Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT TIJDENS DE REFORMATIE -SLOT-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT TIJDENS DE REFORMATIE -SLOT-

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een regering naar Gods Woord

Op de vraag hoe het maatschappelijke en staatkundige leven overeenkomstig Gods Woord ingericht moet zijn, kunnen wij helaas nu maar kort zijn. Wellicht komen we daar nog eens op terug. Nu was de kerkleer van Calvijn vooral gericht tegen de roomse priesterheerschappij. De staat was niet in de directe zin van het woord betrokken bij de uitoefening van de kerkelijke tucht. Wel stelde de Geneefse overheid de kerkeraad, de ouderlingen en de diakenen aan. Het Geneefse recht was in veel opzichten gebaseerd op de Schrift. Calvijn kon niet bereiken dat de overheidspersonen werden uitgesloten van het vetorecht om iets te verbieden aan de kerkelijke gemeente.

Van een overheersing door kerkelijke ambtsdragers over de staat is geen sprake. Wel was van een staat met de Bijbel sprake: kerk en wereld zijn aan God gebonden! God bestuurt door Zijn orde in de natuur en door de Schriftuur. Staat en staatsgezag zijn gebonden aan de beide tafels der Wet ofwel de Tien Geboden. De kerk trouwens ook, maar die heeft ook nog de prediking van Gods Woord en de bediening van de sacramenten. Het kerkgezag is dus bepaald door de verhouding tot dat Woord. Het wereldlijk gezag is onderscheiden van kerkgezag. De kerk heeft namelijk haar eigen Goddelijke gezagsgrondslagen en haai" eigen geestelijke taak.

In een staat met de Bijbel wordt het geweten gebonden aan de Schrift, echter niet met uitwendige dwangmiddelen, maar door de prediking van het Woord. Inquisitie is wezenlijk vreemd aan de Gereformeerde staat. Kerk en staat hebben beide een eigen taak, maar beide zijn onderworpen aan dezelfde Schrift. Dit zorgt voor een Bijbels verantwoord evenwicht tussen beide machten.

Calvinistische beginselen

Nu we gezien hebben dat kerk en staat stoelen op een zelfde begin en een zelfde doel dienen na te streven, zullen we letten welk beginsel of welke beginselen bij Calvijn gevonden worden die ook van groot belang zijn voor de politiek. Want in het Calvinistisch beginsel zit meer dan wij zouden denken. Het dient steeds weer bestudeerd en in de praktijk gebracht te worden. Hoewel het kerkbegrip bij Calvijn vele proefschriften opleverde, is het staatsbegrip minder bekend.

Laten we enkele hoofdgedachten van Calvijn naar voren halen en zien van welke principes Calvijn uitging! Bij hem valt het accent op het 'dienen van God'! En wel op alle terreinen van het leven. Zo ging hij niet uit van de mens, noch van de staat, maar van God. Alles uit God, voor God en onder God!

Hierbij maakte hij onderscheid tussen het: 'ius gentium' (in dit recht regeerde het verstand), het 'ius naturalis' (in dit het recht van de natuur) en het 'ius Divinum' (het recht van de Heilige Schrift). De eerstgenoemde sferen werden al meer losgemaakt van het eeuwige of Goddelijk recht en overgelaten aan het verstand, waarbij uiteraard geen beslissingen genomen mochten worden of voorschriften gegeven mochten worden die in strijd waren met de Schrift. De staat schrijft voor, de kerk licht voor. De kerk krijgt de sleutels om de tucht te oefenen: Woord en ban. De overheid krijgt het zwaard. Allebei dus dienen ze God. Nu maakt Calvijn onderscheid tussen een burgerlijke regering en een geestelijke regering. Gods kerk heeft geestelijke politie, dat wil zeggen, opzicht en regering nodig. Ook maakt hij onderscheid tussen: Christus als Middelaar en Christus als Koning.

