Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONS KONINGSHUIS *)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONS KONINGSHUIS *)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nadere bestudering noodzakelijk

"Welke regeringsvorm overigens ook goed moge zijn, aan ons land is het constitutioneel koningschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, door God gegeven", zo staat er al jaren in het program van beginselen van de SGP Tot aan de Grondwetsherziening in 1983 was dit uitgangspunt ook nog in de Grondwet te vinden. In artikel 10 van de Grondwet stond tot 1983: "De Kroon der Nederlanden is en blijft opgedragen aan Zijne Majesteit Willem Frederik, Prins van Oranje-Nassau, om door Hem en Zijn wettige nakomelingen te worden bezeten."

Toch was toen reeds de functie van de koning in de loop der jaren gewijzigd. Zijn functie "is er niet meer op gericht om de staat als politieke onderneming te leiden doch hem als een levensgemeenschap te doen ervaren", zo was reeds voor de Grondwetsherziening van 1983 in een bekend staatsrechtelijk handboek te lezen 2) . In 1983 is echter de

monarchale structuur - hiermee wordt bedoeld dat de Grondwet rond de centrale figuur van de koning was opgebouwd - uit de Grondwet verdwenen.

Het is deze ontwikkeling waarvoor drs. F.A.J.Th. Kalberg in zijn zeer interessante studie De staatsrechtelijke positie van de Oranje-monarchie in de herziene Grondwet de aandacht vraagt. Gelet op het belang van deze ontwikkeling voor de Staatkundig Gereformeerde beginselen wil ik op dit werk ingaan.

Opzet van het boek

Het boek is eenvoudig geschreven en aan het einde van elk hoofdstuk worden de belangrijkste punten weergegeven in samenvattende conclusies waarbij het standpunt van de auteur vaak naar voren komt. Door deze opzet is het betoog ook voor een niet-juridisch geschoolde vrij gemakkelijk te volgen. De hele stof is gesplitst in vier hoofddelen:

1) het Nederlandse koningschap, 2) het regeerambt van de koning, 3) de relatie van de koning tot de Raad van State, de ministerraad en de minister-president en 4) een globale politieke toetsing en slotbeschouwing.

Hierbij wordt steeds weer de positie van de monarchie zoals deze is vastgelegd in de huidige Grondwet (1983) vergeleken met de hieraan voorafgaande grondwettelijke regelingen. Interessant is dat de nodige aandacht wordt geschonken aan onder andere SGP-bij dragen aan de Grondwetsherziening van 1983 en geschriften van mr. Groen van Prinsterer en prof.mr. D.P.D. Fabius.

Rode draad

Bij de beoordeling van het koningschap acht de auteur het een belangrijk gegeven dat de souvereiniteit van het huis van Oranje reeds bestond voordat er een Grondwet was. Hij geeft bij het zoeken van de wortels van het koningschap van het huis van Oranje de positie weer die de Oranjes in de Nederlanden hebben gehad na het afzweren van koning Philips II. Het zou in de historische lijn hebben gelegen als na het afzweren van Philips II Willem van Oranje souverein was geworden van de Nederlanden. De roomse moord op de Vader des Vaderlands heeft dit echter verhinderd. Na zijn sterven hebben de regenten de macht gegrepen en met wisselend succes de positie van het Oranjehuis verzwakt.

Na de Franse overheersing wenste vrijwel geheel het Nederlandse volk de regentenheerschappij niet meer terug, maar begeerde het een eenhoofdig gezag, de souverein, en dit moest de prins van Oranje zijn met zijn wettige nakomelingen. Deze belangrijke episode uit de geschiedenis van ons volk wordt als volgt beschreven:

"Op 1 december 1813 werd onder luide toejuiching van alle zijden aan de toenmalige erfprins van Oranje - in feite dus Prins Willem I - de volledige souvereiniteit over ons land aangeboden. In antwoord op dit aanbod begon de vorst met zijnerzijds de politieke rechten, alsmede de staatkundige vrijheden van zijn volk te erkennen, toen hij in zijn antwoord-proclamatie, waarin hij het wezen van de Constitutionele Monarchie uiteenzette, het volgende tot het Nederlandse volk sprak: 'Gij wilt het, Nederlanders, dat ik meer zal zijn, dan ik zonder mijn afwezigheid zou geweest zijn. Uw vertrouwen, uw liefde, legt de souvereiniteit in mijne handen, en van alle zijden dringt men aan op de aanneming daarvan, wijl de nood van het Vaderland, wijl de toestand van Europa dit vordert. Welaan dan, ik zal mijn bedenkingen aan uw wensen opofferen. Ik aanvaard wat Nederland mij aanbiedt, maar ik aanvaard het alleen onder waarborging ener wijze Constitutie, welke Uw Vrijheid tegen volgende mogelijke misbruiken verzekert, ik aanvaard het in het volle gevoel der verplichting welke mij deze aanneming oplegt.'

