Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT-3-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT-3-

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Keizer Constantijn

Constantinus I of Constantijn de Grote was voor zijn bekering in huiselijke kling en op staatkundig gebied een tiran. Hij was vatbaar voor eer en heerszucht. Ook beschouwde hij zichzelf als plaatsvervanger van God op aarde en hij heeft die titel tot aan zijn dood behouden, dus ook nog na zijn bekering. Elk verzet beschouwde hij als een misdaad. Zijn begaafde zoon Crispus liet hij door vergif ombrengen wegens vermeende opstand. Ook zijn rivaal Licinius werd omgebracht. Met de hulp van God overwon hij bij de slag van de Mulvische brug te Rome Maxentius, de tegenkeizer, in het jaar 312. Eerlijkheidshalve zij vermeld dat hij voor Crispus een standbeeld van goud had opgericht met als opschrift: "Aan mijn zoon Crispus die ik onrechtvaardig veroordeeld heb." Bekend is het verhaal van een stralend kruis in de wolken met het opschrift: "In hoe signo vinces", hetgeen betekent: In dit teken zult gij overwinnen. Hij liet dit Christusmonogram in zijn vaandel aanbrengen. Latere Christelijke geschiedschrijvers gaven hem de bijnaam "De Grote". Het standbeeld van hem moet in plaats van een speer een kruis in de rechterhand gehad hebben met als onderschrift: "Door dit heil aanbrengend teken heb ik uwen stad van hare dwingeland verlost en raad en volk in hunne oude luister hersteld."

Het edict

In het jaar 313 vaardigde hij samen met Licinius het edict van Milaan uit. Hierin werd de Christelijke godsdienst vrijheid verzekerd. Dat betekende dat het Christendom wettelijk werd erkend en gelijkgerechtigd werd met de Romeinse godsdienst.

De kerken kregen hun bezittingen terug en de onteigende goederen van vervolgde Christenen werden teruggegeven. Door die veranderingen trad de Christelijke kerk op de voorgrond. We kunnen rustig aannemen dat Constantijn uit overtuiging de kant van de Christenen koos. Hij wilde zo de organisatie van de staat verstevigen. De kerk werd een staat binnen de staat door de vorming van Christengemeenten. Vooral het hiërarchisch karakter van de kerk of de kerkregeling was bruikbaar. Het Christendom had zich voor het oog der heidenen in een meer aantrekkelijk kleed gehuld. Dat boeide naarmate de oude godsdienst in zijn versleten gewaad meer en meer tegenstond. De invloed van de kerk op alle rangen en standen was zeer groot. Men kwam uit een "hel" der vervolging in een "hemel" van gunstbetoon. Het huis des gebeds werd in plaats van een schandelijk teken een ereteken. De vrijheid van godsdienst was godsdienstig van aard: "Opdat al wat goddelijk is en in de hemel zijn zetel heeft voor ons en allen die onder onze macht gesteld zijn, genadig en gunstig gestemd kunnen zijn." Of later iets bondiger gezegd: "Opdat de hoogste godheid, die wij naar zijn gevoelen vrij vereren, ons in alles haar bekende gunst en welwillendheid kunne betonen." Hierbij moeten we wel een kanttekening plaatsen. De algemene term voor God is zeer vaag! Het Christendom werd naast en nog niet in plaats van het heidendom gezet. In het edict is een streven om alle goden te vriend te houden. Kortom, een stuk staatsbelang. Het droeg de vorm van een compromis tussen Constantijn en Licinius.

Troon en altaar

Door het huwelijk van staat en kerk heeft Constantijn een wereldhistorisch proces op gang gebracht. Hij steunde de Christelijke kerk. De nieuwe staatsregeling moest de alleenheerschappij van de keizer garanderen en het volk de belastingen afpersen. Hij deelde het rijk in vieren en stelde prefecten aan. Elk deel was verdeeld in 13 diocesen. De stadhouders of pretorische prefecten kregen geen militair doel, maar burgerlijk gezag. Er kwam toezicht op het beheer van geldmiddelen en op de politie. Ook het recht werd hun toevertrouwd.

