Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BUITENGEWOON VROUWLIDMAATSCHAP: EEN HEILLOZE WEG *)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BUITENGEWOON VROUWLIDMAATSCHAP: EEN HEILLOZE WEG *)

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het Hoofdbestuur heeft op 18 september jl. de partij een voorstel toegezonden waarin de betrokkenheid van de vrouw bij de SGP nader wordt ingevuld. In De Banier van 21 september 1995 stond het voorstel integraal afgedrukt met een toelichting die reeds twee nummers daarvoor in het partij-orgaan was begonnen.

Ook in het Reformatorisch Dagblad is de nodige aandacht geschonken aan dat voorstel.

Vanzelf (zal) is er ook binnen de kiesverenigingen de nodige aandacht aan (worden) geschonken. Een uitgebreide uiteenzetting van het voorstel is dus hier niet nodig.

In deze bijdrage zullen de principiële bezwaren die aan het voorstel kleven worden belicht.

Buitengewoon lid of begunstiger

Het buitengewoon lidmaatschap is geen lidmaatschap in de zin van het Burgerlijk Wetboek. Om de discussie niet te vertroebelen dient dit goed voor ogen gehouden te worden. Toch is hiermee niet gezegd dat met de aanduiding buitengewoon lidmaatschap een relatie wordt bedoeld die vrijwel geen overeenkomst meer vertoont met de lidmaatschapsrelatie zoals in het Burgerlijk Wetboek omschreven. Een opmerking in De Banier van 21 september 1995 op pagina 5 lijkt dit wel te suggereren. Daar staat namelijk: "Het is namelijk niet denkbeeldig dat alleen het woordje 'lid', hoe dan ook gebruikt, een struikelblok zal vormen. En dat is niet eens onbegrijpelijk; zo'n reactie van: 'ze kunnen intussen toch lid worden '.

Maar dan moeten we onszelf ook eerlijk afvragen of we bang zijn voor het woord alleen, of voor de inhoud. Een objectieve analyse van cle inhoud van dit buitengewone lidmaatschap kan tot het inzicht brengen dat de vrees overbodig is."

Om meer zicht op de inhoud van het buitengewone lidmaatschap te krijgen, is het goed deze relatie te vergelijken met die van een donateur of een begunstiger.

Bij een donateur of begunstiger wordt een relatie van betrokkenheid bij en een medeleven met de betreffende vereniging bedoeld. Een buitengewoon lid daarentegen, mag actief deelnemen aan de activiteiten van de vereniging, alleen kunnen er enige, voor het gewone lidmaatschap wezenlijke, bevoegdheden niet worden uitgeoefend.

Om het verschil tussen een buitengewoon lid en een begunstiger met een eenvoudig voorbeeld duidelijk te maken, moge het volgende dienen.

Meneer A is altijd lid geweest van de postduivenvereniging in plaats X. Wil iemand lid zijn van die vereniging, dan dient hij krachtens de statuten van die vereniging woonachtig te zijn in X. Nu verhuist meneer A naar de naburige plaats Z. Hij kan gelet op de statuten geen lid meer zijn van de vereniging. Aangezien hij nog wel voluit mee wil blijven doen met cle activiteiten van die vereniging daar zijn duiventil nog steeds bij zijn moeder in X staat, wordt hem het buitengewoon lidmaatschap aangeboden. Hij blijft gewoon meedoen, alleen mag hij niet meer meestemmen en geen bestuursfunctie meer vervullen.

Na enkele jaren besluit hij zijn duiven op verzoek van zijn moeder op te ruimen. Het buitengewoon lidmaatschap heeft nu geen zin meer, maar omdat hij jaren lid is geweest en zich betrokken voelt bij de vereniging, wordt hij begunstiger. Hij krijgt vanaf dat moment alleen nog maar het periodiek van de vereniging De Postduif toegezonden en het jaarverslag.

Eerst was meneer A volledig lid, daarna buitengewoon lid en miste toen enkele voor het gewone lidmaatschap wezenlijke bevoegdheden maar deed verder volop mee, en ten slotte werd hij begunstiger. Hij leefde nog wel mee en was betrokken bij de vereniging, maar deed niet meer mee met haar activiteiten.

