Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VAN DE PATRIOTTENTIJD  NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN DE PATRIOTTENTIJD NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 3

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de herdenking van het Rampjaar 1795

"De Europese samenleving onderging in de late achttiende eeuw een revolutionaire omwenteling, " schrijft dr. G.J. Schutte. "Oorzaak en beginsel daarvan, een uit ongeloof voortkomende omkering van opvattingen, waren één: het Patriotse streven in Nederland van voor 1787 en de Bataafse omwenteling van 1795 werden er evenzeer door gedragen als de Franse Revolutie van 1789." 15 Hoewel staat en samenleving in Nederland niet zonder gebreken waren, betekende 1795 volgens deze historicus toch "een heilloze breuk met de historie."

Raadpensionaris Van de Spiegel

De met buitenlandse hulp tot stand gekomen omwenteling van 1787 bracht enerzijds een conservatief herstel, anderzijds geen verbetering of vernieuwing van de bestuursorganen. In de Provinciale Staten werden, evenals in de vroedschappen, de Patriotten over het algemeen vervangen door aanhangers van de Stadhouder. Ook in de hogere regionen hadden enkele wijzigingen plaats. Raadpensionaris van Holland, Pieter van Bleiswijk, die met alle winden had meegedraaid, werd vervangen door de vroegere raadpensionaris van Zeeland, de prinsgezinde Laurens Pieter van de Spiegel. Deze was naar het oordeel van Groen een man "uitstekend door kunde, bekwaamheid en vastheid van karakter." 2) Dat de Republiek tegenover het buitenland weer wat zelfstandiger optrad, was mee aan zijn beleid te danken. Vooral de treurige toestand van de financiën en van leger en oorlogsvloot had zijn aandacht. Hij bracht een nieuwe regeling tot stand van het belastingstelsel met provinciale verdeelsleutel (de zogenaamde quoten), waarop herhaaldelijk was aangedrongen. Tot een grondige hervorming van het zeewezen, bij voorbeeld door samensmelting van de diverse admiraliteitscolleges, kwam het ook nu niet. Inzonderheid de vloot verkeerde in verwaarloosde toestand. Ons land stond er overigens in economisch opzicht nog niet zo slecht voor. Na 1787 gaf de handel zelfs een opmerkelijke opbloei te zien, constateert H. Brugmans, en bereikte weldra het peil van voor 1780. "Eerst de Fransche tijd heeft deze bloei voor zeer geruimen tijd geknakt." 3)

Evenals velen vóór hem drong de raadpensionaris er bij Willem V op aan zich door enkele afgevaardigden uit de Staten-Generaal of door andere deskundige personen te laten adviseren. Hij was een voorstander van een representatieve staatsregering met erfstadhouderlijk bestuur, maar de Stadhouder gaf geen gehoor.

Van de Spiegel, die niet zonder huivering "dat wijde veld vol distelen en doornen" had betreden, vreesde dan ook terecht dat de restauratie van 1787 slechts het uiterlijk herstel van een bouwval had betekend en dat eerlang de buitenlandse mogendheden een einde zouden maken aan de verdeeldheden, de ingekankerde kwalen en ten slotte ook aan het bestaan van de Republiek. 4)

De uitgeweken Patriotten

De democratische Patriotten die in de Republiek waren achtergebleven, waren voorlopig uitgeschakeld, maar zij die naar Frankrijk waren uitgeweken zaten niet stil. Men wenste nog steeds een "grondwettig herstel" van het verleden, al was dit dan ook een gefantaseerd verleden. Hadden immers alle vrije Bataven geen toegang gehad tot de volksvergaderingen en hun eigen aanvoerders gekozen?

Men kreeg ook meer oog voor de nadelen van de federalistische structuur van de Republiek met haar zeven gewesten. De sinds Lodewijk XIV sterk doorgevoerde centralisatiepolitiek had Frankrijk vanuit Parijs tot een eenheidsstaat gemaakt. Daarom diende ook onze Republiek één en ondeelbaar te worden, met opoffering van alle gewestelijke privileges. Ook de theologische verschillen dienden uiteraard op het altaar van de eenheidscultus ten offer te worden gebracht.

Toen in 1789 de revolutie in Frankrijk uitbrak, herleefde de hoop van de Patriotten op de tussenkomst van dit land tot bevrijding van de Republiek. Aanvankelijk waren zij wel voorstanders van onze

"duurgekochte Vrijheid" geweest en hadden zij begeerd onafhankelijk van Frankrijk te blijven. Door het ingrijpen van Pruisen in de binnenlandse aangelegenheden van onze Republiek waren de Patriotten echter voor de verwezenlijking van hun idealen meer op Frankrijk aangewezen.

De hoop hierop en op het einde van hun ballingschap werd verlevendigd toen Frankrijk in 1792 in oorlog raakte met Pruisen en Oostenrijk. Aanvankelijk wilde men nog een oorlog met Engeland vermijden. Na de terechtstelling van koning Lodewijk XVI op 21 januari 1793 verscherpte zich echter de situatie. De Franse Conventie verklaarde nu de oorlog aan de koning van Engeland en de stadhouder van Nederland. De oorlog werd dus niet verklaard aan de volken, maar aan de vorsten. Aan de van deze tirannen bevrijde volkeren wilde men "vrijheid, gelijkheid en broederschap" brengen. "Oorlog aan de paleizen, vrede aan de hutten!, " werd de leus.

De proclamatie van Dumouriez

De Franse legeraanvoerder generaal Dumouriez trok nu ons land binnen. Zijn aan het volk gerichte proclamatie was, evenmin als die van Daendels een jaar later, voor tweeërlei uitleg vatbaar. "Uw stadhouder is een ... tyran geworden. Elk spoor van erfelijk gezag, maar ook van leenroerigheid en aristocratie, adellijke of heerlijke, moet verdwijnen. Te wapen te wapen, edelmoedige Batavieren! er is een heilige verbindtenis der volken tot vernietiging van alle soorten van koninklijk gezag." 5)

Dumouriez bezette nu met steun van de Patriotten een belangrijk deel van Staats-Brabant, maar stootte het hoofd voor Willemstad. De Oostenrijkers, die het bewind voerden over de Zuidelijke Nederlanden, versloegen Dumouriez in maart 1793 bij Neerwinden en noodzaakten hem tot de terugtocht. Indien het de Fransen toen was gelukt onze Republiek te bezetten, zou wellicht een bloedige revolutie hier niet uitgebleven zijn.

Deze tijd viel immers samen met het bloedige Schrikbewind onder leiding van Robespierre, die massaal de "contrarevolutionairen" terechtstelde op het schavot. ("Het is enkel over opgehoopte lijken dat men de wedergeboorte eener natie verkrijgt" zo beweerde hij). 6) Toen enkele jaren later, in 1795, de Franse legers terugkeerden voor een laatste, beslissende slag, waren de revolutionaire gemoederen al behoorlijk afgekoeld en hebben de Franse generaals er toe meegewerkt een bloedbad als in Frankrijk te voorkomen.

Tegenslagen voor de uitgewekenen

Hoewel er inmiddels reeds talrijke Patriotten uit hun ballingschap waren teruggekeerd, had een overgebleven harde kern, een vijfduizend in totaal, zich duchtig geroerd. De aanzienlijksten onder hen, onder anderen Van der Capellen tot de Marsch en Daendels, waren naar Parijs uitgeweken. De meer behoeftigen onder hen waren samengebracht in een kolonie te St. Omer in Noord-Frankrijk, waar zij slechts karig hulp genoten. Het Schrikbewind nam nauwelijks notitie van hen. 7) De Patriotten in ons land hadden de Franse legers met vreugde zien naderen, maar van enige vaste organisatie was bij hen nog geen sprake. Dit zou echter spoedig veranderen.

In de loop van 1792 verleende de Franse regering aan Daendels toestemming een Bataafs legioen op te richten, waarvan echter alleen het officierencorps voor het merendeel "Bataafs" was. Ook de latere voorname militairen De Winter en Chassé maakten deel hiervan uit. In datzelfde jaar werd te Parijs door de uitgeweken Patriotten een "Comité Révolutionair" opgericht om de omwenteling in de Republiek te organiseren.