Ambtenaren stonden onder hun bevelen. Het leger kreeg twee onderbevelhebbers (graven en hertogen). Ook kwam er een verdeling in garnizoens- en grenstroepen. Het gehele bestuur van het rijk was een reusachtig werktuig geworden. Drie nieuwe belastingen werden ingevoerd, namelijk: grondbelasting, bedrijfsbelasting en hoofdelijke belasting. Belastingontduiking werd streng gestraft. Er ontstond een niet vrije stand de "Colonen" of horigen. Zij behoorden bij de grond. De baten waren groot, maar dat moest ook wel. Wat te denken over de uitgaven voor bouwwerken. Was er geen geld, dan werden enige rijke steden beroofd!

Het belangrijkste was het feit dat hij, Constantijn, het Christendom invoerde als godsdienst van de staat. Het betekende voorrechten voor de geestelijken. De geestelijke stand had verschillende rangen. Allereerst was er een bisschop, overste-opziener, daarna kwam de priester, presbyter-oudste en de diaken, armendienaar. Een aartsbisschop was een bisschop van een hoofdstad zoals Rome, Jeruzalem, Constantinopel en Alexandrië. Ze werden ook wel patriarchen genoemd. Wel ontstond er onenigheid over wie het "Primaat" had. Uiteindelijk zegevierde de patriarch van rome. Hij werd het hoofd van de kerk. (de paus)

Het heidendom kreeg een geweldige klap. De offers aan de afgoden werden verboden, de tempels werden gesloten of verwoest en het Christendom werd de enige godsdienst.

Constantijn kreeg hierdoor wereldhistorische betekenis. Het Christendom werd een macht in de staat. Een Romeinse keizer die zelf zijn knieën boog voor het kruis. Het "huwelijksverbond" tussen kerk en staat gaf echter in de navolgende eeuwen een worsteling te zien wie het gezag eigenlijk bezat: de kerk wil de staat ondergeschikt maken en de staat de kerk.

Kerkelijke voorrechten

In de Christelijke staat kregen de geestelijken bijzondere voorrechten, de bisschoppen kregen het oppertoe-zicht over de scholen. De geestelijkheid werd uit de schatkist bezoldigd (traktement). Vanaf 321 mocht zij ook goederen bezitten en geschenken aanvaarden. In korte tijd had de kerk één van de grondeigendommen in bezit. Zij kreeg eigen rechten en eigen banken. De bisschoppen mochten recht spreken. Een uitgebreide macht. Een oppermachtige stand in de staat. De invloed van de kerk steeg door bemoeiing met rechtspraak, onderwijs en onderhoud van de armen. Velen kwamen in de nood en namen door de nood op materieel, financieel en ideëel gebied hun toevlucht tot de kerk. Mocht zo het zielenaantal toenemen, het geloofsgehalte nam omgekeerd evenredig af. Er ontstonden twisten over kerkelijke leerstukken (donatisten en arianen) en sekten en stromingen.

Wel werden er vele kerken gebouwd na de erkenning van het Christendom. Deze openbare kerkgebouwen of basilieken werden verspreid over het hele rijk. Het grondpatroon is een langgerekte hal met een ronde halve cirkel: de absis. Aan weerskanten de zijbeuken of transepten met lessenaarsdak. Inwendig van het middenschip door zuilen gescheiden. Bij de oude, heidense tempels viel de aandacht meer op het uitwendige: de zuilen aan de buitenkant. Bij de basiliek meer op het inwendige: de zuilen naar binnen.

Als de kerken zijn van goud, zijn de harten van hout. Als de kerken zijn van hout, zijn de harten van goud. De keizer nam zelf deel aan de synodes of concilies. Nog meer voorrechten wachtten. De bisschoppen werden uitgenodigd aan het hof, zij kregen de keizerlijke post ter beschikking, zij kregen schadeloosstelling voor afwezigheid van hun standplaats. Zij behoefden geen openbare functies meer te verrichten, zij behoefden geen belasting meer te betalen, al dreven ze koopmanschap. Zij werden rechter in vele zaken en hadden een eigen rechtbank. Een slaaf kon in de kerk worden losgelaten.

