Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Evangelie en politiek

In de heidense wereld waren kerk en staat een eenheid. De staat werd beschouwd als het werk van de goden. Wanneer men zich onderwierp aan de wetten, diende men de goden. Hield men de wetten niet dan betekende dat een vergrijp tegen goden. Een misdadiger werd daarom gestraft en aan de gramschap van de goden overgegeven. Binnen het staatsgeheel van Rome was de keizer de Pontifex Maximus d.w.z. de hoogste priester. Tevens was hij het hoofd van het college van de Pontifices of het staatsambtenaren-apparaat dat toezicht hield op de romeinse staatseredienst, het heilig recht en de kalender. Dit heilig recht was onderdeel van het wereldlijk recht. Later sprak men ook van Goddelijk- en menselijk recht. Deze staatsvorm begon echter scheuren te vertonen door de opkomst van het Christendom. Het verlaten van de heidense altaren werd gezien als een ondermijning van de keizerlijke troon. Daarom greep de overheid in en de Christenen werden vervolgd.

De overheid

De overheid heeft de macht gekregen om te regeren. Maar er vormde zich een contrast met het wereldrijk. Het wezen van de kerk, dat heilig en universeel is, verbiedt onderworpenheid aan een staatsmacht. Haar karakter is absoluut en duldt geen andere godsdiensten naast zich. Die dienen met wortel en tak uitgeroeid te worden. (Is dit ook niet het grondprincipe van de SGP? ) Maar nu komt het: alleen met geestelijke middelen. Het ware Christendom stelt Christus niet in het Pantheon of bij een verzameling godsdiensten. Er mag slechts één kerk zijn: de kerk onder het kruis, ook wel de strijdende kerk genoemd. Het gaat ten diepste om de vraag: God en keizer/God of keizer. De keizer mag eisen stellen en gehoorzaamheid vorderen. Paulus noemt dit de zwaardmacht. Deze macht werkt echter met dwangmiddelen. Vervolging van de Christenen blijft niet uit. Staat en kerk moeten een vaste eenheid blijven en moeten macht uitoefenen. Om te zien wat de kerk nu met de politiek te maken heeft, moeten we haar eerst omschrijven.

De kerk

Onder kerk verstaan we een gemeenschap van Christenen of gelovigen. Daartoe behoren zij die door het geloof met Christus verbonden zijn en door Hem God als hun Vader kennen, dienen en vrezen. In artikel 27 van onze Nederlandse geloofsbelijdenis vindt u de klassieke omschrijving. Jezus Christus is haar Hoofd en Heiland. Iedere verzwakking ondermijnt het begrip

kerk. Wij kunnen die kerk onderscheiden in strijdende en triomferende kerk. De eerste hier op aarde en plaatselijk. Wanneer we in de kerk alleen een instituut of organisatie zien, tasten we de adeldom van de kerk aan. De kerk, in Bijbelse zin, openbaart zich naar buiten. Hoe dat gebeurt weten we uit de heilshistorie of de Heilige Schrift. Op de eerste Pinksterdag trad de kerk op in de wereld. Het krijgt gestalte in ambt en dienst door middel van Woord en Sacrament. Ook belangrijk zijn de dienst der gebeden, waaronder de voorbede, en de dienst der barmhartigheid. De instelling der ambten is van groter belang voor het ontstaan van een kerkelijk verband. Belangrijk voor ons is te weten hoe de kerk te maken kreeg met de politiek. Het heidense en Christelijke overheersingskarakter wilde de kerk doen bukken voor de macht van de staat. Zelfs onder Constantijn bleef de Kerk onderworpen aan de staat. Dit zal nog nader aan de orde komen in een apart artikel. Wel werd de eenheid bewaard, doch haar vrijheid opgeofferd en haar geest verdoofd. In het Westen was het verzet tegen de allesbeheersende staatsmacht aanzienlijk groter. Het Christendom breidde zich verbazingwekkend snel uit. Mede gelet op de tijdsomstandigheden. Echter niet de omstandigheden alleen, doch ook de apostelen, evangelisten en gemeenteleden werkten daaraan mee. De kerk vormde een contrast binnen het wereldrijk. Een teken dat weersproken zou worden.

De Heere Jezus en de staatsmacht

Het conflict speelde reeds tijdens de omwandeling van de Heere Jezus. Enige leerlingen, vertegenwoordigers van de Farizeeën en Herodianen, komen tot de Heere Jezus met een strikvraag over de belasting. Op dat moment spannen kerk en staat samen. De kwestie over het al of niet betalen van belasting aan de Romeinen was een heet hangijzer. Nu wordt dit als een valstrik voor de Heere gebruikt. Wij kunnen de "keizervraag" niet beantwoorden zonder kennisgenomen te hebben van het standpunt van de Heere Jezus. Deze vraag is gebracht als een zeer ernstige vraag. Maar wat blijft er van die ernst over als de vragenstellers een stelletje huichelaars zijn. Zo wordt er in de politiek veel met het Evangelie van Jezus Christus gesjacherd, terwijl men in wezen niets aan Hem wil vragen. De duivel gaat ook met de keizervraag rond, soms op een evangelische manier. Maar zonder Jezus, zonder de Waarheid Gods kunnen we geen antwoord geven, laat staan bedenken. Alleen door grote ernst te maken met het Evangeliewoord ten opzichte van de keizer kan de kerk, onze partij of ons volk geholpen worden. Bedenk echter dat de Heere Jezus boven de partijen staat en daarom alleen met Gods Woord aangaande de keizer komt. Opmerkelijk is dat mensen steeds de keizervraag van dat Woord willen losmaken. Het antwoord van de Heere Jezus is soeverein en zonder aanzien des persoons. Niet voor of tegen de keizer, maar de waarheid aangaande de keizer komt hier tevoorschijn. Ondanks hun afkeer lieten zij de Heere Jezus toch een munt uit hun buidel zien. Wie echter de keizersmunt (Denarius) bij zich draagt, profeteert van de staat en erkent het recht van de keizer. In de oudheid had de keizer macht over het geld. Nu worden de rollen omgedraaid. Letterlijk staat er: "Geef dan terug wat des keizers is." De Heere Jezus trapt het overheidsbestel zoals dit door Hem is bedoeld niet in de rug. We hebben hier niet met een erfeniskwestie te doen, al moest men daarvoor ook naar de staat. De Heere erkent de keizer in zijn verantwoordelijke positie voor God. Maar hoe zou hij Gods rechten vergeten? Is dit niet staatsgevaarlijk? Volgens de Heiland maakt de keizer deel uit van Gods bestel over ons. Wij zijn in deze gevallen aan de keizer vervallen. Zo wordt deze drijvende gehouden. Deze onderdanigheid is zonder verheerlijking van de staat. De keizerspreuk eindigt niet met de keizer, maar met God: "Geeft Godes terug, wat Godes is." De keizer heeft wel een machtig woord, doch niet het laatste woord. Er zijn grenzen aan zijn macht. De Heere Jezus roept zo alle mensen op om onder de wet van de keizer te buigen, maar plaatst tegelijk die keizer en de mensen onder de Wet van God. Dus toch onder de keizer, want wij worden geboren onder hem en wij sterven onder hem. Maar boven alles zijn we onder God! In God leven wij en bewegen wij ons, en aan God danken wij alles. De keizer mag niets eisen wat tegen Gods Woord, Wil en Wet indruist. Dat blijft een absoluut gegeven. Conflicten tussen die twee zijn grensoverschrijdend. God eist voor zich op:

- gehoorzaamheid aan Zijn Woord; - bevordering van de ware prediking van dat Woord; - vrije aan Gods Woord gebonden bediening van Woord en Sacrament; - volledige vrijheid voor de diaconie; en - opvoeding van de kinderen naar de voorzeide leer.