Ten gevolge van de nederlaag van Dumouriez, die door Daendels was gesteund maar die naar de Oostenrijkers overliep, was de "Bataafse zaak" in Frankrijk in een slechte reuk komen te staan. Verscheidene leden werden van samenwerking met de vijand verdacht en werden gevangen genomen, één kwam zelfs onder de guillotine terecht. Ook hier verslond de revolutie haar eigen kinderen! Het Bataafs legioen en het revolutionair comité werden ontbonden.

Geheime binnenlandse activiteiten

De voorbereiding van de revolutie in ons land is niet in de eerste plaats het werk geweest van de uitgeweken Patriotten. Aan het eind van 1793 ging de krachtigste actie uit van de achtergebleven Patriotten in de Republiek.

In januari 1794 maande Daendels, die inmiddels brigadegeneraal in het Franse leger was geworden, zijn patriotse vriend Irhoven van Dam te Amsterdam om tot actie over te gaan. Deze beraadslaagde nu met de Amsterdamse koopman Gogel en de arts Krayenhoff. Onder hun leiding trad men in briefwisseling met gelijkgezinden en werden ook in andere steden van de Republiek revolutionaire comités opgericht, die geld en wapenen moesten bijeenbrengen. Hoewel de regering van het bestaan hiervan op de hoogte was, durfde men er toch niet krachtig tegen op te treden.

Een andere vorm van geheime activiteit was de oprichting van zogenaamde leesgezelschappen. Patriotten uit de volksklasse kwamen in bepaalde gelegenheden, ook in afgehuurde kroegen, bijeen om voorlezingen aan te horen. De kosten hiervan, ook van de vertering, werden door meer draagkrachtige personen, die achter de schermen zaten, betaald. Het karakter van de brave en burgerlijke Bataafse dissidenten verschilde dus aanmerkelijk van dat van de felle Franse revolutionairen, al stoelden beide groeperingen op dezelfde wortel van de volkssoevereiniteit. Evenals in Frankrijk is de revolutie het werk van een door radicale overtuiging gedreven minderheid geweest!

Toen in de loop van de zomer van 1794 de Franse legers na een schitterende overwinning bij Fleurus de Zuidelijke Nederlanden op de Oostenrijkers veroverden, werden de Patriotten in ons land opnieuw geactiveerd. Hoewel men uitzag naar de komst van de Fransen, wilde men toch niet dat ons land het lot van de Zuidelijke Nederlanden zou delen en aanstonds als bezet gebied zou worden beschouwd. Toen Daendels naar Parijs ging om deze zaak met de Franse regering te bespreken, gaf het destijds de lakens uitdelende Comité de Salut Public (Comité tot Nationaal Welzijn!) de eis te kennen, dat de Nederlanders dan zélf de handen uit de mouwen moesten steken en de Franse legers alle steun verlenen.

De nadering van de Fransen

Een aarzelend begin van revolutie te Amsterdam, dat het middelpunt was geworden van alle subversieve activiteiten, werd nog door de stadsregering verijdeld, waarop het illustere driemanschap Van Dam, Gogel en Krayenhof de vlucht nam. Er werden wel enkele arrestaties verricht, maar de revolutionaire comités bleven overal bestaan. Gezien de krachtsverhoudingen had een revolutie van binnenuit geen enkele kans van slagen. Deze zou door de Franse legers tot stand worden gebracht, maar hiervoor zou ook de rekening worden gepresenteerd!

Na de Franse overwinning bij Fleurus gaven de Oostenrijkers bevel tot een algemene aftocht en bezetten de Franse legers onder Pichegm voor de tweede maal de Zuidelijke Nederlanden. In de herfst van 1794 trokken de Franse overwinnaars zelfs Staats-Brabant binnen en bezetten 's-Hertogenbosch.

De laatste hoop was gevestigd op de Engelse hulptroepen. Deze gaven zich echter liever over aan alcoholische drank dan aan de verdediging van onze grenzen en trokken al plunderend af naar Duitsland.

