Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MEINEED?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MEINEED?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Met een zekere regelmaat komt het voor dat een SGP-vertegenwoordiger wordt beschuldigd van meineed omdat hij de norm van Gods Woord hoger acht dan de grondwet en dienovereenkomstig in het politieke leven stemt en spreekt. Voldoende reden om eens na te gaan wat de (Grond)wetgever heeft bedoeld met het afnemen van de ambtseed en te kijken of een dergelijke vergaande beschuldiging wel steun vindt in de Nederlandse wetgeving.

Wijzigen

Allereerst moet worden opgemerkt dat het elke politicus vrijstaat om de grondwet en andere wetten te wijzigen. Het langs wettige wijze veranderingen bewerkstelligen of bevorderen in wet- en regelgeving is niet in strijd met de afgelegde eed. Prof. Akkermans schrijft hierover het volgende:

Bij de eed van trouw aan de Grondwet die, tesamen met de zuiveringseed, uit de bepaling van de Grondwet van 1972 is overgenomen, kan men zich het volgende afvragen: handelt een kamerlid in strijd met art. 60 (artikel in de Grondwet over de ambtseed, MvM) indien hij deze eed aflegt, terwijl hij lid is van een partij met bijvoorbeeld anarchistische of anti-democratische uitgangspunten ? Aangenomen wordt dat de aflegging van de eed door een dergelijk persoon geen strijd met art. 60 hoeft op te leveren op voorwaarde dat dit kamerlid niet het voornemen heeft een verandering van staatsvorm na te streven langs een andere weg dan die van wijziging van de Grondwet. " d

Voorbehoud

De vraag is echter of ook raadsleden, leden van de Provinciale Staten of leden van de Eerste Kamer een voorbehoud mogen maken ten aanzien van de wetten bij het afleggen van de ambtseed of dat zij hieraan

onvoorwaardelijk zijn gebonden. Deze personen hebben immers niet die mogelijkheden om wetten te wijzigen die de leden van de Tweede Kamer wel hebben.

Prof .mr. D.J. Elzinga behandelt deze vraag naar aanleiding van een verklaring van mevrouw Boerlage, een raadslid van Groen Links, afgelegd bij haar beƫdiging, inhoudende dat zij de nodige voorbehouden maakte ten aanzien van bestaande wetten inclusief de grondwet.

Hij schrijft ten aanzien van deze voorbehouden:

"De eden en beloften hebben naar formulering en strekking in zekere zin een tamelijk formeel, bijna sacramenteel karakter. Naar inhoud is het echter beslist niet de bedoeling van de eden en beloften om de aanwezige maatschappelijke en politieke pluriformiteit te uniformeren of van hun veelvuldigheid te ontdoen. Binding aan wet en grondwet betekent uiteraard respect voor het geldende recht, maar het impliceert misschien nog wel meer de plicht voor volksvertegenwoordigers om het geldende recht voortdurend kritisch te beoordelen en er in ieder geval zorg voor te dragen dat het pluriforme karakter van het Nederlandse rechts- en staatsbestel wordt gehandhaafd en versterkt. Binding aan het recht, zoals geschapen door de eed en belofte, is derhalve geen onvoorwaardelijke binding aan het geldende recht (vet, MvM). Hoewel ongebruikelijk is er tegen de wijze van ambtsbelofte van Boerlage dan ook eigenlijk geen enkel gemeenterechtelijk of staatsrechtelijk bezwaar." 2)

Onschendbaarheid

Naast het recht van herziening van de grondwet en andere wetten en het niet onvoorwaardelijk gebonden zijn aan deze wetten, zijn van belang de in de grondwet en organieke wetten bestaande regels die de onafhankelijkheid en zelfstandigheid van volksvertegenwoordigers waarborgen. Deze regels beogen te waarborgen dat volksvertegenwoordigers zich in het parlement c.q. Provinciale Staten c.q. gemeenteraad vrij kunnen uitspreken. Zij mogen daar door geen vrees voor vervolging worden weerhouden om datgene te zeggen wat zij in het openbaar belang wensen uit te spreken 3) . Het is juist de bedoeling van de (grond)wetgever dat de volksvertegenwoordiger zich vrij zal uitspreken tijdens de vergadering! Dit onderdeel van de afgelegde eed wordt nogal eens over het hoofd gezien.

Dit betekent overigens niet dat dan een volksvertegenwoordiger maar alles mag zeggen wat hij wil. Met name de voorzitter heeft ten dezen een taak om te waken dat er bijvoorbeeld geen beledigende uitdrukkingen worden gebezigd of de orde wordt verstoord. Zo kan ook de voorzitter een spreker het woord ontnemen indien hij acht dat het gesprokene niet aan de orde is. Het is niet uitgesloten dat een principieel getuigend betoog als zodanig zal worden behandeld, maar dit neemt niet weg dat alle vertegenwoordigers de wettelijke plicht hebben om datgene naar voren te brengen wat zij in het belang achten van de gemeenschap.

Uitbrengen van een stem

Nu een volksvertegenwoordiger de taak heeft om datgene naar voren te brengen wat in het openbaar belang wordt geacht, rijst de vraag of hij ook vrij is om zijn stem uit te brengen zoals hij denkt dat dit zijn plicht is.

Ook op dit punt laat de (grond)wetgever hem geheel vrij. Zelfs een geheel ongemotiveerd uitgebrachte stem is geldig. Ook een stem die is uitgebracht om redenen die strikt genomen buiten de doelstelling zijn gelegen van een voorstel, is gewoon geldig. Uiteraard mag er geen chantage, omkoperij en wat dies meer zij in het spel zijn.

Ten besluite

De (grond)wetgever heeft dus de volksvertegenwoordiger een grote mate van vrijheid gegeven om zijn beginselen uit te dragen en gaat er ook vanuit dat hiervan gebruik zal worden gemaakt. Op deze wijze hoopt hij namelijk kennis te kunnen nemen van hetgeen binnen de samenleving leeft. Een beschuldiging van meineed is dan ook meer een produkt van loze demagogie dan van juridische doordenking. Een SGP'er is nog nooit veroordeeld wegens meineed omdat hij de beginselen van Gods Woord uitdroeg die lijnrecht in strijd zijn met onderdelen van wetgeving. Hij handelt dusdoende niet in strijd met de afgelegde ambtseed, maar maakt alleen gebruik van wettelijke mogelijkheden, waaraan hij trouw gezworen heeft. Hij is juist door zijn eed verplicht zo te handelen!

1) P.W.C. Akkermans, De Grondwet. Een artikelsgewijs commentaar, 1987, p. 596-597. Zie ook: P.J. Oud, Het constitutioneel recht van het Koninkrijk der Nederlanden, dl. 1, 1967, p.562, nt. 1 2) D.J. Elzinga, "Ambtsbelofte Saar Boerlage. Ongebruikelijk, maar er is geen enkel bezwaar tegen", in: Binnenlands Bestuur, 13-7- 1990, p.33 3) P.J. Oud, a.w., dl. 1, 1967, p. 597. Zie ook: E. Van Raalte/ P.P.T. Bovend'Eert/ H.R.B.M. Kummeling, Het Nederlandse Parlement, 1991, p. 373 e.v.

"Doch de SGP verkieze duizendmaal liever alle smaad en hoon, alle leugen en laster, alle vijandschap en tegenstand, alle verachting te dragen, dan van haar beginselen af te wijken. Zij betone daaraan alle gehechtheid en liefde."

-Ds. P. Zandt, Hoort de Roede, dl. 3, 1984, p. 149-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

In het spoor | 52 Pagina's

MEINEED?

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1994

In het spoor | 52 Pagina's