Celsus wilde laten voorkomen dat kerk en staat bedreigd werden: "Als iedereen Christen werd was het met het imperium gedaan!" Ipsen laat keizer Julianus zeggen: "Dit Woord (van Jezus) is als een knots die den keizer de kroon van het hoofd slaat." Nu heeft het vaak in de geschiedenis wel zo gewerkt. Maar bij een keizer die eerbied heeft voor het recht van God, hoeft dit niet. In het overtreden van de door God gestelde grenzen ligt

voor de machthebbers een grote verzoeking. Dan mag de kerk ook de onderwerping aan de staatsmacht verbieden. Men moet Gode meer gehoorzamen dan de mensen, of in dit geval de keizer. De macht van de keizer staat in relatie met de macht van God. Die macht moet zijn: bescheiden, maathoudend en relativerend. Wanneer de staat de Hoogheidsrechten van God niet eerbiedigt, dan mag een Christen die niet meer gehoorzamen. Daarom is het van het grootste belang dat iedere keizer (staat en overheid) duidelijk weet wat Gods eis is.

Voor belijdende leden van de kerk is dit een vanzelfsprekendheid. Blijft men op dit onderdeel onkundig, dan zou dit wel eens noodlottig kunnen worden. Vandaar ook onze interesse op politiek terrein. Een Christen heeft een dure roeping om zijn krachten en talenten tot steun en opbouw van het staatsleven aan te wenden, tenzij het indruist tegen Gods Wil en Wet. Onze Gereformeerde vaderen hebben hier al principieel voor gewaarschuwd.

Wie strijdt voor het recht Gods over ons leven, strijdt ook voor het recht in deze wereld. In wezen gaat het om de vrijheid van de kerk en haar profetisch recht: Wie Gode geeft wat Godes is, zal bidden voor de keizer. De zaak van de keizer(staat) is alleen veilig bij Jezus. Een natie is geen mechanisme, doch net als de kerk een organisme. In een Christelijke natie ontvangt de gevoeligheid der edele delen een nog zwaarder accent. Welke zijn deze? Onder andere gezin, kerk en school. De staat dient achting en eerbied voor de kerk te tonen. De kerk heeft namelijk haar eigen levensgebied. De staat mag wel ingrijpen ten aanzien van het sociale leven. De Heere Jezus bezit de autoriteit over de kerk. Wanneer de staat de grens die de Heere Jezus aangaf overschrijdt, dan ondermijnt deze zijn eigen gezag. We zien dat ook bij Pontius Pilatus.

De Heere Jezus en Pilatus

In het gesprek met Pilatus wilde Jezus weten of de vraag naar Zijn Koningschap politiek of religieus van aard was. Er bestaat namelijk tweeërlei koningschap. Doch Pilatus (de staat) wilde niet met die joods-religieuze ideeën aangaande het koningschap lastiggevallen worden. Toch spreekt Jezus van Zijn Koningschap. Heel het proces wordt beheerst door de Heere Jezus. Hij belijdt Koning te zijn, maar Zijn rijk bedreigt de keizer niet. Zijn rijk is niet gebaseerd op macht en geweld; ook niet op vuistrecht, maar op waarheid. En de waarheid dwingt niet af, maar overtuigt innerlijk en zegevierend van binnen uit. Jezus komt Pilatus te hulp om Zijn ambtelijke staat als Rechter naar behoren te vervullen. Als de kerk getuigt van het Koninklijk Gods, bevestigt en verdedigt zij daardoor de keizer. Dat is haar roem tegenover de machten in de wereld. Over die machten heeft de apostel Paulus het één en ander geschreven.

