Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

MET HET OOG OP DE VERKIEZINGEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MET HET OOG OP DE VERKIEZINGEN

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij willen vanmiddag met elkaar nadenken over de D.V. te houden verkiezingen in 1998 van de gemeenteraden op 4 maart en de Tweede Kamer op 6 mei.

Hierbij willen we bezien het onderscheid van ontstaan en het onderscheid van belijden van de drie kleine Christelijke partijen de SGP, het GPV en de RPF, om daarna te bezien de wenselijkheid en de mogelijkheid van samenwerkingsverbanden bij de verkiezingen en het uitvoeren van de taken als vertegenwoordiger van de SGP

Inleiding

Volksvertegenwoordigingen en regeringen zijn niet van gisteren op vandaag ontstaan. De term "Staten- Generaal" dateert nog uit de tijd van voor 1795, toen Nederland werd gevormd door zeven zelfstandige provincies. Vertegenwoordigers van die staten vormen de Staten-Generaal. Staten betekent hier standen; de samenleving bestaat immers uit sterk van elkaar gescheiden standen van stedelijke- en plattelandsbevolking. Na 1815 worden de Staten-Generaal in twee Kamers gesplitst. Sinds de grondwetswijziging van 1848 vormt de Eerste Kamer een vertegenwoordiging van de provincies. De leden worden dan ook gekozen door de leden van de provinciale parlementen. De leden van de Tweede Kamer worden sindsdien rechtstreeks door de burgers gekozen.

Wie zijn stem uitbrengt op een kandidaat, kiest daarmee voor een bepaalde politieke partij. Ons land kent een grote verscheidenheid aan partijen. In 1994 namen maar liefst 26 partijen aan de verkiezingen deel, waarvan er 13 in de Kamer vertegenwoordigd zijn. Toch is er een aantal hoofdstromingen te onderscheiden: de Christen-democraten, de socialisten en de liberalen. De partijen die aan deze stromingen verwant zijn, CDA, PvdA, VVD en D66, hebben in belangrijke mate het gezicht van de Nederlandse politiek bepaald.

Naast de grote partijen is er traditiegetrouw ook een aantal kleine partijen in ons parlement vertegenwoordigd. Een constante factor vormt de Staatkundig Gereformeerde Partij, de oudste politieke partij van ons land. Samen met het Gereformeerd Politiek Verbond en de Reformatorische Politieke Federatie ook wel aangeduid als de kleine Christelijke partijen of ten onrechte als klein-rechtS.

SGP

De aanhangers van de aloude Gereformeerde leer ontplooiden voor 1918, het jaar van de oprichting van de SGP, weinig politieke activiteiten. Omdat het kiesrecht aan de beter gesitueerden was voorbehouden, bezaten de meesten geen kiesrecht. Overwegend behoorden ze immers tot de eenvoudige boerenstand. Hierdoor leefde men over het algemeen in een isolement. Van hen die wel mochten stemmen, maakten velen geen gebruik van hun stemrecht. Heel bewust bemoeide men zich niet met de politiek. De activiteiten in de samenleving zouden naar hun overtuiging het geloofsleven ondermijnen. Sommigen stemden echter in navolging van Groen van Prinsterer op de Anti-Revolutionaire Partij. Overigens niet zonder kritiek. Fel is de afwijzing van de theologische denkbeelden van Abraham Kuyper. Ook was men fel gekant tegen de samenwerking met de rooms-katholieken. Bij sommigen leidde dit zelfs tot het stemmen op een liberale partij.

De grondwetswijziging van 1917 heeft echter belangrijke gevolgen. Het districtenstelsel wordt afgeschaft en vervangen door het stelsel van evenredige vertegenwoordiging. Dit heeft tot gevolg dat ook kleine partijen hun intrede doen in het parlement. Daarnaast wordt het algemeen kiesrecht ingevoerd. Een andere belangrijke factor is het samenbindende werk van ds. G.H. Kersten binnen de groep van de bevindelijk-Gereformeerden. Hij weet de groep te organiseren en, na veel moeite, politiek gezien ook een stem te geven.

Ds. G.H. Kersten als predikant van de Gereformeerde Gemeente te Yerseke had reeds een belangrijk aandeel gehad in het ontstaan van het kerkverband der Gereformeerde Gemeenten.

