelijke onderwerpen gesproken.

b. Wanneer een vrouw toerusting nodig heeft of op de hoogte wil zijn om optimaal te kunnen meeleven, kan zij (en nu laat ik ir. C.N. van Dis aan het woord) "haar man vragen" of door een "weekblad en andere geschriften" zich op de hoogte stellen 3) . Bovendien vindt de bedoelde toerusting (of de poging daartoe) toch wel plaats via een breed scala van maatschappelijke en kerkelijke verenigingen en organisaties.

2) Ondoelmatig

De betrokkenheid van de vrouw bij het maatschappelijk leven en haar toerusting voor dat maatschappelijk leven, is een onvoldoende argument om haar bij de kiesvereniging te betrekken als buitengewoon of beperkt lid. Kiesverenigingen hebben immers allereerst en allermeest een politieke taak en niet de taak om vrouwen toe te rusten voor het maatschappelijke leven. Door af te wijken van de politieke taak wordt het werk van kiesverenigingen ondoelmatig.

3) Onverantwoord

a. In 1 Korinthe 14:34 lezen we: "Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt." Volgens de kanttekeningen moet de vrouw onderworpen zijn aan de mannen om van hen onderwijzing te ontvangen, want, zo zegt de kanttekenaar: "die een ander in het openbaar onderwijst, heeft daardoor enig gezag over of boven dengene, die onderwezen wordt."

Volgens Saldenus wil Paulus daarmede te kennen geven dat het strijdig is met de eerbare schaamte van de vrouw dat zij zich in zulk een grote vergadering van mensen openbaar laat horen. Paulus wenst zelfs niet dat zij in de gemeenten iets zou vragen of onderzoeken, maar hij verwijst haar naar haar man, om thuis aan hen haar moeilijkheden voor te leggen. Saldenus noemt als enige uitzondering het spreken van de vrouw in geval van nood of in een bijzonder belangrijk geval 4) .

Wanneer zelfs in de Christelijke gemeente, daar waar geldt dat in Christus noch man noch vrouw is (Gal. 3:28), de vrouw in het openbaar toch dient te zwijgen ondanks deze geestelijke gelijkheid, hoeveel te meer geldt dit dan in het politieke leven, daar waar deze geestelijke gelijkheid ontbreekt!

Indien de vrouw de ledenvergadering van een kiesvereniging gaat bezoeken, komt zij onmiskenbaar in conflict met de haar door de Schrift opgelegde "zwijghouding" 5) .

b. Leden van de werkgroep "Bouwen" hebben in een radiogesprek voor de EO te kennen gegeven dat zij het SGP-lidmaatschap voor vrouwen niet als het laatste station zien; integendeel! 6) We zijn dus gewaarschuwd: Eenmaal een gat in de dijk, dan stroomt het water erdoor en het gat wordt groter, zodat "er geen helen meer aan is". Een beperkt lidmaatschap voor de vrouw van kiesverenigingen biedt de mogelijkheid voor deze vrouwen om vervolgens ("kalm aan" en "stap voor stap", zoals burgemeester Hardonk het voor de EO uitdrukte) voort te gaan tot de laatste stap: het lidmaatschap voor de vrouw in volle rechten. Dit gevaar zag ook prof. Fabius, toen hij schreef: "Heden wordt de vrouw lid ener kiesvereniging; morgen voert zij daar het woord; straks stelt men haar kandidaat voor een vertegenwoordigend lichaam, enz."

Mede lettend op de intenties van de werkgroep "Bouwen" stellen we daarom in navolging van prof. Fabius en ir. Van Dis dat "ook hier geldt, dat men zich voor de eerste stap moet hoeden; dat alleen praktisch werk doet, wie weigert aan water opening te geven, Spr. 17:14."

c. Ook juridisch gezien dient een beperkt lidmaatschap te worden afgewezen. De beperkingen zullen dusdanig ingrijpend dienen te zijn dat strijd ontstaat met bepalingen van dwingend verenigingsrecht als bijvoorbeeld het recht van elk

lid om middellijk of onmiddellijk aan verkiezingen deel te nemen 7 ). Wetstoepassing zal de beperkingen dusdanig oprekken of opheffen dat de vrouw taken en verantwoordelijkheden kan toebedeeld krijgen die indruisen tegen de door haar van God gegeven plaats.

Conclusie en standpuntbepaling

Terecht heeft de partij tijdens de jongstleden gehouden huishoudelijke vergadering van de SGP op 25 september uitgesproken dat vrouwen geen lid, in welke vorm dan ook, van een kiesvereniging behoren te zijn.

Het volledig lidmaatschap strijdt met het feit dat alleen de man het regeerambt toekomt. De Schrift geeft als algemene regel dat de man is "in de poort" en de vrouw "in het huisgezin".

Betrokkenheid via een vorm van beperkt lidmaatschap is onnodig, ondoelmatig, staat op gespannen voet met het zwijgen en is een kiezen voor het hellend vlak. Betrokkenheid kan verwerkelijkt worden via het lezen van partijbladen, donateurschap en door het gebed.

Laat nu niemand in een aangelegenheid als deze wijzen op stemmenverlies en discriminatiewetgeving, want hoe waardevol praktische overwegingen ook zijn kunnen, zij mogen in principiële zaken nooit doorslaggevend zijn; "Tot de Wet en tot de Getuigenis" (Jes. 8:20, vergl. Daniël 6:11)

De mogelijkheid van vrouwenlidmaatschap van kiesverenigingen vervreemdt veel echte SGP-vrouwen van de SGP. Vrouwen als Geesje Pamans en Eva van der Groe waren wel degelijk bij het maatschappelijke en politieke leven betrokken en hadden als "moeders in Israël" zelfs grote invloed, maar zij begeerden geen staatsambt of politieke functie. Het invoeren van vrouwlidmaatschap van politieke partijen is onmiskenbaar een uiting van het feminisme, dat ook binnen de Gereformeerde Gezindte zijn invloed doet gelden.

Ook voor de partij organen dient niet de geest van deze eeuw, maar de eis van Gods Woord het richtsnoer te zijn.

Ten besluite willen we onszelf en u voorhouden dat het zo nodig is dat Psalm 80 vers 11 beoefend mocht worden: Behoud ons, HEERE der legermachten; Zo zullen w' ons voor afval wachten.

1) In haar waarde II, 1984, p. 8. Zie ook: L.M.P. Scholten, "De oude paden", in: De Wachter Sions, 16 september 1993, p. 21

2) J.D. Barth, Het Calvinistisch beginsel in deszelfs wording bij Calvijn, 1926, p. 70 e.v.

3) Zie het in dit nummer afgedrukte artikel van C.N. van Dis

4) G. Saldenus, De overtuigde Dina, z.j. p. 38-40

5) Zie hierover meer: M. van Manen, "De zwijgtekst", in: In het Spoor, april 1993, p. 26 e.v. en L.M.P. Scholten, a.a. en de daar genoemde literatuur

6) Een woordelijke weergave van dit gedeelte uit het betreffende radiointerview staat in: In het Spoor, april 1993, p. 53 e.v.

7) De van belang zijnde bepalingen staan in titel 2 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen