Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GELIJK RECHT VOOR ALLE GEZINDTEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GELIJK RECHT VOOR ALLE GEZINDTEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Gelijk recht voor alle gezindten is de grootste afgod, die sedert de Fransche revolutie allerwege openlijk in de wereld is opgericht, gehuldigd en aangebeden. Het is het gouden kalf, de Filistijnsche dagon, waaraan men offert. Het is ook onze nationale zonde. Eén onzer Oranjevorsten, Stadhouder Willem V, heeft eens gezegd: "de ware bron onzer ongelukken ligt in onze nationale zonde en ongerechtigheid". Het is ook hier van toepassing. Door dat beginsel is satan meester geworden van den troon der vorsten. Daardoor zijn de handen van ongeloof en bijgeloof gestijfd.

Inleiding

Deze woorden die ds. J.D. Barth in 1927 schreef in De Banier zijn helaas ook nu nog volledig van toepassing op ons land, want de hele maatschappij is heden ten dage doorzuurd met dit verderfelijk beginsel van "gelijk recht voor alle gezindten". Dit beginsel wordt zelfs meer en meer op een zodanige wijze doorgedreven dat een Bijbelse levenswandel nog slechts bij gratie van uitzondering wordt gedoogd.

In dit artikel willen we in eerste instantie kort bij het Godonteerende van dit beginsel van "gelijk recht" stilstaan en vervolgens met enkele voorbeelden de doorzuring van de maatschappij met dit beginsel aantonen.

Aantasting van de ere Gods

Wat er ook voor bezwaren kleven aan het beginsel van "gelijk recht voor alle gezindten", het alles overtreffende en meest zwaarwegende bezwaar is dat dit beginsel in wezen de enige ware God op gelijke voet stelt met de afgoden; de zuivere religie gelijkstelt aan on- en bijgeloof.

Hierdoor wordt onmiskenbaar de ere Gods aangetast en het on- en bijgeloof bevorderd ten koste van de doorwerking van de ware religie. Eén en ander zagen de SGP-voormannen in het verleden zeer goed in.

Zo schreef ds. Barth over het beginsel van "gelijk recht voor alle gezindten" onder meer:

"Het heeft nog nooit anders dan de grootste schade aan de waren Godsdienst te weeg gebracht; het heeft de zegepraal van het kwaad steeds bevorderd, is in de toepassing altijd gebleken te zijn een artikel tot verdrukking van Gods volk. O het heeft zulk een schoonen klank. Het is de tooverstaf van satan. Maar het is niet anders dan de verheerlijking van zoogenaamden menschenrechten. Maar dan moeten 's Heeren rechten en inzettingen ter zijde gesteld en verworpen of zoodanig verminkt, dat ze niet meer te herkennen zijn. Het is de verheerlijking van de leugen van satan: "Gij zult God gelijk zijn". Dat heilloos beginsel, dat de valsche godsdienst op eene lijn is gesteld met de ware Godsdienst, dus ware en valsche godsdienst op voet van gelijkheid, van gelijke rechten, zijn gebracht, is ter kwader ure in de Staatkunde der volkeren, ook in ons Vaderland, ingedragen. Daar is helaas in de Staatkunde, aan de eenigen, waren God en de valsche afgoden een gelijke plaats ingeruimd. Is het wonder dat de verwording der voorheen Christelijke Staten in Europa op eene verschrikkelijke wijze is toegenomen ? Uit dien bitteren wortel is die geweldige boom van socialisme, communisme, bolsjewisme, en wat dies meer zij, voortgekomen. En nooit zal die boom kunnen geveld, tenzij hij in zijn wortel wordt aangetast". 2)

de handhaving van de ere Gods op het publieke terrein des levens conform artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, is het geen wonder dat de oude SGP-voormannen in haast elke Algemene Beschouwing in de Tweede Kamer waarschuwden tegen dit gelijkheidsbeginsel. Eveneens klonken ernstige vermaningen wanneer wetsontwerpen of voorstellen aan de orde kwamen die op dit beginsel waren gestoeld.

Zo hebben zij onder meer gewaarschuwd tegen het wetsontwerp Premie Kerkenbouw, tegen het huidige onderwijsstelsel en tegen de openbare bibliotheken.

Het kan geen kwaad om op deze drie voorbeelden hieronder wat nader in te gaan.

Bouwsubsidie voor kerken

Toen in 1962 het kabinet De Quay met een wetsontwerp kwam waarin de financiële ondersteuning door de Staat voor het bouwen van kerken werd geregeld, was het ds. Mieras die hiertegen met kracht zijn stem verhief en de Tweede Kamer van zijn onoverkomelijke bezwaren in kennis stelde. 3 » In de eerste plaats onoverkomelijk, zo zei hij, "omdat via deze wet een weg gebaand wordt, waardoor voorstanders van nietkerkelijke genootschappen, zoals de Humanisten en anderen, de gelegenheid geboden wordt met premie van het Rijk hun bezinningsoorden te bouwen.

Hieraan kunnen wij onze stem geenszins geven". (...) Maar "niet alleen, mijnheer de Voorzitter, zien we in dit wetsontwerp Premie Kerkenbouw, dat beginselen, waarin de rede op de troon zit, zozeer bevoordeeld worden, maar ook moeten we constateren, dat zoveel leringen, die niet naar den Woorde Gods zijn, gelegenheid geboden wordt bevoordeeld te worden". Voor zowel on- en bijgeloof als ook voor de leer van de algemene verzoening werd de subsidiedeur opengezet.

Ds. Mieras wilde echter alleen de bouw van die kerken ondersteunen, waarin "de zuivere Evangelieverkondiging" overeenkomstig "de onverkorte drie formulieren van Enigheid" zou gaan plaatsvinden. Hiermede stelde hij zich geheel in het voetspoor van onze vaderen, die in het onverkorte artikel 36 de taak van de overheid overeenkomstig het Woord van God naar voren gebracht hebben, nl. onder meer "om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valse godsdienst, om het rijk van de Antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen". Hieruit volgt ondere andere dat dan zeker geen medewerking verleend mag worden aan de bouw van een moskee, noch aan de bouw van roomse, vrijzinnige of remonstrantse kerken, om maar enkele voorbeelden te noemen. Het ware te wensen dat ook nu nog alle SGP-vertegenwoordigers in raden en staten aan deze principiële en voor de SGP fundamentele lijn vasthielden.

Het huidige onderwijsstelsel

Onmiskenbaar berust ook het huidige onderwijsstelsel op het revolutionaire gelijkheidsbeginsel. Niet alleen is sinds 1920 het openbare onderwijs gelijkgesteld aan het bijzonder onderwijs, maar verlangen Gereformeerde ouders een Gereformeerde school, roomse een roomse school of begeren atheïsten een school waarop God en godsdienst geheel is uitgeban-

nen, een ieder kan krijgen wat hij wil, een ieder heeft dezelfde "rechten", mits maar aan de wettelijke bepalingen wordt voldaan. Geen wonder dat het huidige onderwijsstelsel ook wel een "voor elk wat wils"systeem wordt genoemd. Al met al schiet de huidige overheid dan ook schromelijk tekort, omdat zij er op toe dient te zien dat al het onderwijs dat gegeven wordt overeenkomstig Gods Woord is en daarmede strijdig onderwijs behoort te weren.

Toen in 1920 de Schoolwet werd aangenomen, waardoor vrijheid verkegen werd voor het Christelijk onderwijs, daar het bijzondere onderwijs voortaan gelijkgesteld werd aan het openbare onderwijs, waren de anti-revolutionairen hiermede uitermate verblijd. De zeer achtenswaardige godsdienstonderwijzer W. van Leeuwen daarentegen was in het geheel niet ingenomen met deze verkregen vrijheid, zo blijkt uit één van zijn biddagpredikaties:

"Maar wij hebben nu toch veel ? neer ruimte voor onze Christelijke scholen. De schoolwet! Ach, mijn lezer! tot welken prijs? Ten eerste was het duidelijk, dat er een soort van ruiling plaats had. De revolutie het algemeen Kiesrecht ook voor vrouwen en dan wij het geld voor de School en ten tweede grondt zich die Wet op de gedachte van "rechtsgelijkheid". In dit verband een God-onteerende gedachte. Gelijke rechten voor Christus en Belial, maar daarin gaat de Heere nooit mee, dat wist de Duivel heel goed". 4)

Hetzelfde geluid vertolkten ook ds. Zandt en ds. Kersten telkenmale in de Tweede Kamer bij de jaarlijkse vaststelling van de Rijksbegroting betreffende het departement van Onderwijs. Bijvoorbeeld noemt ds. Zandt in 1935 de ruilhandel omtrent de schoolwet en het algemeen Kiesrecht een verkopen van het eerstgeboorterecht voor een schotel linzenmoes. Bij zulk een schoolwet kon en mocht hij zich niet neerleggen.