Oranje wenste de vrijheid van ons volk, tot stand gekomen onder een andere Oranje, te handhaven. De door de Prins begeerde Grondwet diende daaraan dienstbaar te zijn. Geen onbeperkte, absolute monarchie begeerde onze Souvereine Vorst, doch een monarchie, waarbij de macht zodanig zou zijn beperkt, dat een gerechtvaardigde volksinvloed mogelijk zou zijn.

Uit historisch oogpunt is het dus niet zo, dat er eerst een Grondwet was, waarin de rechten en plichten van Vorst en Volk werden omschreven. Als onafwijsbare slotsom, getrokken uit ruim 2 l n

eeuw Nederlandse historie, kan worden gesteld, dat de ongedeelde erfelijke souvereiniteit is opgedragen aan het Huis van Oranje en dat er daarna een Constitutie kwam. De Grondwet geeft dan ook niet de Vorst de souvereiniteit, maar erkent dat Oranje deze souvereiniteit al heeft en haar blijft behouden. (...)

Het huis van Oranje is dan ook niet in het bezit van de souvereiniteit gekomen om hetgeen geschreven staat, maar om wat is geschied. " (p. 16-17)

Vervolgens wordt nog kort aangegeven dat uit het feit dat een volk in staat is iemand tot souverein te verheffen, niet logisch volgt dat dit volk van nature souvereiniteit zou bezitten.

"Het volk is niet de meest bevoegde macht om te bepalen, wie voortaan overheid zal zijn, omdat het volk eigenlijk souverein zou zijn. Het volk is tot die taak alleen aangewezen, omdat een gebondenheid van de staat aan de maatschappij voortvloeit uit het wezen van de staat zelve, namelijk dat de staat gedragen wordt door het zedelijk bewustzijn van de maatschappij. " (p. 17).

Veranderingen

De macht van de koning is in de loop der jaren zeer ver uitgehold.

Toch betekende dit niet dat de Grondwet de monarchale structuur verloor. De grondwetsherziening van 1983 heeft dit wel bewerkstelligd. De auteur komt tot de conclusie dat de souvereiniteit van het Huis van Oranje door de huidige Grondwet ernstig wordt miskend. Dit grondt hij op de in 1983 in de Grondwet doorgevoerde wijzigingen. Deze wijzigingen worden vrij uitgebreid besproken. Om er enkele te noemen.

-De titel Prins van Oranje is uit de Grondwet geschrapt (p. 108 e.v.).

-De koning mag niet meer souverein uitmaken wie tot zijn huis behoren (p. 120 e.v.).

-De koning is als souverein staatshoofd in de Grondwet onzichtbaar gemaakt doordat de term koning niet meer als staatsorgaan wordt vermeld, maar slechts wordt aangemerkt als bestanddeel van de regering (p. 155 e.v.).

-Het aandeel van de koning in de wetgevende functie is nog maar zeer beperkt (p. 168 e.v.).

-Diverse koninklijke voorrechten worden niet meer met name genoemd, als: de koning verklaart de oorlog en de koning heeft het oppergezag over de krijgsmacht (p. 195 e.v.).

-Het vervallen van de bepaling dat alom in de naam des konings recht wordt gesproken (p. 212 e.v.).

-De eed van trouw door ministers en staatssecretarissen af te leggen aan de koning wordt niet meer genoemd (p. 270 e.v.).