Hij hekelde het isolement, wat blijkt uit zijn woorden: "Terugtrekken uit de wereld, geen bemoeienis met de politiek, geen Christelijke school. We raken zo maar verder uit de koers."

In 1918 wordt de SGP officieel opgericht. In de keuze van de naam wil men tot uitdrukking brengen dat de partij op het terrein van de staatkunde werkzaam wil zijn en het Gereformeerd-zijn ten volle tot uitdrukking wil laten komen. De aanduiding Gereformeerd duidt op de verbondenheid met de Reformatie en de Nadere Reformatie en het interkerkelijke karakter van de SGP. In 1922 wordt de eerste Tweede-Kamerzetel behaald en doet ds. Kersten zijn intrede in de Kamer.

GPV

Felle theologische discussies, zelfs een kerkscheuring in oorlogstijd. Dat is voor iemand die de oorlog alleen uit verhalen kent toch onbegrijpelijk? Toch ligt hier de reden voor het ontstaan van het GPV. Het Gereformeerd Politiek Verbond is al vanaf de oprichting sterk verwant geweest met een kerkgenootschap.

In de jaren dertig komt er steeds meer kritiek op het werk en de opvattingen van dr. Abraham Kuyper. De betekenis van Kuyper voor de Gereformeerden is in een aantal opzichten te vergelijken met de betekenis van Ds. G.H. Kersten voor de bevindelijk-Gereformeerden. Hij bezit organisatorisch talent dat gepaard gaat met leidinggevende capaciteiten. De invloed van Kuyper is zo groot omdat hij, naast zijn vele werk voor de kerk, ook binnen de ARP actief is. Daarnaast heeft hij zelfs aan de wieg van een dagblad gestaan.

Als de synode van de Gereformeerde Kerken echter de leer van Kuyper met betrekking tot de doop de zogenaamde veronderstelde wedergeboorte bindend verklaart, komt een deel van de kerk in opstand. De hoogleraar dr. K. Schilder neemt het voortouw in de discussie en tekent bezwaar aan tegen het synodebesluit. In 1944 volgt uiteindelijk een schorsing van enkele hoogleraren en diverse predikanten en ouderlingen. De Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zijn een feit. Na de oorlog gaan ook de politieke wegen uiteen. Synodaal-Gereformeerden kunnen niet samenwerken

met hen die binnen dat kerkverband geschorst zijn. Naar de mening van de leiding van de ARP is samenwerking wel mogelijk. Immers, kerkelijke problemen hoeven geen gevolgen te hebben voor de politiek. De ARP functioneert daarnaast ook als een interkerkelijke partij. De vrijgemaakten zijn echter van mening dat de Synodaal-Gereformeerden zich in feite buiten het rijk van God bevinden, zodat samenwerking onmogelijk is geworden. Als gevolg daarvan vormt men een eigen partij, het GPV.

In 1963 wordt door het GPV voor het eerst een kamerzetel behaald. Een tweede zetel wordt in 1971 behaald, wat mede veroorzaakt werd door de invloed van het Nationaal Evangelisch Beraad.

Deze vereniging is in 1966 opgericht als contactorgaan voor ontevreden CHU'ers en ARP'ers.

Hoewel men het in grote lijnen eens is met de koers van het GPV, is lidmaatschap van die partij onmogelijk. De belemmerende factor is de kerkelijke achtergrond. Het NEV wil echter meer invloed en streeft naar samenwerking in de vorm van lijstineenschuiving. De Algemene Vergadering van het GPV dwarsboomt deze plannen en verbreekt zelfs de banden met het NEV.

In het begin van de jaren negentig ontstaat er binnen Vrijgemaakt-Gereformeerde kring een discussie over het verruimen van het lidmaatschap van het GPV tot niet-vrij gemaakten.

RPF

In de jaren zestig worden veel thema's die jarenlang onbesproken gebleven zijn, ter discussie gesteld. De bestaande structuren van de samenleving worden niet meer geaccepteerd. De veranderingen hebben hun weerslag binnen de bestaande politieke partijen. Ook binnen de Anti-Revolutionaire Partij wordt anders omgegaan met de Schrift. De Schriftcritici krijgen een forse invloed, wat ook gevolgen heeft voor de politieke stellingname op een aantal punten. Niet iedereen binnen de partij is hier gelukkig mee. De Gespreksgroep AR-gezinden ontstaat. Dit is een organisatie van meer behoudende ARP'ers die binnen de partij willen blijven functioneren.

