Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SPORT GEEN PROBLEEM? -1-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SPORT GEEN PROBLEEM? -1-

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Op het weer na is sport waarschijnlijk het meest besproken onderwerp. Zeker geldt dit van de zomer die achter ons ligt. De voetbalgekte kende schier geen grenzen. Heel ons land was in de ban van 'koning' voetbal, die het alledaagse leven met name op de dagen van zogenaamde belangrijke wedstrijden dicteerde. Straten waren leeg, winkels gingen (vroegtijdig) dicht, koopavonden werden verschoven, vergaderingen tot gemeenteraads- en commissievergaderingen toe werden verzet of afgelast. Zelfs de Tweede Kamer deed hieraan mee. Of men het nu wilde of niet, bijna iedereen werd er mee geconfronteerd. Tot zondags toe! In heel wat kerken was het tijdens kerkdiensten soms te horen wanneer een doelpunt gemaakt werd. 'Koning' voetbal heeft deze zomer in ons land zijn miljoenen verslagen.

En helaas ook onder ons. Hoezeer zijn onze jongeren - de goeden die er gelukkig ook nog waren, niet te na gesproken - ook hierin niet meegegaan? Menig onderwijzer kan helaas een boekje daarvan opendoen. In hoeveel gezinnen onder ons hebben ouders tot hun verdriet niet moeten ervaren dat hun kinderen goed van een en ander op de hoogte waren! En waren het alleen maar jongeren die meegezogen werden! Helaas, ook tal van ouders gingen hun kinderen voor op het verkeerde pad. Het was daarom op zich een prijzenswaardig initiatief van de jongerenorganisatie van de SGP om vorig jaar aan dit onderwerp een infoschets te wijden; een schets overigens die zoals de titel Recreatie & Sport al aangeeft, in eerste instantie een breder terrein dan sport omvat, maar die voor een groot deel aan dit onderweip aandacht schenkt omdat daar volgens de Inleiding meer problemen lagen dan op het terrein van de recreatie. Prijzenswaardig omdat zo nog gewaarschuwd en gefundeerde tegenweer geboden kon worden. Na kennisneming van de inhoud moet echter jammer genoeg ondanks het goede dat er gelukkig ook in te vinden is, gesteld worden dat deze schets het op wezenlijke punten principieel laat afweten

Opzet en bedoeling van de schets

Deze 48 pagina's tellende infoschets heeft 6 hoofdstukken en is een uitgave van de LVSGS/SGP-jongeren 1 Schrijvers zijn de heer H. Tijssen, student aan de Pabo De Driestar te Gouda, en de heren J.C. Bazen en M.M. van der Slikke, beiden docent aan het Van Lodensteincollege te Amersfoort voor respectievelijk de vakken aardrijkskunde en geschiedenis.

In de eerste twee hoofdstukken wordt een begripsbepaling gegeven van recreatie en sport en ingegaan op het verleden en heden van beide zaken. In hoofdstuk 3 wordt getracht een Bijbelse visie op deze stof te geven, terwijl in het volgende hoofdstuk de visie van enkele stromingen en personen wordt weergegeven. In hoofdstuk 5 wordt dan gekomen tot een eigen visie, waarbij in het laatste hoofdstuk over de politieke consequenties daarvan wordt nagedacht.

Eigen opzet

Wij bespreken in dit eerste artikel de eerste twee hoofdstukken en voorzien deze van enkele kritische kanttekeningen om vervolgens uitgebreid de gedachten van enkele oudvaders over ontspanning, vermaak enz. weer te geven. In een volgend artikel hopen we vanuit het in dit artikel aangebrachte fundament de volgende vier hoofdstukken te bespreken.

Recreatie

In het eerste hoofdstuk wordt allereerst geschetst hoe recreatie in haar huidige vorm zich sinds de Industriële Revolutie heeft ontwikkeld en welk een grote plaats zij inmiddels in onze cultuur heeft gekregen. Voor velen is zij belangrijker dan het werk geworden, ja zelfs het een en al. Terecht worden hier zeer kritische kanttekeningen gemaakt. Waar God en Zijn Woord miskend worden en hogere waarden en normen wegvallen, wordt recreatie een op vulmiddel. Laat ons eten en drinken, want morgen sterven wij (1 Kor. 15:32) wordt de leuze om de leegte van het bestaan te vullen.