De overheid regeert bij de gratie Gods! Zij dient het regiment van Christus te erkennen. Er dient samenwerking te zijn tussen kerk en staat. Wanneer de nood het vordert, moet zij steunen en beschermen. Wederzijdse steun en samenwerking hoort er te zijn. Zij dienen de Zoon te kussen! (Psalm 2).

Wat kan de overheid (die Calvijn vanuit het standpunt des geloofs beziet) doen voor de kerk, het Evangelie en

Aan "Christenlijke vorsten en overheden " wordt "deze taak hun door God in het bijzonder opgelegd", namelijk "dat zij er zich op toeleggen de eer te beschermen en te verdedigen van Hem, Wiens stedehouders zij zijn en door Wiens weldaad zij regeeren. Hierom worden de heilige koningen ook het meest in de Schrift geprezen, omdat ze den bedorven of vernietigden dienst van God weer hersteld hebben, of zorg gedragen hebben voor de religie, dat die onder hen zuiver en ongedeerd zou bloeien. (..) Daardoor wordt weerlegd de dwaasheid van hen, die, met verwaarloozing van de zorg voor God, zich alleen zouden willen wijden aan het rechtspreken onder de menschen. Alsof God in Zijn Naam oversten aangesteld had om aardsche geschillen te beslechten, maar nagelaten had hetgeen van veel grooter gewicht is, namelijk dat Hij Zelf zuiver zou worden gediend naar het voorschrift Zijner Wet."

-Ds. J. Calvijn, Institutie, boek IV, hoofdstuk 20, paragraaf 9, z.j., p. 566-

de prediking? Volgens de opvatting van die tijd werd God door de staat en door de kerk gediend. Allebei in Christus! Men had een Christelijke staat en een Christelijke kerk. In onze tijd met een zogenaamde neutrale staat stoelt men op de Franse Revolutie.

Calvijn plaatste de overheid voor de gehele Wet van God. Alleen daardoor krijgen we een Christelijke staat. Door samenwerking van overheid en kerk verkrijgen we een Christelijke samenleving. Op deze manier komen kerk en staat heel dicht bij elkaar te staan. Zij werken beide samen aan het Koninkrijk van God. Wel ieder op eigen terrein en met eigen middelen. Dit alles om Gode een heilig volk op te kweken.

De Christelijke staat moet doortrokken worden van de Christelijke liefde. Niet alleen personen, maar ook volken zullen God dienen naar Zijn Woord (Psalm 2 vers 12). Daarom zijn wij zo gesteld op een Christelijk volksleven, ook in staatkundig opzicht. In dat opzicht hebben wij de Reformatie hoog in het vaandel en houden het bij haar beginsel.

Let er wel op dat met het woord Christelijk niet in de eerste plaats 'confessioneel' bedoeld wordt, maar een staat waar de Confessie een plaats heeft!

Wij kunnen met betrekking tot de overheid spreken van een drieslag: ten eerste is zij Gods dienaresse, om op haar terrein God te dienen; ten tweede is zij gebonden aan de Wet van God. Calvijn zegt het zo: "Dat de ware religie, die in Gods Wet vervat is, niet openlijk en door openbare heiligschennis ongestraft, geschonden en bezoedeld worde" (Institutie, boek IV, 20: 3) en ten derde is de religie bron en norm voor alle orde en zedelijkheid. Daarom pleit Calvijn in zijn Institutie voor handhaving van de religie, steun en bescherming van de kerk en instandhouding van het menselijk geslacht (.Institutie, boek IV, 20: 2, 3). Zo niet, dan krijgen we een chaos. De overheid dient een voedsterheer voor de kerk te zijn (Jesaja 49:1). De koninginnen dienen zoogvrouwen te zijn! Men lette erop: dit zijn eretitels! (Jes. 60:10, 16).

Het behoort tot de deugden van een koning om de god-delozen van de aarde uit te roeien (Psalm 101:8). Het zijn stadhouders Gods! Daarom behoren we als onderdanen te bidden voor allen die in hoogheid gezeten zijn. Dit opdat wij een stil en gerust leven mogen leiden, in alle Godzaligheid en eerbaarheid!