Politiek geïnteresseerde jongeren uit ARP en CHU verenigen zich in 1972 in het Reformatorisch Politiek Jongerencontact. Dit fungeert als jongerenpoot van het Reformatorisch Politiek Contact, een samenwerkingsverband van een negental kiesverenigingen in Overijssel en Gelderland. Afgevaardigden van deze organisaties komen in contact met het NEV, het Nationaal Evangelisch Beraad, dat immers geen verdere contacten met het GPV kan onderhouden. Resultaat van het overleg is het gezamenlijk streven naar de vormgeving van een federatie. Mede als gevolg van de verschillende afkomst kost het formuleren van de grondslag van de partij de nodige tijd. Uiteindelijk wordt in 1975 de Reformatorische Politieke Federatie geboren.

De RPF bestaat uit een aantal plaatselijke verenigingen die verenigd zijn in een landelijk, federatief verband waardoor er tussen de plaatselijke verenigingen grote onderlinge verschillen kunnen bestaan.

In 1981 worden door de RPF twee kamerzetels behaald. De verkiezingen van 1994 zijn voor de RPF een succes. De partij weet te profiteren van de toenemende onvrede bij voormalige CDA'ers over de koers van hun partij. Ook SGP'ers die moeite hebben met genomen besluiten binnen hun eigen partij geven hun stem aan de RPF. De stemmers bevinden zich voornamelijk onder Hervormd-Gereformeerden, Christelijk-Gereformeerden, Nederlands-Gereformeerden en Synodaal-Gereformeerden. Binnen de leden van de evangelische groepen is lange tijd gediscussieerd over de vraag of deelname aan de praktische politiek voor een Christen wel geoorloofd is.

De mening van veel evangelischen hierover is in de loop van de tijd gewijzigd. Het aantal RPF-stemmers is in die kring sterk toegenomen. Niet in het minst omdat

ook dr. W.J. Ouweneel, een gezaghebbend man in deze kling, in 1994 expliciet oproept tot politieke participatie.

Verschil in belijden

Voor de SGP, het GPV en de RPF is Gods Woord het centrale element binnen de grondslag van de partij. Dit is een wezenlijk onderscheid met het CDA. Die partij ziet de Bijbel als inspiratiebron.

Om een standpunt over samenwerking te bepalen, moeten de principiële verschillen tussen deze drie partijen wel in kaart worden gebracht.

Kerkelijke afkomst

Het GPV, afgezet tegen SGP en RPF, biedt een andere aanblik. Immers, de sterke gebondenheid aan een kerkgenootschap die het GPV kent, is een onbekend fenomeen bij de andere partijen. Het GPV haalt zijn stemmers voornamelijk uit Vrijgemaakt-Gereformeerde kring.

Tot voor kort profileerde de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt zich openlijk als de ware kerk. Binnen het GPV werd heel sterk de relatie gezien tussen de opdracht die de Christen heeft zich bij de ware kerk te voegen en de politieke praktijk. De grondslag van een partij en de eenheid zijn immers sterk afhankelijk van de zondagse Woordverkondiging.

Door veel GPV'ers wordt de partij gezien als een dochter van de kerk.

De achterban van SGP en RPF is daarentegen interkerkelijk variërend van (oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), Christelijk-Gereformeerden, Hervormd-Gereformeerde Bonders tot allerlei vrije (evangelische) groepen.

Leer en leven

De verschillen tussen de partijen worden sterk bepaald door allerlei theologische factoren. Namelijk de leerverschillen die er zijn tussen de verschillende kerken en de persoonlijke geloofsbeleving. Daarnaast heeft iedere kerk zijn eigen achtergrond en tradities. De SGP'ers behoren van oorsprong tot de kleine luyden. Hoewel er, van diverse kanten terecht gesignaleerd, ook daarin veranderingen optreden, wordt de omgang met Gods Woord ook daardoor gestempeld.

Overheid

Iedereen die thuis is in de geschiedenis van de SGP weet dat artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis (NGB) een veelbesproken onderwerp is. In het beginselprogramma verwijst de partij naar de taak van de overheid zoals omschreven in dit artikel. De SGP staat voor het handhaven van het onverkorte artikel 36. Het onverkorte heeft betrekking op de zin die in 1905 door de Gereformeerde Kerken uit de NGB is geschrapt. Het weren en uitroeien van de afgoderij en valse godsdienst, is volgens de SGP een taak van de overheid. Openbare godsdienstvrijheid is daarom voor een SGP'er niet aanvaardbaar. De overheid moet dan ook ongeloofspropaganda, valse religies en antichristelijke ideologieën uit het openbare leven weren.