Het is duidelijk dat de aanduiding buitengewoon lidmaatschap wel degelijk ook inhoudelijke betekenis heeft die principiële bezwaren kan oproepen en vrees daarvoor op voorhand niet overbodig is nu er toch wel vanuit mag worden gegaan dat de keuze voor buitengewoon lidmaatschap en het afwijzen van een relatie als die van een begunstiger na uitvoerige overwegingen zal zijn gemaakt. Als de inhoud van het woordje 'lid' op de voorgrond wordt geplaatst, is het bovendien van weinig belang dat het een niet in het Burgerlijk Wetboek geregelde lidmaatschapsvorm is. De keuze voor het woordje 'lid' heeft vergaande gevolgen en duidt op meedoen met de activiteiten van de vereniging.

Wat heeft de vergadering bedoeld?

In de begeleidende brief die het Hoofdbestuur zond bij de voorstellen, wordt een gedeelte van de voorstellen van Putten II op pagina 5 onder punt 2 kort als volgt omschreven: "2. Aan het lidmaatschap van de kiesvereniging, zoals in onze Statuten verwoord, zijn regeertaken verbonden en dit lidmaatschap komt dus vrouwen niet toe.

Opdracht: Leg dat ondubbelzinnig vast in Statuten en/of Program van beginselen."

Die voorstelling van zaken doet onvoldoende recht aan de uitspraken van de huishoudelijke vergadering. Het voorstel waarover de partij zich moest uitspreken, luidde in zijn geheel: Het Hoofdbestuur is van mening dat, overeenkomstig de gehouden peiling van 16 januari 1993, de Huishoudelijke Vergadering dient uit te spreken dat, gelet op het daartoe bepaalde, het lidmaatschap zoals in onze Statuten verwoord, vrouwen niet toekomt. Het Hoofdbestuur is tevens van mening dat de huidige formulering van artikel 10 van ons Program van Beginselen op dit punt enige aanscherping verdient en verzoekt de Huishoudelijke Vergadering zich uit te spreken over de volgende stellingen: 1. Een vrouw kan geen regeerambt vervullen. 2. Een vrouw kan niet deelnemen aan stemmingen binnen de partij. 3. Een vrouw kan geen bestuursfunctie vervullen binnen de partij. 4. Een vrouw kan niet afgevaardigd worden naar bredere vergaderingen. 5. De kiesverenigingen kunnen, zolang de huidige Statuten van kracht zijn (vet; MvM), geen vrouwen als lid toelaten.

Van belang hierbij is met name de discussie die ontstond naar aanleiding van de woorden "zolang de huidige Statuten van kracht zijn". Van verscheidene kanten werd er met klem op aangedrongen om aan te geven of dit betekende dat vrouwen bij gewijzigde statuten - waarbij dan in die gewijzigde Statuten een één of andere vorm van beperkt lidmaatschap voor vrouwen mogelijk zou zijn - de vrouw wel in die bepaalde vorm lid zou kunnen worden. De voorzitter gaf toen eerlijk toe dat dit zeker niet uitgesloten moest worden geacht. De officiële notulen vermelden daaromtrent op pagina 12: "Verder wordt nog duidelijk gemaakt dat stelling 5 betekent dat de huidige situatie, namelijk dat geen vrouwen als lid worden toegelaten, ongewijzigd blijft zolang de huidige statuten van kracht zijn. Daarnaar gevraagd licht de voorzitter toe dat dit dus niet betekent dat enige vorm van lidmaatschap daarbij nooit meer aan de orde kan zijn. De toevoeging 'zolang de huidige Statuten van kracht zijn' staat er niet voor niets."

De vergadering stemde toen met grote meerderheid voor een amendement van de PKV Elspeet inhoudende het schrappen van de woorden "zolang de huidige Statuten van kracht zijn". De vergadering gaf zo aan dat de betrokkenheid van vrouwen niet mocht worden geregeld via een vorm van lidmaatschap. Het Hoofdbestuur realiseert zich dat goed. In zijn begeleidende brief bij het huidige voorstel schrijft het namelijk op pagina 5 hierover: "Dit voorstel houdt in dat het huidige artikel 5 van de Statuten zodanig wordt gewijzigd dat daarin zowel het lidmaatschap als de betrokkenheid wordt geregeld. En wel zodanig dat in de Statuten wordt vastgelegd wat de Partij in meerderheid ten aanzien van vrouwen heeft uitgesproken: Lidmaatschap, nee; betrokkenheid, ja! "

Desondanks wordt de betrokkenheid thans wel geregeld in een vorm van lidmaatschap.