Het kruis werd zo een kroon. Constantijn werd propagandist van het Christendom. Maar het werd een zware

proef voor kerk, geestelijkheid en staat. Op stoffelijk gebied brak er een gouden tijd aan. De keizer gaf zelf ƒ 200.000, - voor de geestelijken te Afrika. Hij was wel tolerant, ook ten opzichte van de Joden. Uit de wetten blijkt dat geen gerechtshandeling op zondag mocht plaatsvinden. Ook het leger moest de rustdag houden. Opvallend was het gebod of liever verbod, het menselijk gelaat te brandmerken, aangezien dit "een beeld van hemelse schoonheid" was. De kruisiging werd nu als straf verboden, terwijl het lot van de slaven verzacht werd.

Keizer en kerk

Tijdens zijn regering nam het aantal Christenen aanzienlijk toe. Die grote toeloop herbergde ook grote gevaren in zich. De keizer werd in godsdienstige aangelegenheden evenzeer heerser als in wereldse. Zo nam hij onder andere deel aan het Concilie van Nicea in het jaar 325. Hij sloot zich graag aan bij de meerderheid. Echter wat de kerk aan macht won, verloor zij aan gehalte. Vandaar de vele kluizenaars. Typerend voor de keizer waren: macht, heerszucht en achterdocht. Zijn kinderen kregen een Christelijke opvoeding. Bij kerkelijke moeilijkheden handhaafde de regering gewoon de orde. Op deze manier riep de kerk steeds de hulp in van de wereldlijke macht. Door zo de kerk te beschermen, trok de keizer ook het oppertoezicht over de kerk aan zich. Het gevaar was groot dat de kerkelijke zaken aan de wereldlijke macht kwamen. Stond er kerkrechtelijk iets vast, de instemming van de keizer was doorslaggevend. De keizer wilde regeren als hoogste bisschop van de kerk. Iedereen echter die zich nederig onder de oppermacht van de keizer stelde, noemde men: Ceasaropapist of Byzantist. In het kort zoiets van: aan wie het land toebehoort, die bepaalt ook de godsdienst. Deze godsdienstpolitiek werd later aangeduid als: wiens gebied, diens godsdienst. De bescherming van de staat werd voor de kerk een bron van problemen. Tolerantie en gewetensvrijheid bleven onbekende begrippen. Constantijn ging ver ten aanzien van de kerk. Alles was te mooi om waar te zijn: bisschoppen werden advocaten, kerken kregen asielrecht zoals vroeger de heidense tempels, Christenen kregen ereambten en bisschoppen gaven goedkope rechtspraak. De overgang naar het Christendom leverde voordeel op. Echter te midden van de tarwe kwam het onkruid op. De macht van kerk en geestelijkheid in de staat ontwikkelde zich zo dat zij de keizer wel eens naar de kroon zou kunnen steken. Constantijn noemde zich: bisschop buiten de kerk. Als opperbisschop deed hij zijn invloed gelden.Hij kwam op voor de eenheid van en de getrouwheid aan de leer. Hij mengde zich in het bestuur der kerk en handhaving van de orde daarbinnen. Hierin schuilde een Romeins element omdat er sprake was van religieus-politiek denken of "cesaropapisme" De kerk begon de fout, zoiets te tolereren. In latere eeuwen zou het zich wreken. En nog ergere fouten zouden volgen.