In tegenstelling met het GPV en de RPF is de SGP van mening dat kerk en staat niet gescheiden mogen worden.

Het verschil in opvatting tussen SGP enerzijds en GPV en RPF anderzijds leidt in de praktijk tot verschillend stemgedrag over zaken die te maken hebben met vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

Helaas is door de vervlakking en de hang naar samenwerking van de SGP de praktische uitwerking van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis in het politieke veldwerk vaak ver te zoeken.

Het interview met GPV-senator Veling in het RD van jl. zaterdag spreekt in dit opzicht boekdelen. Hij zegt daar-

in absoluut geen alarm te willen slaan over de wijze waarop de SGP haar theocratische visie op de overheid in de praktijk brengt.

In theorie zet de partij het soms scherper aan dan in de praktijk, aldus senator Veling.

De concrete toepassing leidt ertoe dat de SGP geen scheiding wil zien tussen het wereldlijke en het geestelijke. Anders gezegd, in de praktische politiek en het getuigenis van Gods Woord wil laten doorklinken. Kennisname van het optreden van de SGP'ers van het eerste uur laat zien dat beide zaken oorspronkelijk hand in hand zijn gegaan.

Naast het 'zo zegt de Heere' proberen de beginselgetrouwe SGP'ers toch ook ieder op eigen wijze een bijdrage te leveren aan de praktische politiek. Met name het GPV verwijt de SGP regelmatig de Tweede Kamer als kansel te gebruiken. De SGP zou er in haar optreden op uit zijn de mensen te willen bekeren, aldus de heer Schutte van het GPV.

Ook wat betreft de politieke participatie van de vrouw onderscheidt de SGP zich van de andere partijen. Een verschilpunt dat door de recente discussies daarover in SGP-kring en de reacties daarop vanuit de andere partijen belangrijker wordt, zoals blijkt uit de reacties van GPV en RPF dat zij van mening zijn dat er sprake is van nieuw beleid.

Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament neemt de vrouw een gewaardeerde plaats in. Zoals ook in de Schrift wordt aangegeven, zijn man en vrouw in Christus gelijkwaardig voor God. Juist daardoor moeten we naar de door God ingestelde scheppingsordening leven. Dit geldt niet alleen de Christelijke gemeente, maar de hele maatschappij. Dit raakt alle verbanden van het leven.

Geheel in de lijn van de ARP in latere jaren is de RPF van mening dat een discussie over deze zaak niet past in deze tijd. Dit neemt niet weg dat binnen de RPF hierover genuanceerd gedacht wordt. Het GPV concludeert met het oog op een strikte scheiding van kerk en staat dat Bijbelse uitspraken/aanwijzingen alleen betrekking hebben op de plaats van de vrouw in de kerk en niet op haar plaats in de samenleving respectievelijk de politiek.

Belijdenis

Ook met betrekking tot de plaats van de belijdenis in de grondslag lopen de standpunten uiteen. Zowel SGP als GPV hebben de Drie Formulieren van Enigheid opgenomen in de grondslag van de partij. De statuten van de RPF vermelden het onfeilbare en gezaghebbende Woord van God, zoals ten aanzien daarvan ook beleden wordt in de Drie Formulieren van Enigheid . Deze formulering zal ongetwijfeld verband houden met de variatie van meningen hierover binnen de achterban. Gereformeerden, van welke snit dan ook, hechten een andere waarde aan de belijdenis dan mensen die zich thuis voelen in evangelische kring.

In 1985 heeft de RPF in een toelichting op de statuten vastgesteld dat het de partij gaat om de Drie Formulieren van Enigheid voorzover zij politiek relevant zijn.

In de praktijk hanteert de SGP een striktere binding aan de belijdenis vanuit het theocratisch ideaal dan de andere twee partijen. De Belijdenisgeschriften zijn immers onlosmakelijk verbonden aan de Reformatie en de Nadere Reformatie, het 'Gereformeerd gedachtegoed'. GPV en RPF hanteren in de politieke praktijk een sterkere scheiding tussen het tijdelijke en het eeuwige welzijn, de praktische politiek en het getuigenis. Het verschil in grondslag tussen GPV en RPF lijkt in de praktijk niet te leiden tot wezenlijke verschillen in politieke stellingname.