Betrokkenheid

Tijdens de vergadering is niet uitgebreid gediscussieerd over hoe die betrokkenheid er uit moest zien. Aan het toen voorliggende voorstel 2 met stellingen poogde de PKV Wijk en Aalburg deze betrokkenheid nader af te bakenen door met het volgende amendement een stelling 6 toe te voegen: "Vrouwen wordt niet toegestaan de vergaderingen te bezoeken."

Het was niet erg duidelijk welke vergaderingen met dit amendement werden bedoeld. Ledenvergaderingen, verkiezingsbijeenkomsten, de partijdag, openbare vergaderingen, of al die soorten of nog andere soorten vergaderingen? Aan een vruchtbare gedachtenwisseling op basis van een heldere toelichting zijdens de indieners van het amendement kwam de partij, gelet op het late tijdstip (het was al omstreeks half vijf) van de op verscheidene momenten enerverende vergadering, niet meer toe.

Het Hoofdbestuur ontraadde het aannemen van dit amendement.

Duidelijk was dat het Hoofdbestuur toen nog geen nadere invulling wenste van de betrokkenheid, maar die nader wilde bestuderen. De partij zou met het voorstemmen voor dit amendement op de ontwikkelingen vooruit lopen.

Dit procedurele aspect en de onduidelijkheid omtrent de reikwijdte van het amendement waren voor de meerderheid van de afgevaardigden redenen om tegen te stemmen.

De Huishoudelijke vergadering gaf dus duidelijk aan: geen vorm van lidmaatschap, laat staan meepraten en meediscussiëren.

Gelet op de uitspraken van de Huishoudelijke vergadering Putten II moet bij een regeling van de betrokkenheid van vrouwen bij de partij dan toch in eerste instantie worden gedacht aan betrokkenheid in de vorm van begunstiging. De vrouw praat niet mee ter vergadering, maar krijgt allerlei informatie toegezonden op grond waarvan zij kan meeleven en meedenken en de noden en zorgen van de partij in gebed de Heere kan opdragen en een gegrond oordeel kan vormen over hetgeen waarvoor de partij komt te staan.

Zij kan zo haar man tot een hulp zijn en haar zoons opvoeden in de beproefde beginselen. Eventueel kan zij met betrokken personen contact opnemen of een brief schrijven om langs die weg een bijdrage te leveren aan het welzijn van de partij. Vormen van betrokkenheid die altijd mogelijk zijn geweest en metterdaad in verscheidene kiesverenigingen worden toegepast.

Het Hoofdbestuur schreef reeds in zijn brief van augustus 1991 dat bedoeld werd om die reeds bestaande betrokkenheid vorm en inhoud te geven. Voorafgaand aan het voorstel 3 tijdens Putten II vestigde het Hoofdbestuur hier nadrukkelijk nogeens de aandacht op en het doet dit ook thans weer in zijn begeleidende brief op p. 5 bij de huidige voorstellen: "De gerichtheid van de kiesvereniging op het bestuur van ons land is niet te denken zonder bezinning op en het uitdragen van de beginselen van Gods Woord voor staat en maatschappij. Vanouds zijn daarbij activiteiten geweest waarbij op een vanzelfsprekende wijze ook vrouwen betrokken werden. De SGP acht de betrokkenheid en de verbondenheid van vrouwen met de partij en de door haar voorgestane beginselen van grote waarde.

Opdracht: Regel die betrokkenheid in Statuten en/of Algemeen Reglement, binnen de begrenzing van Putten II"

Het kan echter moeilijk worden ontkend dat de huidige voorstellen een vorm van betrokkenheid mogelijk maken die veel verder gaat dan het vastleggen van de "vanouds" bestaande en "vanzelfsprekende" betrokkenheid van vrouwen.