Vervolgens wordt de recreatie onderverdeeld in 'recreatie in/bij huis', 'recreatie in de natuur' en 'massarecreatie' . Onder het eerste vallen activiteiten als lezen, in de tuin zitten, boodschappen doen of wandelen in het park, terwijl bij het laatste behalve de grote sportevenemen-

ten met massaal publiek ook gedacht moet worden aan één of meer attractiepunten die veel mensen trekken. Het tweede, recreatie in de natuur, wordt door de meeste Nederlanders als de 'echte' recreatie beschouwd en is veelal verbonden met een trek uit de stedelijke gebieden naar het platteland. Intussen is het begrip 'recreatie' gedefinieerd als "een activiteit, gekozen door een persoon, in zijn vrije tijd, om tegemoet te komen aan persoonlijke behoeften of wensen" (p. 11). Deze formulering is vanuit Gereformeerd standpunt veel te algemeen en te ruim genomen en had van veel meer kanttekeningen voorzien moeten worden. Recreatie betekent eigenlijk herschepping, waarbij direct opgemerkt moet worden dat dit in de wezenlijke zin een werk Gods is in de wedergeboorte en waarachtige bekering 2) . In algemene zin betekent recreatie dan ontspanning, uitspanning, verpozing. Dit hebben wij dan echter gelijk met inspanning en met werk te verbinden. Na de zondeval heeft de Heere in Genesis 3 het werken in het zweet des aanschijns als tijdelijke straf op de zonde het menselijk geslacht opgelegd. In Zijn goedheid heeft de Heere het eten en slapen daarbij de mens als eerste middelen tot zijn onderhoud gegeven. In deze context hebben wij altijd de zogenaamde 'recreatie' met alle aankleve van dien zoals sport, vermakelijkheden enz. te bezien. En wanneer een mens onder de indrukken hiervan mag leven, zal de behoefte aan allerlei recreatieve en sportieve activiteiten en middelen niet zo groot zijn.

Sport

Het tweede hoofdstuk begint met een beschrijving van de geschiedenis van de sport en de lichamelijke oefening aan de hand van de volkeren, waarbij het verschillend doel van de lichamelijke oefening naar voren komt, zoals voorbereiding voor de oorlog bij de Perzen, voorkoming van ziekten bij de Chinezen en heidense heilsgymnastiek bij de Indiërs. Terecht wordt er dan op gewezen dat bij de Grieken lichamelijke oefeningen als religieuze en heilige handelingen beschouwd werden

die tot mens- en lichaamsvergoding leidden. In deze heidens culturele context zijn ook de Olympische Spelen ontstaan. Bij de Romeinen droeg de lichamelijke oefening zeker aanvankelijk een sterk militair karakter, maar deze werd door hen al snel ook tot een volksvermaak gemaakt. Wij hoeven alleen maar te denken aan de bloedige en wrede tonelen die zich in de arena's hebben afgespeeld. De lichamelijke oefening werd bij hen een sport die in de eerste eeuwen van onze jaartelling een grote plaats in het leven van velen innam. De vijandschap tegen de eerste Christenen ontstond toen met name ook doordat zij zich daarvan verre hielden.

Na de weergave van de visie van enkele wijsgeren vanaf de Middeleeuwen wordt tot een definitie gekomen. Deze luidt: "Sport is een vorm van vrijetijdsbesteding waarbij de lichamelijke oefening en training alsook de competitie al dan niet georganiseerd een rol spelen" (p. 18). Er volgt een onderverdeling in 'topsport', 'wedstrijdsport' en 'sportieverecreatie'. Terecht wordt echter daarbij gesteld dat de grenzen tussen deze drie vloeiend zijn. Het onderscheid tussen top- en wedstrijdsport enerzijds en wedstrijdsport en sportieve recreatie anderzijds is 'soms minimaal' (p. 20). Wij betreuren het daarom zeer dat ook hier geen duidelijkere begripsbepaling van sport vanuit eigen visie gegeven wordt. Dit woord is afkomstig van een Latijns werkwoord dat 'het werk verlaten', 'zich verstrooien' na gedane arbeid betekent. Het is dus wellicht oorspronkelijk gelijkbetekenend met recreatie. Maar als maatschappelijk verschijnsel is sport, zeker in onze tijd,