Vandaar dat hij de toenmalige minister van Onderwijs voorhield: "Wij willen dan ook bij deze begrooting zoo krachtig mogelijk bij de Minister (een) algeheele verandering van koers op het onderwijsgebied en terugkeer tot het beginsel der Vaderen bepleiten, opdat op elke Nederlandse school ieder kind in Gods Woord onderwezen zal worden, ook al verkeren wij in de droeve zekerheid, dat noch bij dezen Christelijkhistorischen Minister noch bij de Kamer ons pleiten ingang zal vinden." 5)

De openbare bibliotheek

Als derde voorbeeld willen we u in dit verband wijzen op de openbare bibliotheken. Veelal wordt namelijk in reglementen of statuten van dergelijke bibliotheken vermeld dat de boekencollectie een afspiegeling dient te zijn van de gehele bevolking in de desbetreffende plaats of gemeente. Of er wordt vermeld dat de boekencollectie afgestemd dient te zijn op de vraag uit de bevolking opdat er voor "elk wat wils" is. Het moge duidelijk zijn dat hierdoor het verderfelijke beginsel van "gelijk recht voor alle gezindten" in praktijk wordt gebracht. Een SGP'er kan dan ook nimmer zijn stem geven aan dergelijke statuten want dat zou de ere Gods aantasten en een wezenlijke verloochening betekenen van de aloude Staatkundig Gereformeerde beginselen, gestoeld op artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis.

Tegen zulke openbare leeszalen waarover Gods Woord geen censor was, waarschuwde ds. Kersten regelmatig in de Kamer. Bijvoorbeeld in 1925 zei hij hierover onder meer:

"Mijnheer de Voorzitter! Ik gevoel mij gedrongen, een woord van protest te doen hooren tegen de openbare leeszalen. Tegen de verderfelijke strekking van deze geestelijke vergiftigingsinstrumenten moet ik mij ten zeerste stellen. Er is een felle strijd gevoerd tegen de neutrale school, maar het is mij een raadsel, hoe velen van dezelfde kampvechters nu medezingen in het koor van hen, die voor de openbare leeszalen pleiten. " 6)

En in 1928:

"Tal van lectuur, die Gods eer en de goede zeden te na komt, wordt in de openbare leeszalen van het volk geboden. De minister heeft gesproken van honderden boeken. Voorwaar: honderden boeken, die uit de openbare leeszalen zouden moeten worden geweerd en verdwijnen zouden, als de overheid haar roeping ging betrachten. Boeken, die de oude Christenen hebben verbrand, worden hier met Staatsgeld aan het volk ter lezing voorgelegd. En dat zelfs door Christelijke bewindslieden. Met medewerking van de Regeering wordt ons volk vergiftigd. (...)

Mijnheer de Voorzitter! Ik moet met aandrang steunen de gedachte, dat wanneer er in dezen geen verandering komt, subsidie aan de openbare leeszalen zal onthouden worden, ja zelfs, dat die openbare leeszalen, zooals ze nu zijn, voor het volk zouden moeten gesloten worden. " 7)

Alles wat in het openbare leven indruist tegen Gods Woord en Wet, hebbe de Overheid te weren en mitsdien ook uit de openbare bibliotheek. Aan deze regel van de oude SGP-voormannen mochten ook de huidige SGP-politici maar onverkort vasthouden in 's lands vergaderzalen!

Zich richten op het haalbare?