Principiële bezwaren

Het Hoofdbestuur heeft met zijn keuze voor buitengewoon lidmaatschap aangegeven de vrouw binnen de kiesvereniging een actieve rol te willen laten spelen. Niet alle bevoegdheden mag zij uitoefenen. Als criterium heeft het Hoofdbestuur gekozen voor het regeerambt. Taken en bevoegdheden die als een vorm van regeerambt worden gezien, zijn de vrouw onthouden.

Er moet echter wel worden vastgesteld dat het criterium "regeerambt" in de meest enge zin van het woord is genomen, namelijk alleen in de zin van het nemen van de uiteindelijke beslissing. Al hetgeen daaraan voorafgaat en niet kan worden losgezien van de laatste stemming, wordt buiten beschouwing gelaten.

Het criterium "regeerambt" is overigens ook veel te smal. In de discussie en de uiteindelijke voorstellen moet het gaan om de scheppingsorde die de Heere gesteld heeft tussen man en vrouw. Van belang wordt dan bij voorbeeld de zwijghouding van de vrouw ten opzichte van de man, die ook geldt in een gemeenschappelijke politieke vergadering van mannen en vrouwen. Volgens predikanten als Calvijn, Clark, Saldenus, Staringh, Barth en Kersten alsmede de Kanttekenaren dient de in 1 Korinthe 14 vers 34 neergelegde zwijgplicht van vrouwen in de gemeente niet te worden beperkt tot de kerk, maar heeft die houding algemene gelding voor het spreken van vrouwen in het openbaar (In het Spoor, april 1993, p. 26 e.v.). Om hier alleen maar de kanttekeningen te citeren bij het woord "onderworpen" in de tekst "Dat uw vrouwen in de gemeenten zwijgen; want het is haar niet toegelaten te spreken, maar bevolen onderworpen te zijn, gelijk ook de Wet zegt": "Namelijk den mannen, om van hen onderwijzing te ontvangen. Want die een ander in openbare vergaderingen onderwijst, heeft daardoor eenig gezag over of boven dengene, die onderwezen wordt."

Een ander van belang zijnd aspect van de scheppingsorde is de taak die man en vrouw hebben gekregen. Hierover is al veel geschreven. Alleen zal hier worden gewezen op Sara, de moeder van alle gelovigen, die in de tent was en op de vrouw uit Spreuken 31 die allerlei activiteiten ontplooide, maar haar man was in de poort.

Gelet op de scheppingsorde behoort een vrouw geen deel te nemen aan discussies in een politieke vergadering om zodoende de besluitvorming mede te bepalen.

Vanuit die scheppingsorde redenerend komt ds. J.D. Barth in zijn lezenswaardige werk Het Calvinistisch beginsel in deszelfs wording door Calvijn (met woord vooraf van ds. P.J. Dorsman) op pagina 77 tot de volgende conclusie: "Gij vrouwen, wier lust is in een stille en zachtmoedige geest, in het onverderfelijk versiersel, waarin de godzalige vrouwen u van ouds zijn voor-

gegaan, begeeft u niet op het glibberig pad van staatkundige medezeggingschap, maar zoekt uw eer in die plaats, die God u in de schepping heeft toebedeeld."

Ontheffing mogelijk

Indien kiesverenigingen "niet kunnen leven met" het buitengewoon vrouwlidmaatschap, bestaat de mogelijkheid om ontheffing daarvan te krijgen van het Hoofdbestuur wegens "bijzondere redenen (...) die het buitengewoon lidmaatschap van een plaatselijke kiesvereniging belemmeren". De aanduiding van het Hoofdbestuur "niet kunnen leven met" (De Banier, 21 september 1995, p. 5) is niet van belang ontbloot. Dat buitengewoon vrouwlidmaatschap toegelaten wordt, geeft al aan dat dit "niet kunnen leven met" geen aan Gods Woord ontleende bezwaren inzake de taak en roeping van de vrouw kunnen zijn. Immers, als het Hoofdbestuur dit zou erkennen, dan is het tevens genoodzaakt alle vrouwen als buitengewoon lid uit de partij te verwijderen. Bij het "niet kunnen leven met" kan het dus alleen gaan om van de officiële partijlijn afwijkende normen die, als de partij zichzelf serieus neemt, in haar optiek niet zijn te funderen in de Schrift. Het gaat dan om opvattingen van deze of gene achteraankomende kiesvereniging ontleend aan het niet voldoende met de tijd kunnen meegaan. Wellicht zelfs argumenten die in de buurt komen van te verwachten onregelmatigheden tijdens vergaderingen. De verleende ontheffing zal dus vaak een tijdelijk karakter dragen. Het is wachten op het moment dat ook de achteraankomers zich hebben aangepast of zijn uitgestorven.