Een laatste proclamatie van de Erfprins, die samen met Prins Frederik bij de veldtocht van 1794 in militair opzicht zijn sporen had verdiend, werd gedaan aan alle ingezetenen van Holland om de wapens op te vatten. Deze oproep vond nagenoeg geen weerklank. Niet alleen het leger, ook de bevolking was gedemoraliseerd. Een zo strenge winter als sinds mensenheugenis niet meer was voorgekomen, maakte de laatste barrière, onze grote rivieren, nutteloos. Begin januari 1795 trok Pichegru over de bevroren rivieren ons land binnen. De teerling was geworpen! Op 16 januari werd Utrecht reeds door de Franse troepen bezet.

Een moeilijke beslissing

Stadhouder Willem V stond nu voor een moeilijke beslissing. Het was hem bekend dat, al hadden de Fransen verklaard onze staatsinstellingen te zullen laten bestaan, dit met het stadhouderschap nooit het geval zou zijn. Bij de capitulatievoorwaarden was wel de veiligheid van de regenten verzekerd, maar van de Prins, tegen wie immers de oorlog heette gevoerd te worden, werd geen gewag gemaakt.

Zijn laatste vertrouweling en de enige, die temidden van de algemene ontreddering het hoofd niet had verloren, was de onwankelbare raadpensionaris Van de Spiegel. Deze maande hem, mede in het belang van het Huis van Oranje en van de Republiek, tot standvastigheid, zoals hij ook in de turbulente jaren van 1786 en '87 de Prinses had geadviseerd. De Prins diende, evenals destijds toen hij naar Nijmegen was uitgeweken, in de Republiek te blijven om een revolutionaire chaos te voorkomen.

Hoewel de Prins aanvankelijk nog heeft geaarzeld, wist hij maar al te goed dat het lot van Lodewijk XVI ook hem boven het hoofd hing als hij de Fransen in

handen zou vallen. Op de dag dat de Fransen Utrecht binnentrokken nam hij nog vrij overhaast het besluit tot de vlucht. De Prinses en enigen van haar hofhouding waren hem reeds vooruitgegaan. De Prins nam schriftelijk afscheid van de Staten-Generaal en de Staten van Holland en begaf zich naar het strand van Scheveningen. Ondanks de felle koude en de straffe oostenwind stonden vele meelevenden op strand en duinen om afscheid van de Stadhouder te nemen.

De vlucht van de Stadhouder

Door een bejaarde visser werden de Prins en zijn zonen, ook de in 1792 geboren zoon van de Erfprins (de latere koning Willem II), over de ijsschotsen heen naar de gereedliggende visserspink gedragen. Toen deze visser zich niet goed kon houden merkte de Prins vertroostend op: "Schrei niet, mijn vriend, ik ga, maar kom weder." Heeft hij, evenals in 1787, nog op een Staatkundige ommekeer gerekend en gehoopt dat het stadhouderschap met behulp van het buitenland nog weer zou worden hersteld? Deze hoop werd vrij definitief de bodem ingeslagen toen de nieuw gestichte Bataafse Republiek ook door Pruisen werd erkend. Ook op Engeland behoefde, vooral na de opkomst van Napoleon, niet meer te worden gerekend. Een eindeloze reeks coalitie-oorlogen zette geheel Europa in vlammen, waaraan pas de tocht naar Rusland in 1812 en de bevrijding van 1813 een einde heeft gemaakt.

De Prins ging dus vrijwillig in ballingschap. "Ik hebbe geen lust gehad om door Franschen bewaart (= bewaakt) te worden, " zo schreef hij enkele dagen later aan de oranjegezinde griffier van de Staten-Generaal Fagel, "en wijl er geen mogelijkheid was om in een der andere provintiën te komen, hebbe ik moeten resolveeren mij en mijn twee zoons op een pinkje in te schepen." 8)

In Den Haag had hij nog afscheid kunnen nemen van enige leden van de Staten-Generaal, het corps diplomatique en zijn hofhouding. Al zijn bezittingen, zijn kostbare schilderijenverzameling, zelfs zijn hofhouding, moest hij achterlaten, maar hij was niet bijzonder aan deze zaken gehecht. Hij werd evenals de Prinses met alle beleefdheidsbetuigingen door de Engelse regering ontvangen en het op enige afstand van Londen gelegen paleis te Hampton Court werd hem ter beschikking gesteld.