Uit hetgeen hierboven is aangehaald, blijkt duidelijk dat de vroegere SGP-voormannen in de Tweede Kamer keer op keer krachtig opkwamen voor het onverzwakt handhaven van de op Gods Woord gegronde beginselen in het publieke leven. Dit vond echter in het geheel geen ingang in de Kamer, zelfs niet bij de andere Christelijke partijen als ARP en CHU. Kortom, wat eis van beginsel was, bleek naar menselijke maatstaven gemeten, volslagen onhaalbaar. Dan maar redden wat er te redden valt, ook in beginselmatige zaken, zoals de anti-revolutionairen dat in praktijk brachten? Dan maar kiezen voor hetgeen de Staatkundig Gereformeerde beginselen nog het meest bevordert? In het geheel niet! Scherp veroordeelde ds. Kersten deze haalbaarheidspolitiek van de andere Christelijke partijen in zijn dagen:

"Geen waarachtige grondslag kan gelegd op de basis der aloude onvervalschte en onverkorte belijdenis des geloofs, tenzij dat men met de Christelijke politiek dezer dagen finaal breekt. Men richt zich in die (Christelijke; AV) politiek naar het bereikbare, niet naar Gods Woord. Dat is in het diepste wezen een miskenning van de souvereiniteit Gods"!®

Zo zien we dat in de haalbaarheidspolitiek ten diepste ook een erkennen ligt van het "gelijk recht"-beginsel.

Ten besluite

Aangetoond is dat door toepassing van het beginsel "gelijk recht voor alle gezindten" in de maatschappij, de ere Gods wordt aangetast omdat daardoor de ware Gereformeerde religie gelijksteld wordt aan on- en bijgeloof en Gods Woord en Wet niet langer erkend wordt als het uitgangspunt voor de inrichting van de samenleving. Tegen het toepassen van en voortborduren op dit verderfelijke beginsel door de overheid hebben de eerste SGP-voormannen dan ook krachtig gewaarschuwd, waarbij zij steeds teruggrepen op het onverkorte artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. En daar artikel 36 tot de grondslag van de SGP behoort, kan niet ontkend worden dat wezenlijke Staatkundig Gereformeerde beginselen door SGPpolitici worden losgelaten als zij niet meer zouden getuigen tegen het "gelijk rechf'-beginsel of zouden instemmen met voorstellen die hierop gegrond zijn. Helaas lijkt dit wel meer en meer de praktijk te worden in de SGP.

Hierboven is met enkele voorbeelden aangetoond dat dit verderfelijk beginsel zich diep geworteld heeft in de samenleving. In 1927 noemde ds. Barth dit al "onze nationale zonde", hoeveel te meer dan nu. Maar waar zijn zij, zo schreef ds. C. van den Oever, "die schuld van Land en Kerk op het hart voelen drukken? Het is alsof zij er niet meer te vinden zijn! Het is waar, een ieder klaagt wel over den toestand van Land en Kerk, maar daarover weenen en daarvoor bidden doet men niet; elk blijft bij de beschouwing der zaak hangen, en het is alsof het hun niet aangaat, en ze zijn er ongevoelig voor, en zoeken de oorzaak niet bij zich zeiven" ! 9 >

Derhalve mocht dat nog eens werkelijkheid worden wat ds. Ledeboer dichtte:

Och' mocht Gij eens den staat van Neêrland wenden, En vorst en volk doen buigen voor Uw troon. 10)

Noten:

1) De Banier, 14 juli 1927 2) Idem. 3) M.A. Mieras, in: Woord en Wet 1918-1988, Zeventig jaar SGP 1988 p. 198-202 4) W. van Leeuwen, Nagelaten oefeningen, p.30 5) Handelingen Tweede Kamer 1935-1936, 13 december 1935, p. 1056 6) Handelingen Tweede Kamer 1927-1928, 15 juni 1928, p. 2428 7) Handelingen Tweede Kamer 1930-1931, 16 juni 1931, p. 2788 8) Handelingen Tweede Kamer 1931-1932, 6 november 1931 p 346 9) C. van den Oever, De lastdragende en weenende Sioniet, 1986, p. 45 10) L.G.C.Ledeboer, Enige gedachten over de tien plagen van Egypte 1976, p. 25

"Geen oordeel schijnt meer te treffen en wie verstaat het dat dit een oordeel is, als God niet meer met een volk twist, een mens overgeeft aan zijn dwaasheid." - W. van Leeuwen, Elia, De Thisbiet, dl. 1, 1993, p. 16-

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

In het spoor | 28 Pagina's

GELIJK RECHT VOOR ALLE GEZINDTEN

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 oktober 1996

In het spoor | 28 Pagina's