Na een overzicht gegeven te hebben van deze en meer andere voorbeelden waaruit blijkt dat de positie van de koning in de Grondwet zeer is afgezwakt, wordt het volgende geconcludeerd:

"Met prof. Duynstee is steller dezes dan ook van gevoelen, clat de Constitutionele Monarchie onder het Huis van Oranje, zoals deze in en door de Grondwet van 1814 was geschapen, in de Herziene Grondwet (de huidige, MvM) niet meer voortleeft. Immers, het is nu eenmaal onbestaanbaar, dat die monarchie na haar verwijdering uit de Grondwet, louter op basis van een soort ongeschreven constitutioneel recht zou kunnen worden gehandhaafd." (p. 347)

Houding van de SGP

De lezers van dit blad zullen zeker geïnteresseerd zijn naar de houding die de SGP-fractie heeft aangenomen ten aanzien van deze ingrijpende herziening van de Grondwet aan het eind van de jaren zeventig en begin de jaren tachtig. De auteur geeft een vrij gedetailleerd overzicht van het stemgedrag van de SGP-fractie in de Tweede Kamer. Tevens geeft hij de van belang zijnde SGP-beginselen weer. Gelet op deze beginselen en gelet op het stemgedrag van de SGP-fractie is het voor hem, ondanks dat op een aantal punten ernstig bezwaar is gemaakt tegen de grondwetsherzieningsvoorstellen, "onbegrijpelijk en teleurstellend" dat door deze fractie noch in eerste lezing, noch in tweede lezing:

"fel protest is aangetekend tegen het feit, dat artikel 10 van de Grondwet van 1972, waarin is bepaald, dat de Kroon, (=de souvereiniteit) is en blijft opgedragen aan Willem Frederik en zijn wettige opvolgers, is geschrapt en is vervangen door een andere bepaling, die artikel 10 inhoudelijk niet dekt. Hierdoor wordt de historische en staatkundige werkelijkheid, dat de ongedeelde souvereiniteit bij Oranje berust en bij deze blijft berusten, weggecijferd." (p. 344)

Deze kritiek geldt overigens niet alleen de SGP, maar ook het GPV en de RPF!

Uiteindelijk wordt geconstateerd:

"Waar de hier aan de orde zijnde voorstellen tot Grondwetsherziening ertoe strekten de functionering van de constitutionele monarchie onder het Doorluchtig Huis van Oranje-Nassau in ernstige mate te beperken en dus een negatie inhouden van de nog in de Grondwet 1972 neergelegde en erkende macht des Konings, hadden de fracties van SGP, GPV en RPF die voorstellen in hun algemeenheid, d.w.z. in het generaal, dienen af te wijzen.

Nu dit niet is geschied, strookt hun handelwijze niet, althans in onvoldoende mate, met hun Program van Beginselen of Program van Politieke Richtlijnen op het punt in kwestie. " (p. 345)

Ten besluite

De studie van drs. Kalberg verdient grondige bestudering binnen de SGP, zeker gelet op de houding van de SGP-fractie tijdens de herziening van de Grondwet. Onze verknochtheid aan het huis van Oranje behoort toch niet te worden verschraald tot het zingen van twee coupletten van het Wilhelmus en het zenden van een telegram aan de koningin tijdens de partijdag, maar aan deze verknochtheid dient toch zeker ook handen en voeten gegeven te worden in het politieke leven. Goede momenten om dit te bewerkstelligen lijken tijdens de Grondwetsherziening van 1983 voorbij te zijn gegaan, zonder dat deze serieus zijn benut. Nadere bestudering van deze problematiek is dus noodzakelijk.

Het onderwerp leent zich goed voor behandeling op de studieverenigingen. Te wensen is derhalve dat de studie van drs. Kalberg binnen de SGP zal worden bestudeerd en besproken, opdat onze verknochtheid aan het Oranjehuis zal winnen aan diepgang die ook zal blijken uit het omzetten hiervan in politieke daden.

*) N.a.v.: F.A.J.Th. Kalberg, De staatsrechtelijke positie van de Oranje-monarchie in de herziene Grondwet, uitgegeven bij Kok- Kampen, prijs ƒ 72, - 1) Als enkele taalkundige wijzigingen buiten beschouwing worden gelaten, dan kan worden gezegd dat dit vanaf de oprichting van de SGP er in staat. 2) C.W. van der Pot/A.M. Donner, Handboek van het Nederlandse staatsrecht, 1977, p. 219

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

In het spoor | 52 Pagina's

ONS KONINGSHUIS *)

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

In het spoor | 52 Pagina's