Samenwerking

Al vanaf het ontstaan van de SGP wordt er gesproken over de wens tot samenwerking. Reeds in 1919 komt het Hoofdbestuur met de uitspraak dat het vanwege het beginsel zeer wenselijk is steeds met een eigen lijst uit te komen. Toch worden in de beginjaren ook pogingen ondernomen om te komen tot een vorm van samenwerking. In 1922 heeft ds. Kersten in een persoonlijk schrijven meegedeeld dat de SGP, onder voorwaarden, bereid is tot lijstverbinding met de ARP De lijstverbinding, overigens afgewezen door de ARP, was in feite dezelfde als de horizontale lijstverbinding zoals wij die nu kennen.

Ds. Kersten wilde onder bepaalde voorwaarden een lijstverbinding met de ARP aangaan. Hij zegt dan

"zullen wij onze stemmen verloren laten gaan; rood laten winnen ? Of aan die partij geven die ons beginsel niet schaadt? Indien we verliezen geldt het voor ons; verkiezen we een linkse of rechtse richting. Verbinding van lijsten is geen verloochening van Beginselen. Het wordt niet één lijst. We trekken op met eigen Banier."

Door de principiële opstelling van de SGP was er bij de ARP geen animo om op het verzoek van de SGP in te gaan.

In 1936 wordt gesproken over een veel intensievere vorm van samenwerking. Er is toen onderhandeld met de in 1935 opgerichte Christelijke Nationale Actie (CNA) van prof.dr. H. Visscher.

Het uiteindelijke doel was te komen tot één partij. De onderhandelingen lopen vast op de toepassing van artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De vertegenwoordigers van de CNA zijn van mening dat dit artikel ruimte laat voor vrijheid van godsdienst, terwijl de SGP'ers de vrijheid van het geweten als uiterste grens stellen.

Ook hier liepen de pogingen om te komen tot samenwerking dus vast op de principiële opstelling van de SGP

In 1952 geeft het Hoofdbestuur enige richtlijnen bij samenwerking.

Uitgangspunt is een zelfstandige lijst, slechts in bijzondere gevallen kan daarvan afgeweken worden. Bij een gecombineerde lijst moeten uitdrukkelijk de beginselen van de SGP gehandhaafd blijven.

Er is vrijheid om propaganda te maken voor de eigen kandidaat.

Bij onderhandelingen dient rekening gehouden te worden met de vervangbaarheid van personen. Zo nodig kan gebruik worden gemaakt van kennis/ervaring van hogere organen in de partij.

Op vragen die op de Partijdag aan de orde komen, wordt verwezen naar deze richtlijnen. In 1955 komt ook de vrouw op de lijst ter sprake. De reactie van de voorzitter is dan: als het zou voorkomen dat de antirevolutionairen een vrouw op hun lijst willen brengen, dan is het aan de SGP om te weigeren in zodanige gevallen op een gecombineerde lijst uit te komen.

Samenwerking in bredere zin

Besturen van provincies en gemeenten worden gekozen uit vertegenwoordigers van politieke partijen. De aldus gevormde provinciale staten en gemeenteraden kiezen uit hun midden de dagelijkse besturen, de colleges van Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders. Nu is er in ons land geen provincie of gemeente, althans ik ken ze niet, waarin het bestuur bestaat uit vertegenwoordigers van slechts één politieke partij. Dit brengt met zich mee dat er een zekere vorm van samenwerking moet zijn tussen verschillende partijen om behoorlijk te kunnen besturen.

Dit geldt zowel de staten en raden als de colleges van Gedeputeerde Staten en Burgemeester en Wethouders. Deze samenwerking zal veelal plaatsvinden op basis van afspraken neergelegd in beleidsprogramma's. De samenwerking vindt plaats met volledig behoud van indentiteit, uitgangspunten en beginselen. In het beleidsprogramma waarin beleidsvoornemens voor de komende zittingsperiode zijn opgenomen, en dat zo mogelijk door alle, maar ten minste door de het college vormende partijen wordt ondertekend, worden eveneens duidelijke afspraken gemaakt over de positie van de SGP-wethouder(s). In de praktijk betekent dit dat het de wethouder onder andere toegestaan is minderheidsstandpunten in te nemen ten aanzien van zaken die hij strijdig acht met het beginselprogram. Ieder jaar wordt ook in de aanbiedingsbrief bij de begroting een opsomming gegeven van begrotingsposten en van investeringen die bij hem op principiële bezwaren stuiten, zoals uitgaven ten behoeve van sport, emancipatie, subsidie toneelvereniging en dergelijke. Kan een SGP-gedeputeerde, -wethouder of - raadslid dan naast een getuigende, ook nog wel een wezenlijke praktische inbreng hebben in het besturen van provincie en gemeente?