Daarom dient de overheid de dienst van God te beschermen en de eerbaarheid voor heilige dingen te bevorderen. Nogmaals leert ons Calvijn, gegrond op Gods Woord, dat de Naam van God niet ongewroken mag blijven! (Deut. 13:5).

We weten uit de geschiedenis wel dat de roomsen de Reformatie ook op politiek terrein bestreden. Daarom mogen we wel dankbaar zijn dat de Heere aan ons door middel van Zijn dienstknecht Calvijn een principiële en Schriftuurlijke wereld- en levensbeschouwing gaf. Een beginsel dat duidelijk de weg wijst. Hij laat ons de samenwerking zien tussen kerk en staat. Ieder zelfstandig en met eigen regeerambt. Toch zijn er desondanks nog allerlei afdwalingen op dit terrein mogelijk: uit onkunde, uit onverschilligheid en uit vijandschap. Er kan sprake zijn van: openbare Godloochening, openbare Godslastering, openbaar atheïsme etc.

Als er sprake is van het tengronderichten van de antichrist, mogen we in de allereerste plaats gerust aan de paus van rome denken. Met name aan de roomse politieke en kerkelijke macht en heerschappij. Als de overheid maar laat bloeien en groeien zonder te snoeien, dan wreekt zich dit terugtrekken van die overheid door wanorde en chaos!

Calvijn leert ons dat de Godsdienst de voornaamste kracht van een natie is. De overheid kan niet tot geloof dwingen, maar wel de Christelijke beginselen en de openbaring daarvan met haar gezag en op haar terrein onder een volk doen eerbiedigen. De dienst van God moet ongestoord zijn loop hebben. De overheid moet de hand houden aan (dus niet in) de heilige kerkendienst.

Calvijns standpunt inzake de staat samengevat

Samenvattend kan ten aanzien van de staat onder meer gezegd worden: de staat heeft een taak, functie en plicht ten opzichte van de beide Tafels der Wet. Ten aanzien van de eerste Tafel is er sprake van een positief of negatief standpunt. In positieve zin moet hij, omdat dit zijn functie is, de heilige bediening van de kerk beschermen. Zijn negatieve taak is het zogenaamde koningschap of de heerschappij van de antichrist, en alles wat hierop betrekking heeft, ten gronde te richten of uit te roeien. In het Frans staat ruïneren, dat wil zeggen: er een ruïne van maken, zodat het niet meer functioneert. Voorts, de burgerlijke staat mag en moet het zwaard (de doodstraf) of andere straffen gebruiken. Dit naar gelang de omstandigheden. De uiterste straf dient niet alleen toegepast bij moedwillige doodslag, maar ook bij onder andere hardnekkige tegenstand tegen kerk en staat. Vooral bij aanslagen op beide. Een geschiedschrijver merkte eens op:

"De rust en veiligheid van de staat gedoogden niet dat een andere Godsdienst werd erkend dan die der Reformatie."

Op de leerschool van Calvijn krijgen we te maken met: oprecht geloof, persoonlijke bekering, levendige ervaring der eeuwige Waarheid. Dit beginsel der Reformatie dient veel overdacht te worden. Nog steeds is de waarschuwing van Calvijn voor het samengaan met rome van kracht. Vooral bij deze beschouwing is het belangrijk te weten dat rome macht heeft over de staat, aangezien de overheid in alles de paus van rome onderdanig dient te zijn. Rome beoogt niets anders dan uitroeiing van de ware Godsdienst en handhaving van de heerschappij van de paus. De samenwerking met rome geeft geen bond- of lotgenoot, maar een "meester".