Geperforeerd buitengewoon lidmaatschap

Indien een bepaalde kiesvereniging er in slaagt om ontheffing te krijgen van de verplichting om vrouwen als buitengewone leden toe te laten, dan kunnen die vrouwen zich aansluiten bij een naburige kiesvereniging. Vanzelf bevordert een dergelijke constructie de eenheid binnen de partij niet. Het bestaan van twee soorten kiesverenigingen is dan een feit. Ds. Tj. de Jong betitelt het voorstel vanwege de mogelijkheid van perforatie terecht als een "wangedrocht" (Reformatorisch Dagblad, Accentbij lage, 23 september 1995)

Het hellende vlak

Een ander bezwaar tegen het huidige voorstel is "het hellende vlak". Het huidige voorstel zal door voorstanders van een volledig vrouwlidmaatschap worden gezien als een tussenstap. Op dit moment moet daar genoegen mee worden genomen, maar het ideaal ligt verder. Dit is destijds door leden van de zogeheten "Werkgroep Bouwen" reeds gezegd. In het Reformatorisch Dagblad van 23 september 1995, Accent-bijlage, zijn die opvattingen ook te vinden.

Opsomming

Het voorstel van het Hoofdbestuur onder artikel 5 lid c geeft aan welke bevoegdheden de buitengewone leden niet worden toegekend. Het uitgangspunt is: "Buitengewone leden delen in alle rechten die bij of krachtens deze Statuten aan leden worden toegekend".

In beginsel hebben de buitengewone leden dus alle bevoegdheden behalve de genoemde uitzonderingen. Zo'n constructie laat de mogelijkheid open dat er vroeg of laat bepaalde taken door vrouwen worden verricht, die niet onder de daar gegeven opsomming vallen en waaraan op dit moment niet wordt gedacht, maar die principieel gezien niet door vrouwen zouden mogen worden verricht.

Concreet kan dan gedacht worden aan lidmaatschap van (publieke/semi-publieke) adviesorganen of

geschillencommissies zowel binnen als buiten de partij en het vervullen van spreekbeurten of het houden van een inleiding door vrouwen op een politieke vergadering.

De procedure

Het Hoofdbestuur stelt dat het voorstel als één geheel moet worden gezien dat ineens in stemming moet worden gebracht. Dit wordt als volgt gemotiveerd: "Afgezien van inhoudelijke bezwaren die er vanzelfsprekend zijn om bijvoorbeeld alleen artikel 5 in stemming te brengen, is dat ook procedureel onmogelijk. Ons Algemeen Reglement zegt in artikel 9 dat vragen of voorstellen worden behandeld voor zover zij de laatste drie jaren niet op een algemene of huishoudelijke vergadering zijn behandeld."

Daar in de optiek van het Hoofdbestuur een voorstel als het huidige artikel 5 lid a aan de orde is geweest tijdens de Huishoudelijke Vergadering Putten II, kan het artikel 5 lid a nu niet meer afzonderlijk aan de orde zijn.

In hoeverre gaat die redenering op?

Laten we de betreffende passage in artikel 9 er eens bijpakken. Hier staat het volgende: "Het Hoofdbestuur zendt voor 1 november de ingekomen vragen en voorstellen, voor zover zij de laatste drie jaren niet op een algemene of huishoudelijke vergadering zijn behandeld, waarvan de indienende kiesvereniging schriftelijk wordt kennis gegeven, toe aan het bestuur van de provinciale vereniging, waartoe de indienende kiesvereniging gehoort.

Dit bestuur brengt de vraag of het voorstel na bespreking in stemming op een vergadering van de provinciale vereniging."

Als het standpunt van het Hoofdbestuur wordt gehouden tegen het licht van artikel 9, dan kunnen de volgende kanttekeningen worden geplaatst.