Paulus en de staat

Romeinen 13 is het klassieke hoofdstuk over kerk en staat. Wie voor dat Woord buigt, krijgt klare taal te horen: "Alle ziel zij den machten over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God geordineerd." Aan dit Schriftgedeelte valt niet te tornen. Het is de grondwet voor iedere gelovige ten aanzien van de overheid. De kerkvader IRENEUS zei in zijn dagen: Ze zijn door God aangesteld om de vloed van ongerechtigheid in te dammen, en een zekere mate van gerechtigheid mogelijk te maken. Daarom noemen wij ze ook: dienaren Gods. Wanneer er geen overheid was, zouden de mensen elkaar verslinden als de vissen (roofdieren). Zelfs ORIGENES gaf een breedvoerig commentaar op Romeinen 13. Opmerkelijk in dit hoofdstuk is de waardering van Paulus voor de staatsmacht. Van deze brief weten we één ding zeker, namelijk dat hij deze schrijft aan de Romeinen, dat wil zeggen aan de gemeente van Rome. Als er sprake is van machten, dienen wij in de allereerste plaats aan aardse machten te denken. In dit hoofdstuk gaat het om "goede" machten. Echter al zou een macht demonisch optreden, zij blijft onder de Macht van God gesteld. In Openbaring 13 is wel sprake van zulke duistere machten. De gelijkstelling van overheid en engelenmachten in Romeinen 13, berust op een onjuiste exegese. Het grondwoord "exousia" betekent bevoegdheid of macht. ORIGENES wilde niets te maken hebben met de demonenleer van CELSUS. Ook mochten Christenen niet bij het geluk van de keizer zweren. Voor dat alles hebben wij de wapenrusting Gods nodig. Hoor maar eens wat hij zelf er van zegt: "Wij Christenen zijn niet waanzinnig, noch leggen ons toe op de woede van de keizer of machthebber tegen ons gaande te maken." Daarom geen vriendschap met machthebbers; geen vriendschap ten koste van de zedewet, noch van de religie. Dus geen

vriendschap ten koste van eer en geweten, maar met eer en geweten onderdanig zijn, zoals de Bijbel zegt: "ALLE ZIEL ZIJ DE MACHTEN OVER HAAR GESTELD, ONDERWORPEN." Daarmee zit Paulus midden in de politiek van zijn dagen.

Paulus en de politiek

In Filippenzen 3:20 is ook sprake van politiek, doch in een ander verband: "Maai" onze wandel is in de hemelen." In het Grieks staat "politeuma". Dit kunnen we onder meer vertalen door burgerschap of de uitoefening daarvan. Dan krijgen we ongeveer dit: Onze staat/staatsverband/grondwet of politiek is in de hemelen. De vraag rijst of de opvattingen van de apostel Paulus wel passen in de politiek. Is zoiets niet geestelijk? Toch niet, want de tekst hangt ook nauw samen met staat en staatsbestuur. Het woord "wandel" duidt vooral op de praktijk der Godzaligheid, of anders gezegd op de Christelijke levensopenbaring. Het is namelijk onze levenshouding, levensvorm en dagelijks leven onderling. Strikt genomen betekent het: omkeer/terugkeer, oponthoud of verblijfplaats. Dus niet alleen een opwekking tot een vroom leven, maar meer een Christelijke gemeenschap of staat. Bij Augustinus hopen we hier op terug te komen. Het woord "politeuma" had veel betekenissen, doch in de betekenis zoals de apostel Paulus het gebruikt, had nog nooit iemand het gebruikt. De Schrift zegt ons waar we thuishoren: burger van twee werelden. Ook onze roeping in de wereld komt hier ter sprake. In de menselijke samenleving dienen we onze krachten te geven. In Filippi begreep men Paulus maar al te goed. Als Romeinse kolonie kreeg Filippi bekendheid met privileges of voorrechten zoals het Romeinse burgen-echt (Handelingen 16:12). Haar eretitel luidde: EERSTE STAD. Echter in Romeinen 16 is de gedachte van de apostel Paulus hoger dan het Romeins Imperium. De apostel Paulus heeft het daar over de gemeenschap van Christenen. Een scherpe vorm van antithese: aards of hemels, van beneden of van Boven. Toch is het niet in strijd met Romeinen 13. Binnen zekere grenzen waardeert Paulus het aardse politeuma. Maar het is geen Evangelie! Dat ligt in de Hemelen. Zo hebben wij een blik mogen slaan op de politieke activiteit van de "Apostel der heidenen".

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1997

In het spoor | 34 Pagina's

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1997

In het spoor | 34 Pagina's