Het beginsel dat Calvijn voorstond, kunt u onder andere terugvinden in de Nederlandse Belijdenisgeschriften. Opmerkelijk daarbij zijn ondere andere: helderheid van zaken, vastheid van beginsel, duidelijkheid in de verhouding overheid - God. De overheid neemt Gods plaats op aarde in, haar gezag ontleent zij aan God, zij is Gods dienaresse. Zij waakt voor Zijn eer, zij dient beide Tafels der Wet te gehoorzamen bij de wetgeving, zij dient haar taak voor de kerk in acht te nemen en uit te voeren en zij dient Gods dag, naam, eer en volk te beschermen

Kortom, het abc van het Calvinistisch staatsrecht noemen wij: handhaving van Gods eer - hetgeen strekt tot welzijn van de natie - en onderworpenheid aan de Heilige Schrift. Uit dit Calvinisme is de vrije staat in gebondenheid aan Gods Woord geboren!

Kerk en staat bij Beza

Op twee reformatoren willen we in het kader van ons onderwerp nog kort ingaan, namelijk op Beza en Zwingli.

Theodore de Beze - hij werd ook wel Beza genoemdwerd geboren in 1519 te Vezelay in Frankrijk. Hij studeerde rechten te Orleans en vestigde zich te Parijs. Hij trouwde met Claudine de Nosse. Na een ziekte en zijn bekering vluchtte hij naar Genève. In 1549 werd hij professor in het Grieks te Lausanne.

Door geschillen over het recht van de overheid in kerkelijke zaken ging Beza terug naar Genève en werkte daar naast Calvijn. Hij werd daar rector van de hogeschool en deed veel voor de Hugenoten in Frankrijk. In anno Domini 1635 is hij op 86-jarige leeftijd overleden. In zijn testament stond dat zijn laatste wil was om begraven te worden op de gewone plaats, temidden van uitmuntende personen, goede broeders en vrienden, om straks met elkaar op te staan als de Heere Jezus verschijnt. Hij hield zich verzekerd van Zijn heilige en enige genade en dat hij het hoogste geluk ontvangen zou!

Beza schreef naar aanleiding van de genoemde geschillen een boekje, getiteld: De iure magistratuum (Het recht der overheden). Het past bij ons onderwerp om in het kort hier even aandacht aan te geven. Zo schrijft hij onder meer dat de Goddelijke macht volstrekt enig en volkomen is. Een ieder is aan Hem absolute gehoorzaamheid verschuldigd. Als de overheid altijd de mond van God was (deed wat God zei) om te gebieden, zouden de onderdanen altijd hebben te gehoorzamen. De onderworpenheid wordt dus begrensd. De onderworpenheid wordt gesteld onder de voorwaarde of hetgeen de overheid gebood, overeenkwam met wat God geboden heeft! Zodra het overheidsgebod ingaat tegen het gebod van God, is ongehoorzaamheid plicht, zo leert ons Gods Woord!

Dit betekent echter nog geen plicht tot gewapend verzet tegen de overheid. De wapenen van de burgers zijn primair: geduld en gebed.

Hij ondersteunt zijn visie met voorbeelden uit de Heilige Schrift en de historie. Men mag zich met wapenen beschermen tegen een overheid die de aanhangers van het ware geloof vervolgen.

Om het boekje van Beza te kunnen begrijpen, moeten

wij zijn visie goed onderscheiden. Het begint zo: "Daar is geen wil dan de wil van de enige God die eeuwig, onveranderlijk regel en richtsnoer van alle gerechtigheid is."

Dus geen volkssoevereiniteit. Hij handhaaft ten volle het recht Gods! Daarom is het goed om op deze grondslag van Beza te letten. Volgens sommigen heeft hij hiermee de weg geëffend voor de godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw. Wij zien eerder in hem een strijder om God te dienen naar Zijn Woord. Leest u maar mee:

"Ik zeg dan dat het gezag der magistraten, hoe groot en machtig zij ook zijn, door twee zaken begrensd worden te weten: Godsvrucht en liefde!"