vooral verbonden met het wedstrijd- en competitie-element 3) . En daartegen richten zich met name onze bezwaren. Laten wij het onderscheid aanhouden tussen sport enerzijds en lichamelijke ontspanning eventueel door oefening anderzijds! Bij dit laatste staat het individuele meer op de voorgrond, waarbij een oefening altijd in dienst staat van een bepaald doel en mits dit doel maar verantwoord is, behoeft dit in eerste instantie geen bezwaar te zijn. Bij sport staat het gezamenlijke en massale met het wedstrijd- en competitie-element centraal, waarbij verwerpelijke zaken als sport om zijnzelfs wil, mens- en lichaamsverheerlijking, wedstrijden prestatiedwang wezenlijke elementen zijn. Het gaat dan om publieke erkenning zodat de mens in plaats van God op de troon komt, om rivaliteit zodat het zicht op het heil van de naaste verdwijnt en om presteren als doel op zichzelf. Sport wijzen wij daarom af, maar het betamelijk spel van met name de kinderen en de verantwoorde lichamelijke ontspanning eventueel door oefening niet. Ontspanning na inspanning is op zich geen verkeerde zaak, mits zij maar verantwoord en met mate geschiedt. Natuurlijk rijst nu de vraag wat verstaan moet worden onder 'betamelijk' en 'verantwoord' .

Oudvaders

Voordat we verdergaan met de bespreking van deze schets, willen we nu uitvoerig stilstaan bij de gedachten van enkele oudvaders die ons in dit verband heel wat te zeggen hebben. We beginnen met een stadsgenoot en vriend van ds. W. Teellinck, de Middelburgse schoolmeester Johannes de Swaef (1594-1653), die in zijn werkje De Geestelicke Queeckerije 4) een klein hoofdstukje aan het vermaak en de verkwikking van kinderen in spel en slaap heeft gewijd. Vervolgens besteden we veel aandacht aan de oud vader ds. Petrus Wittewrongel (1609-1662), die in dit verband in zijn Christelicke Huys-Houdinghe 5) zeer vele behartigenswaardige dingen geschreven heeft. Dit lijkt ons des te meer een goede zaak omdat deze infoschets aan deze oudvader in hoofdstuk 4 (p. 32) wel enige aandacht schenkt, maar te summier om hem in voldoende mate recht te doen. Dit geldt ook min of meer voor ds. Wilhelmus a Brakel (1635-1711), van wie we een veelzeggend citaat uit zijn Redelijke Godsdienst willen doorgeven, nadat eerst nog kort is ingegaan op dat wat ds. Jacobus Koelman (1631- 1695) in zijn bekende boekje over De Pligten der Ouders hierover heeft geschreven. Tenslotte geven we de gedachten van de minder bekende ds. Gerhard Meyer (1655-1718) weer, die in zijn boek Portaal des Heren 6) zich ook over een en ander heeft uitgelaten.

J. de Swaef

Meester De Swaef begint met de stelling dat het menselijk lichaam zo zwak is dat het vermaak en verkwikking nodig heeft, wil het niet traag en krachteloos worden. Veel meer geldt dit nog voor de kinderen. Daarna gaat hij in op het vermaak van kinderen in het spel. Dit moet men de kinderen gunnen, daar uit Zacharia 8 vers 5, de straten dier stad zullen vervuld worden met knechtjes en meisjes, spelende op haar straten, blijkt dat de vromen uit die tijd dit hun kinderen ook toestonden. Wel dient ervoor gewaakt te worden dat ze niet met 'boose boeven' 7) spelen en geen zondige spelletjes doen. Hij noemt dan onder andere dobbelen, kaarten, dansen en de schoen onder de schoorsteen zetten op sinterklaasavond. Bovendien mogen ze niet te lang spelen, zodat ze andere dingen nalaten of speelziek worden. Het moet er om gaan dat ze verkwikt van geest weer kunnen leren of ander werk verrichten.

Vervolgens gaat De Swaef in op de verkwikking van de slaap bij de kinderen. Voor kleine kinderen is het slapen als voedsel om sterk te worden; men dient hen niet onnodig wakker te maken. Grotere en sterkere kinderen moet men niet langer laten slapen dan nodig is, anders worden ze lui en traag.