Allereerst heeft de procedure van artikel 9 van het Algemeen Reglement betrekking op vragen en voorstellen voor de algemene vergadering. Het staat in vetgedrukte letters boven dit artikel. Het is nu nog niet duidelijk of over de huidige voorstellen op de algemene vergadering zal worden gestemd. Wellicht worden deze afgehandeld op een huishoudelijke vergadering.

Als tweede moet voor ogen worden gehouden dat de in artikel 9 bedoelde vragen en voorstellen de kiesverenigingen zijn toegezonden en daar zijn besproken. Het voorstel waar het Hoofdbestuur op doelt is echter een amendement dat die procedure van bespreking binnen de partij zoals omschreven in artikel 9 niet heeft doorlopen.

Het is derhalve goed verdedigbaar dat de termijn van drie jaar geen betrekking kan hebben op het betreffende amendement.

Als laatste is het de vraag of zo'n voorstel als waar het Hoofdbestuur thans mee komt zoals geformuleerd onder artikel 5 lid a sowieso reeds is ingediend, zij het in de vorm van een amendement. Het amendement dat tijdens Putten II aan de orde was luidde als volgt: "De vergadering draagt het HB op om wijziging van artikel 5 der Statuten voor te bereiden en op de agenda van de Algemene Vergadering der Partij D.V. februari a.s. te plaatsen. Artikel 5 der statuten. lid a, eerste zin, zal moeten luiden: Leden der partij zijn mannen van 18 jaar en ouder, die zich bij een plaatselijke kiesvereniging in hun gemeente hebben aangesloten."

Er was dus geen voorstel aan de orde zoals het Hoofdbestuur de partij thans voorlegt onder artikel 5 lid a. De PKV Wierden heeft alleen een poging gedaan om via een amendement het Hoofdbestuur daartoe uit te nodigen.

Een ordevoorstel van de partij om de voorstellen afzonderlijk in stemming te brengen, kan derhalve moeilijk op grond van het hiervoor door het Hoofdbestuur aangevoerde procedurele argument worden afgewezen.

Voortslepend

In het reeds verscheidene keren aangehaalde artikel in het Reformatorisch Dagblad van 23 september jl. waren nogal wat reacties die erop neerkomen dat men deze reeds lang voortslepende zaak beu is en van die last af wil zijn cloor maar accoord te gaan met het huidige voorstel. Als echter op grond van deze overweging voor het voorstel wordt gestemd, dan zou de gedragslijn van vertraagde afhandeling van deze problematiek nog worden beloond ook. Laten we uit vermoeidheid toch niet aan principiële bezwaren voorbij gaan. Als we dat wel doen, dan glijden we zeker af.

Ten besluite

Het moge duidelijk zijn dat het Hoofdbestuur aan de in de partij levende drang om te komen tot volledig vrouwlidmaatschap onvoldoende weerstand heeft geboden. De opdracht die hij in Putten II kreeg, was

een andere. Thans is er een voorstel de partij ingezonden dat in meer dan één opzicht strijd met de Staatkundig Gereformeerde beginselen. Een dergelijk voorstel behoort niet thuis in de Statuten van de Staatkundig Gereformeerde Partij. Te meer niet nu het terecht als een eerste stap kan worden gezien op weg naar een volledig lidmaatschap. Te wensen is derhalve dat de kiesverenigingen hun roeping zullen verstaan en getrouw de wacht zullen betrekken rondom de beginselen. Dat de volgende waarschuwing van ds. G.H. Kersten gesproken op 10 november 1922 in de Tweede Kamer ter harte zal mogen worden genomen: "Het staat vast, zo wij als rechte Calvinisten niet stoer en strak onze beginselen zullen durven handhaven, koste wat het kost, gewis, wij zullen met de stroom des tijds medegevoerd aanlanden, waar wij juist niet zijn willen."

'O Gaarne wil ik de heer A. de Gruijter hartelijk danken voor het aanreiken van de nodige bouwstenen voor dit artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

In het spoor | 38 Pagina's

BUITENGEWOON VROUWLIDMAATSCHAP: EEN HEILLOZE WEG *)

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1995

In het spoor | 38 Pagina's