In deze tijd is er kennelijk nog aan gedacht een militair corps samen te stellen van gedeserteerde Hollandse militairen ten behoeve van de Prins. Waarschijnlijk is het initiatief hiertoe van de Kroonprins uitgegaan. De dichter-advocaat Bilderdijk, die vanwege zijn weigering de eed van trouw aan het nieuwe regime af te leggen eveneens in ballingschap, en wel naar Duitsland, had moeten gaan, werd met een opdracht in deze geest belast. Ook hij was niet zonder hoop dat de Staatkundige toestand zich binnen afzienbare tijd zou wijzigen en hij schreef uit Hamburg aan de Stadhouder dat "Gods glorierijke Voorzienigheid (...) Uwe Hoogheid aan Haar wonderdadige hand te rug (zou) leiden." 9)

De zaken van de Stadhouder noodzaakten hem in augustus een reis naar Engeland te ondernemen, waar hij aanvankelijk twee maanden bleef. Meermalen bezocht hij het stadhouderlijk gezin op Hamptoncourt. "Ach! hadt ge 't goede hart van den ouden Pr(ins) gezien en de tranen zien rollen, die ik gezien en gevoeld heb!" schreef hij uit Londen. "Den goeden Hollander, " zo werd de dichter door het kleinzoontje van de prins, de latere koning Willem II, genoemd. 10) De opkomst van het Franse keizerrijk onder Napoleon sloeg echter alle hoopvolle verwachtingen definitief de bodem in.

Koningin Wilhelmina in 1940

In onze eeuw zijn er meermalen vergelijkingen gemaakt tussen de vlucht van stadhouder Willem V in 1795 en het uitwijken van koningin Wilhelmina naar Engeland in 1940. Deze vallen over het algemeen in het voordeel van laatstgenoemde uit. Koningin Wilhelmina stak met het gehele kabinet over zonder dat de eenheid van de Kroon één dag verbroken is geweest. De hele Nederlandse regering had haar zetel naar het buitenland verplaatst en oefende nog het wettige gezag uit over het bezette Nederland en zijn overzeese bezittingen.

De vlucht van Willem V was niet alleen het gevolg van een uitzichtloze oorlogssituatie, maar ook van een voorafgaande revolutionaire ontwikkeling. n)

Feitelijk heeft de Prins dus in 1795 bij zijn vertrek als Stadhouder en als erfkapitein-generaal en - admiraal van de Unie ontslag uit al zijn functies en waardigheden genomen. Hij heeft zelfs aan de Staten-Generaal, in wier eed en dienst hij stond, verlof gevraagd om het land te verlaten. Voordat deze hierover echter hadden kunnen beslissen, waren zij reeds door een revolutio-

naire Nationale Vergadering als de vertegenwoordiger van het gehele Bataafse volk vervangen. Op één van de vergaderingen hiervan werd al spoedig het stadhouderschap met al zijn functies en waardigheden afgeschaft.

Aan Willem V was bij zijn installatie op 8 maart 1766, toen hij meerderjarig werd, behalve het Erfstadhouderschap ook het opperbewindhebberschap van de Oost- en Westindische Compagnie evenals het Opper-Gouverneur-Generaalschap van de Koloniën opgedragen. Bepaalde bevoegdheden kon hij in dit opzicht alleen uitoefenen in samenwerking met de onderscheidene bewindhebbers der Compagnieën. Bij de zogenaamde "brieven van Kew" werden echter, op aandrang van de Engelse regering, de gouverneurs van alle Nederlandse koloniën in Oost en West door Willem V gelast zich onder bescherming van de Engelsen te stellen, dit mede ter verdediging tegen een Franse invasie. Zodra een vredesverdrag tot stand zou komen, zou de Republiek haar bezittingen terugkrijgen.