Ik meen van wel, zij het dat die bestuurlijke inbreng niet ten koste mag gaan van de beginselen.

Samenwerking in engere zin

Naast deze vorm van samenwerking, die ik wil noemen samenwerking in bredere zin, kennen we binnen de SGP vormen van samenwerking in meer engere zin. Ik noem hier:

het woord voeren namens meer partijen; horizontale lijstverbinding; verticale lijstverbinding of lijstineenschuiving.

Ik wil van alle vormen iets zeggen.

Woord voeren namens meer partijen

Allereerst het woord voeren namens meer partijen. Dit is een vorm van samenwerking die vooral voor kleine partijen en daar waar fracties gebonden zijn aan spreektijden, aantrekkelijk is. Zeer veel werk moet vaak verzet worden door weinig mensen. Door goede afspraken te maken met andere partijen kan zodoende een verdeling van werkzaamheden plaatsvinden. Bij de Tweede- Kamerfracties van SGP, GPV en RPF is deze werkwijze reeds praktijk. Mijns inziens kan deze werkwijze alleen worden toegepast wanneer het gaat om puur zakelijke aangelegenheden waarover dan ook nog volledige overeenstemming moet bestaan. Gelet op de verschillen in principieel uitgangspunt tussen SGP en RPF/GPV vooral ten aanzien van de roeping van de overheid is het in andere aangelegenheden in principe onmogelijk en onaanvaardbaar.

Horizontale lijstverbinding

Bezien we voorts de samenwerkingsvorm die zich

beperkt tot een horizontale lijstverbinding van de kieslijsten.

Deze vorm van samenwerking wordt aangegaan bij verkiezingen. Zo was er bij de laatstgehouden verkiezingen voor provinciale staten in Gelderland sprake van een horizontale lijstverbinding van de SGP met de RPF/GPV-combinatie. Het beoogde doel is het verkrijgen van een zo gunstig mogelijke uitgangspositie bij de toekenning van de restzetels. Bij deze vorm van samenwerking staat elk der partijen op zichzelf, voert elk een eigen ^ 1 ' ^zingscampagne, heeft elk een eigen zelfstandige Kieslijst en gaat elk na de verkiezingen zelfstandig door. Althans dit is de theorie. De praktijk is echter dat men verschillen tussen de onderling verbonden partijen niet zal accentueren. En zo heeft de praktijk te zien gegeven dat er dan toch afbreuk wordt gedaan aan het tot meerdere erkenning brengen van de Staatkundig Gereformeerde beginselen. Want juist die beginselen onderscheiden de SGP van de andere partijen. Daarom zijn er aan de horizontale lijstverbinding duidelijk bedenkelijke schaduwzijden verbonden en zijn er hierbij negatieve kanttekeningen te plaatsen.

Verticale lijstverbinding

Van een geheel andere orde is de samenwerkingsvorm die uitgaat van een verticale lijstverbinding, ook wel lijstineenschuiving genoemd. Bij een dergelijke verbinding ontstaat een gemeenschappelijke kieslijst waarop, in een vooraf overeengekomen volgorde, de kandidaten van de verschillende deelnemende politieke partijen prijken.

Voor deze vorm wordt voornamelijk gekozen wanneer elk der deelnemende partijen naar verwachting zelfstandig geen zetel zal behalen. Als argument wordt aangevoerd dat met een gemeenschappelijk behaalde zetel, of zelfs zetels, het Staatkundig Gereformeerde geluid in alle geledingen van de maatschappij zal doorklinken; en worden zodoende de beginselen van Gods Woord op staatkundig terrein niet tot meerdere erken-ning gebracht? Als voorwaarde geldt bovendien behoud van eigen zelfstandigheid, grondslag en identiteit. Dat klinkt mooi en lijkt theoretisch aantrekkelijk. Maar ik vraag u, als het de SGP'er ernst is met het door hem beleden beginsel, dan kan het toch niet anders of er zullen zich in de praktijk problemen voordoen. Projecteer ik een en ander op de praktijksituatie, dan zal met betrekking tot meer principiële kwesties als de visie op de overheid, zondagsheiliging en artikel 36 van de NGB, om slechts deze zaken te noemen, nooit overeenstemming met andere partijen kunnen bestaan. Het gevolg is dan dat door een uit meer partijen bestaande fractie verschillende standpunten naar voren worden gebracht en dat verschillend wordt gestemd!