De Donatio Constantini

Zoals u weet, stichtte Constantijn een nieuwe hoofdstad in het Oost-Romeinse rijk. Het was de stad : Constantinopel of het latere Byzantium. Volgens een schenkingsakte zou Constantijn het Patrimonium-Petri hebben overgegeven aan paus Silvester I. De valsheid van dit geschrift is afdoende aangetoond. Constantijn kon dit niet opgesteld hebben. Maar het heeft later wel zijn invloed doen gelden in het kerkelijke en politieke leven. Zo zou hij aan de paus de heerschappij van rome hebben overgedragen, terwijl hijzelf naar Byzantium ging. Het ging hierbij niet alleen over die stad, maar over alle provincies, burchten en steden van het gehele westen. Vooral in de Middeleeuwen heeft men het als authentiek ( echt) gezien. Mede gelet op deze invloed laten wij in het kort er enkele gedeeltes uit volgen: "Wij geven van dit ogenblik aan aan onze Vader Sylvester en aan zijn opvolgers ons Keizerrijk, Lateraans Paleis, de Keizerlijke halsketen, de klederen, de scepter en al de keizerlijke versierselen en ook de uitwendige tekenen van de keizerlijke macht. Wij geven en laten aan den gelukzaligen Sylvester niet alleen ons paleis, maar ook de provincies, steden en geheel het gebied van Italië en het Westen, opdat de priesterlijke stoel niet zal verminderen, maar haar glorie en macht van het aardse rijk zullen verheffen. En wij hebben het dienstig geoordeeld ons keizerrijk en onze macht naar het oosten te verplaatsen en in de schone provincie van Byzantium een stad naar onzen naam te bouwen en daar ons keizerrijk te vestigen. Want daar waar het Oppergezag van de priesters en het hoogste gezag van de godsdienst dooide hemelse vorst gevestigd zijn, is het niet betamelijk dat een aardse keizer zijn macht uitoefent." Voorwaar, te mooi om waar te zijn. Men wil bedrogen worden!

Besluit

Helaas had de kerk Gods na het verval van het heidendom binnen de Romeinse staat veel van haar oorspronkelijke zuiverheid en zelfverloochenende liefde verloren. De valse schenkingsakte zou de verhouding van kerk en staat ook op een verkeerd spoor zetten. We hebben hier wel met een Christelijke staat te doen die aardig in de richting van een staat met de Bijbel ging. Zoals we zagen loerde het gevaar aan twee kanten. Bij een bezoek aan rome zagen we een beeld van Constantijn aan stukken. "Sic transit gloria mundi". In vertaling: zo vergaat de roem van de wereld. Zelf liet hij zich naar de gewoonte van die tijd dopen op zijn sterfbed. Nog wel door een ariaans priester. Dit wachten met de doop had te maken met het doen van eventuele zonden, die immers door de doop werden afgewassen. Op 22 mei 337 blies hij de laatste adem uit. Zijn lichaam werd naar Constantinopel gebracht. Zijn lijk was met purper en diadeem versierd en het werd op een praalbed neergelegd. De groten van zijn rijk naderden hem op gebogen knieën en brachten hem de laatste hulde. Een

zonderlinge vertoning, waarvan men later zei dat hij zo na zijn dood ook nog geregeerd had. Tot aan zijn dood bleef hij een krachtig regent en dapper veldheer. Echter nu heeft hij het tijdelijke met het eeuwige verwisseld. Voor de Armeense en Russische kerk is hij een heilige. Voor de rooms-katholieken niet. Toch blijft de betekenis van Constantijn van wereldhistorische omvang. Nu rest ons nog een antwoord op een steeds terugkerende vraag of Constantijn nu werkelijk Christen geweest is of niet. Daarvoor moeten we de feiten nog eens de revue laten passeren: 1) na de overwinning op Maxentius offert hij niet meer op het Capitool; 2) op een medaillon droeg Constantijn het Christusmonogram en niet de lauwerkrans; 3) uit zijn brieven kunnen we het opmaken, bijvoorbeeld de brief aan de Afrikaanse stadhouder waarin richtlijnen stonden voor een synode te Arles; 4) zijn opvoeding in een Christelijk milieu; 5) zijn kerkbouw; 6) zijn schenking van het Lateranenpaleis aan de bisschop van rome; 7) zijn wetgeving tegen orakels, gladiatorenspelen en de kruisdood. We moeten bedenken dat Constantijn behalve Christen ook staatsman over het gehele rijk was. Hij had derhalve de eenheid van dat rijk op het oog. Met tolerantie en continuïteit dacht hij meer te bereiken dan het roer helemaal om te gooien.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

In het spoor | 40 Pagina's

KERK EN STAAT IN HET NIEUWE TESTAMENT-3-

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1997

In het spoor | 40 Pagina's