Wij komen bij Beza tot de slotsom dat de opperheerschappij op zodanige wijze in handen van koningen en soevereine heersers is gelegd dat als zij van de goede en door hen bezworen wetten en voorwaarden afwijken en tiranniek worden en niet naar goede raad willen luisteren, het de lagere overheden geoorloofd is, voor zichzelf en hen die aan hun zorg zijn toevertrouwd, de tiran tegen te staan! Echter onder voorwaarde dat aan deze drie dingen voldaan wordt: 1) de tirannie moet geheel openbaar zijn; 2) alle andere middelen moeten beproefd zijn; 3) er moet overwogen worden wat het schadelijkste is: het middel of de kwaal.

Tegen een onrechtvaardige overheid zijn volgens Beza ook nog geoorloofd: bezwaarschriften, maar geen rebellie en onwettige middelen.

Wanneer de overheid het ware geloof vervolgt, dan zegt Beza:

"In het stuk der godsdienst dient de goede overheid alle middelen aan te wenden, zodat God de Koning der koningen erkend en gediend wordt door de onderdanen, die hun toevertrouwd zijn. Zij moet wel de arm der wapenen als de arm der gerechtigheid gebruiken tegen verstoorders en hen die verwarring willen aanstichten in de ware Godsdienst, die zich niet aan de kerkelijke censuur willen houden en niet in toom kunnen worden gehouden. Rust in de samenleving heeft te maken met het dienen van Diegene Die de Gever en Bewaarder van die rust is!"

Koningen en overheden moeten de Godsdienst voorstaan en handhaven. Beza noemt enigen op die daarvan afwijken: het pausdom, de wederdopers en andere ketters. Vooral gaat hij te keer tegen de papisten, die de Reformatie op een hoop gooiden met de wederdopers.

Hij durft rome zelfs de "bloeddorstige hoer" te noemen. Die roomse tegenpartij onderwerpt zelf koningen en koninkrijken en beschuldigt van dingen waar ze zelf mank aan gaan en nochtans roem van kregen. De strijd gaat eigenlijk tegen twee gevaren: staatsverachting (wederdopers) en staats verheerlijking (absolutisme).

Beza's 'Bekentenisse'

In een ander werk van hem, getiteld: Bekentenisse, schrijft hij onder meer over een overheid die lidmaat is van de kerk en door zijn ambt de algemene vrede en gerustheid dient te onderhouden. Volgens Beza kan dat niet op een rechte wijze geschieden, tenzij dat vooral "die waerachtighe Godes dienst wel onderhouden zij", waarvan alleen alle waarachtige voorspoed komt. Derhalve behoort een 'Christen-overheid' geen ding meer ter harte te nemen dan dat "haer kercke wel gereghelt zij, naevolghende Godes Woordt, wiens autoriteyt sy tegen alle haer verachters ende wederspannige verstoorders beschermen en bewaren" moet. "Naevolgende het exempel van David, Salomon, Ezechias, Josias" en van alle andere Godvruchtige koningen en prinsen.

Men dient geen gehoor te geven aan hen die "onder tschijnsel van genade en bermherticheit ende mit andere argumenten" de valse leeraars en ketters "van dat sweert der Christen Princen" en overheid bevrijden, daar "ter contrarie gheen soorte van menschen mit meerder straffheydt van de Christen ouerheit behoort ghestraft ende onder de roede ghehouden te wesen".

Echter daarbij dient, aldus Beza, wel steeds drie dingen in aanmerking genomen te worden, namelijk: Ten eerste dat men "de ketterye" uit het Woord Gods en "mit ordentlicke kennisse van saeken richte ende oordeele op dat de goede in stede vande quade niet ghestraft" worden. Ten tweede dat degenen die door eenvoudige onwetendheid dwalen onderscheiden worden van degenen die door "boosheit ende hoochmoet sondighen". En ten derde dat inzake de artikelen van de leer waarover de kwestie gaat, "wel naerstich deen van den andere onderscheyden" worde, want het éne artikel is veel zwaarder, zekerder en klaarder dan het andere, opdat men zich een recht oordeel vormt over hoe groot dat de "boosheyt zy" en hoe groot perikel daarvan "de kercken nakende is".