De onvermijdelijke consequenties

Het kon natuurlijk niet uitblijven dat dit besluit door de nieuwe Fransgezinde regering als "laaghartig verraad", zelfs als hoogverraad werd gebrandmerkt, een beschuldiging die zich tot op heden heeft herhaald. 12) De Stadhouder bleef echter geen andere keus over dan samenwerking met de Engelsen. Volgens de historicus P.J. Blok staat het op grond van gedegen onderzoek wel vast dat de Prins te goeder trouw heeft gehandeld. 13 '

Ook de voor deze tijd nog steeds gezaghebbende H.T. Colenbrander heeft Willem V vrijgepleit van inconstitutioneel gedrag. De Stadhouder heeft volgens hem moeten handelen onder de druk der omstandigheden, al was de overdracht der koloniën op grond van de latere gebeurtenissen een daad, "waaraan het pijnlijk is herinnerd te worden." 14) Willem V is er trouwens van kindsbeen van beschuldigd in het spoor van zijn Engelse moeder, de Gouvernante prinses Anna, de Engelse politiek te hebben gesteund en de versterking van een eventueel tegen dit land aan te wenden oorlogsvloot te hebben tegengewerkt. Ook zonder de medewerking van Engeland zouden we onze koloniën zijn kwijtgeraakt en het is een wonder te achten dat Nederland na 1813 weer grotendeels in het bezit ervan is hersteld.

Het duurde na het vertrek van de Stadhouder niet lang of de Fransen waren heer en meester van ons land en onder hun supervisie hadden de Patriotten spoedig de leiding in handen genomen. De binnentrekkende Franse troepen werden als onze bevrijders op vele plaatsen onder gejuich binnengehaald. Er werd gevlagd, geïllumineerd en er werden hoogdravende redevoeringen gehouden. De bevrijde burgers - heren bestonden nu niet meer - dansten samen met hun bevrijders onder het zingen van revolutionaire liederen rond de vrijheidsboom.

"Gods twist met Nederland"

Een schrikbewind werd hier echter niet gevestigd, al hadden vurige democratisch-gezinde Patriotten als Valckenaer hiertoe aanvankelijk wel het voornemen gehad. Er was ook niemand die het hoofd van Willem V eiste, al werd tegen enkele orangistische leiders een vooronderzoek ingesteld. De flinke raadpensionaris Van de Spiegel werd lange tijd in de Gevangenpoort in hechtenis gehouden. Alleen de prinsgezinde O. Repelaer werd tot vier jaar gevangenisstraf veroordeeld en heeft de volle termijn in de Gevangenpoort uitgezeten. Hoewel de orangisten in numeriek opzicht de meerderheid van ons volk omvatten, zag men zich genoodzaakt voor de revolutionaire overmacht te zwichten. Van de bekleding van de ambten door de Oranjepartij was voorlopig geen sprake.

Stadhouder Willem V heeft zijn vaderland niet weer teruggezien en is in 1806 in ballingschap gestorven. "Deze vernedering, " sprak hij bij zijn vertrek, "heb ik als mensch dubbel verdiend, doch niet in de waarneming mijner posten. Dwaalde ik soms, ik deed het te goeder trouw; opzettelijk benadeelde ik nooit zelfs mijn bittersten vijand." En dan volgen de waarlijk historische woorden: "De ware bron onzer ongelukken ligt niet in de onverantwoordelijke handelwijs van zoo vele Nederlanders, of in de kwade trouw der bondgenooten, maar in de nationale zonden en ongeregtigheden. God heeft een twist met Nederland en toont het in de mislukking van alle pogingen en ook nu weer door den feilen vorst die de wateren tot een gebaanden weg maakt. Wie zal oprigten als God ter neêr werpt." 15 '