Dat zou slecht zijn voor de politiek in het algemeen en voor de Staatkundig Gereformeerde Politiek in het bijzonder. Een huis dat tegen zichzelf verdeeld is.... En bovendien, wat komt er zodoende terecht van het tot meerdere erkenning brengen van de beginselen van Gods Woord op staatkundig terrein? Of zijn we reeds zover in onze drift tot samenwerking dat uitsluitend nog gelet wordt op wat ons samenbindt?

Voorzitter, dit alles overziende, kan ik het niet met mijn geweten in overeenstemming brengen om een lans te breken voor een dergelijke vergaande samenwerking. De uiterste consequentie van een dergelijk standpunt? Geen vertegenwoordiging op Europees niveau, noch in sommige staten en wellicht ook niet in vele raden. Ik besef dat terdege.

U vraagt mij nu, hoe dan gestalte te geven aan het tot meerdere erkenning brengen op staatkundig terrein van de beginselen van Gods Woord? Daarvoor zijn naar mijn stellige overtuiging zoveel treffelijker manieren voorhanden. Ook niet vertegenwoordigde partijen hebben meer mogelijkheden om hun overtuiging, standpunten en zienswijze aan en in staten en raden kenbaar te maken!

Slot

Tot slot, Staatkundig Gereformeerd betekent Schriftgebonden te zijn!

Op kerkelijk terrein wordt, niet ten onrechte, veel geklaagd over het ontbreken van kennis. Maar geldt dat niet evenzeer ten aanzien van onze Staatkundig Gereformeerde beginselen? Het is zo nodig te weten waarop die beginselen gebaseerd zijn. De grondslag van onze partij is toch het onveranderlijke Woord van God. Daaraan mogen we nooit enige concessie doen. De SGP bestaat niet bij de gratie van de kiezer, hoezeer we dat aantal ook trachten te vermeerderen; de partij bestaat evenmin bij de gratie van welke samenwerkingsvorm dan ook, hoezeer we ons ook beijveren om die met anderen te zoeken; de SGP staat of valt met het staan op haar grondslag!

Letten we echter op de inspanningen binnen de partij voor, naar ik vrees, de groei-in-de-breedte, waarvan

sommige aanbevelingen die de commissie tot onderzoek stemmenverlies heeft gedaan opnieuw zo'n pijnlijk voorbeeld vormen, letten we vervolgens op het gemak waarmee gepleit wordt voor vergaande samenwerking met onder andere RPF en GPV, dan vrezen we weieens dat niet de grondslag, maar meer de macht van het getal leidend beginsel is.

De schoonschijnende reden dat samenwerking gezocht wordt om de beginselen van Gods Woord ook op politiek/maatschappelijk terrein tot meerdere erkenning te brengen, wordt dan tot een drogreden!

Tot besluit nog wat er staat in de partijrede van ds. P. Zandt van 1954, getiteld De Fundamenten omgestoten, over de bestaansgrond van de SGP.

Hij zegt daar:

"Maar dit ontslaat niemand, ook de S.G.P. niet, van de Goddelijke last. Blind voor de toekomst, gehoorzaam aan het gebod, heeft de S.G.P. in deze te handelen. Maar, voert gij ons andermaal tegen, de S.G.P. is toch zo klein.

Doch dit staat de Heere niet in de weg om Zich van haar te bedienen. Het is zelfs zo, dat, hoe kleiner de S.G.P. zich voor en onder God zal kennen, hoe beter zij er aan toe is; ja, zij is er dan pas wél aan toe, indien zij voor en onder Hem niets is geworden, en alles van Hem verwacht en zich als een ellendige en arme geheel op Hem verlaat."

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

In het spoor | 36 Pagina's

MET HET OOG OP DE VERKIEZINGEN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 februari 1998

In het spoor | 36 Pagina's