Tot zover dan 'kerk en staat' bij Beza.

Kerk en staat bij Zwingli

Tenslotte willen we nog kort uw aandacht vragen voor de reformator Ulrich Zwingli. Zwingli (1484 - 1531) wilde de gehele kerkelijke tucht aan de overheid overlaten. Het idee van een complete staatskerk. Met haar machtsmiddelen moest zij de ketters straffen en zo moesten deze maar ondervinden dat de overheid het zwaard niet tevergeefs droeg. Tevens was hij van mening dat de overheid tegen valse leer en Godslastering moest optreden. Zwingli trad op als een staatkundig hervormer. Hij liet uitvoerig zien wat de oorsprong en de taak van de overheid tegenover de kerk was. Niet alleen in theorie, maar ook in de praktijk. Zijn strijd was vooral tegen de wederdopers en rome. Hij moest laten zien wat het antwoord was op de vraag hetgeen God verwachtte van een Christelijke overheid. Zijn doel was: het volk zedelijk te verheffen en dit maakte hem niet alleen tot een godsdienstig, maar ook tot een politiek Hervormer.

Met Luther leerde hij dat de overheid een zelfstandige, door God verordende macht was. Zij is er om der zonden wil. De wet die de overheid moet volgen is volgens

Zwingli de "menselijke gerechtigheid", dat wil zeggen: een soort algemene zedenwet, of zoals hij het uitdrukte: 'wat u niet wilt...enz.'

Er is ook een Goddelijke gerechtigheid: de liefde tot God en de naaste. Gods Woord is bij hem de directe bron voor de kennis van het recht dat door de overheid wordt gehandhaafd. Het Bijbels recht is bij Zwingli de eigenlijke bron van het recht. Voor hem moet de overheid Christelijk-protestants zijn. Deze overheid kan alleen doen wat de Bijbel op dit gebied eist. Zo'n overheid is in staat het Bijbelse recht te begrijpen en toe te passen. Voor Zwingli heeft de overheid een ruim arbeidsveld. Toch maakt hij een onderscheiding tussen de roeping van de overheid en die van de kerk. De taak van de overheid is medearbeider van de kerk, in zoverre de overheid haar uitwendig steunt. Met het hart of het geestelijk leven heeft zij niets te maken. Dwangmaatregels voor inwendig, Godsdienstig leven is uit de boze. Wel samenwerking: de overheid helpt de kerk en de kerk de overheid. Door die samenwerking is de bloei van elk verzekerd. De Raad van Zürich werd hierdoor een soort kerkbestuur. Die mengde zich te veel in het kerkelijk leven. Zwingli beriep zich hierbij op de tijdsomstandigheden en Handelingen 15. Als de overheid de zonde strafte, was de ban van de kerk niet meer nodig. Zo kwam het tuchtrecht in handen van de overheid. Toch wilde deze Hervormer het volk op Bijbelse paden houden. Echter zijn staat en kerk op deze manier door de Zürichse Hervormer met elkaar vermengd! Evenals bij Luther leed het reformatorische beginsel aangaande kerk en staat schipbreuk.

Ondanks dit alles heeft navolging van Zürich in andere plaatsen van Zwitserland veel goeds opgeleverd op het gebied van Godsdienst en zedelijkheid. Laten we tenslotte nog even zien wat Zwingli naar voren bracht aangaande het recht van de ban:

"De tegenwoordige toestand der kerk gelijkt meer op de tijd der profetie die onder de gelovige vorsten leefden, dan op de tijd der apostelen, waarin de kerk verstrooid was en geen hulp kon ontvangen van de keizers, die heidenen waren ".

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1999

In het spoor | 48 Pagina's

KERK EN STAAT TIJDENS DE REFORMATIE -SLOT-

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 1999

In het spoor | 48 Pagina's