"Zo verliet het Huis van Oranje, daar het redden van Nederland niet meer mogelijk was, den grond dien het dikwerf gered had, " schrijft Groen van Prinsterer. "De omwenteling van 1795, aldus tot stand gekomen, was

het werk eener factie, die in de onweêrstaanbaarheid van buitenlandsch geweld steun zocht en vond." Hij is van mening dat ook onder de niet-oranjegezinden weinigen van harte hebben meegejuicht en constateert: "Democratisch of wijsgerig betoog had weinig vat op het gros der bevolking, maar het lied der filozofische eigenwijsheid had bijkans al wat op geleerdheid en beschaving aanspraak maakte, bekoord" 16) Colenbrander, die op het impopulair karakter van dit deel van onze vaderlandse geschiedenis wijst, stelt nadrukkelijk: "De Republiek is in haar nadagen een caricatuur van zichzelve geworden." 17)

"De vrucht hunner gedachten"

Ook voor Nederland moest worden vastgesteld dat "ten allen tijde, waar een volk, met het Evangelie begenadigd, het ongeloof verkiest, de profetie geldt:

"Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; want zij slaan geen acht op Mijne woorden en zij verwerpen smadelijk Mijne wet." 18) Verachting van Gods Woord en verwerping van Gods Wet! Was hierin niet de oorzaak gelegen dat de zo roemrijke Republiek der Zeven Geünieerde Gewesten in 1795 zo roemloos ten onder is gegaan?

Momenteel is er in de geschiedschrijving een tendens te bespeuren naar een positieve herwaardering van de democratische Patriottenbeweging en van de gevolgen hiervan voor kerk en staat. Daarom hopen wij in een slotartikel nog een beknopte terugblik op deze zaken te werpen en hieruit nog enkele conclusies te trekken voor onze tijd.

Noten:

G.J. Schutte, Patriotten Prinsgezinder! Gereformeerden. Over Calvinisme en Revolutie in de achttiende eeuw, 1991, p. 4 G. Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, deel II, p. 626, 1978

H. Brugmans, "De Restauratie" in: Geschiedenis van Nederland, deel VI, 1937, p. 274, vgl. p. 335-336 G.W. Vreede, Mr. Laurens Pieter van de Spiegel en zijne tijdgenooten, 1737-1800, deel III, 1877, p. 48. Vgl. deel II, p. 225

Groen van Prinsterer, a.w., p. 646 Zie A. Doedens, "De patriotse vluchtelingen, " p. 157-175 in: Voor Vaderland en Vrijheid. De revolutie van de Patriotten. Onder redactie van drs. F. Grijzenhout, drs. W.W. Mijnhardt en dr. N.C.F. van Sas, 1987

7) 8) 9) Geciteerd bij Groen van Prinsterer, a.w., p. 661 H.T. Colenbrander, Gedenkstukken der Algemene Geschiedenis van Nederland van 1795 tot 1840, deel II, 1905, p. 819 Mr. W. Bilderdijk's Briefwisseling 1795-1797. Uitgegeven door J. Bosch, H.W. Groenevelt en M. van Hattum. Deel 1, Brieven, 1988, p. 69

10) Idem, p. 154 11) Zie H.A. van Wijnen, "Brieven van Kew" in: Vorst Willem, het is alles uw schuld!, 1987, p. 170

12) Bijvoorbeeld Van Wijnen a.w., p. 170, 183 13) P.J. Blok, Geschiedenis van het Nederlandsche volk, vierde deel, 1926, p. 21

14) Colenbrander, Gedenkstukken II, p. 86 15) Cornelis van der Aa, Geschiedenis van het leven van wijlen Willem den Vijfden, verschenen in vijf delen te Amsterdam tussen 1806 en 1809

Geciteerd onder anderen bij G. Groen van Prinsterer, a.w., p. 669-670 16) Groen van Prinsterer, a.w., p. 669, 670, 671 17) Colenbrander, De Patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandse bescheiden, deel I (1776-1784), Inleiding, 1897, p. 1 18) Groen van Prinsterer, a.w., p. 672. Met een kleine wijziging wordt hier Jer. 6:19 geciteerd.


"Dit is de ware gelijkheid, dat wij eerbied betoonen voor datgene, wat God aan ieder in dit leven heeft geschonken."

-Ds. W. Bekker, De Herodiaslist, 1931, p. 14-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

In het spoor | 36 Pagina's

VAN DE PATRIOTTENTIJD  NAAR DE BATAAFSE REVOLUTIE - 3

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

In het spoor | 36 Pagina's