Ds. Wittewrongel

Als ds. Wittewrongel in het eerste boek van zijn Christelicke Huys-Houdinghe spreekt over de plichten van de ouders in de opvoeding van hun kinderen ten aanzien van hun lichamelijke welstand, noemt hij daar behalve noodzakelijk voedsel, kleding en medicijnen ook het 'behoorlick vermaeck' 8) . Net als De Swaef verwijst hij daarbij naar Zacharia 8 vers 5 en beperkt hij het spelen in het bijzonder tot de kinderen. Direct verbindt hij dit echter ook met de Christelijke deugden van matigheid en eerbaarheid. In het tweede boek vinden we onder het hoofdstuk van de deugd van de Christelijke matigheid een uitvoerige verhandeling over de 'eerlijcke vermaeckingen' 9) . Wij zouden zeggen geoorloofde ontspanning. Allereerst beklemtoont hij dan dat het God behaagd heeft de mens in zijn zwak-

heid tegemoet te komen door hem toe te staan zijn dagelijkse werk voor een kleine tijd te laten rusten opdat hij daarna weer des te beter en blijmoediger zijn werk tot eer van God en het algemeen welzijn zou kunnen verrichten. Wij mogen ons dan met enig geoorloofde ontspanning verkwikken. Ik citeer:

"Noch ons lichaam, noch ook ons gemoed, kan gedurig werken; beide hebben ruste ende verkwikkinge van doen [nodig; PHop'tH], naar haren arbeid. Alzo profijtelijk is het ook, dat een mense tussen beiden wat vermaak neemt, dat is als een tweede scheppinge; wanneer de vermoeidheid, de krachten van den geest te veel vernietigd heeft. (...) Het doet ons te beter aanhouden in ons werk, ende de plichten onzer beroepinge met een meerder lust waarnemen" 10 '.

Opmerkelijk is het dat hij hier zelfs van een 'tweede scheppinge' spreekt, in onze woorden van recreatie. Overwegende bezwaren tegen dit woord behoeven we dus niet te hebben, als we maar bedenken dat het God is die ons op deze wijze nieuwe krachten schenkt om tot Zijn eer en tot heil van onze naaste ons werk weer te kunnen voortzetten.

Geoorloofde ontspanning

Ds. Wittewrongel maakt een onderscheid tussen de ' vermaeckelijckheden' zelf en tussen het gebruik daarvan. Er zijn geoorloofde en ongeoorloofde vermakelijkheden. Hij kan en wil ze allemaal niet opnoemen, maar wil toch enige noemen, vooral die in Gods Woord terug te vinden zijn.

Tot de geoorloofde van het gemoed die in Gods Woord terug te vinden zijn, behoren het opgeven van raadsels in gepaste bewoordingen en over betamelijk onderwerpen, het bekijken van de natuur om Gods hand daarin te bewonderen - wat ds. Wittewrongel voor een Christen in het bijzonder aanprijst! - , de kunst van het (rijm)dichten beoefenen mits maar weer in betamelijke woorden en over geoorloofde onderwerpen. Steeds weer wordt gewaarschuwd voor het misbruik, waarbij de oefening van de Christelijke deugden van de matigheid en eerbaarheid regel moet zijn.

Als geoorloofde vermakelijkheid van het gemoed en het lichaam die in Gods Woord vaak bedreven wordt, noemt hij nog het maken van en luisteren naar muziek. Verder noemt hij nog: jagen, schieten, vissen en vogelen (vogels vangen).

Wat de oefening van de ledematen betreft noemt hij onder andere balslaan, kaatsen, bollen (een soort werpspel), klossen, schermen en boogschieten. Andere die meer het verstand betreffen zijn: dammen, schaken. Spelen die echter het lot gebruiken, worden alle afgewezen. Overigens volgt hierop een tamelijk lange waarschuwing dat men zich voor de zonde in al deze laatste spelen moet wachten, omdat onze verdorven hartstochten ons zo gemakkelijk doen zondigen. Beter doet de Christen eraan die vermakelijkheden te kiezen die tot ware Godsvrucht opleiden en deze niet belemmeren. Het beste is om ons vermaak gelijk de heiligen en engelen in de hemel daarin te vinden om God te verheerlijken door lofzangen en stichtelijke gesprekken. Daarna voelt ds. Wittewrongel zich wat de begeerte naar vermakelijkheden betreft genoodzaakt er op te wijzen dat er onderscheid moet zijn tussen jong en oud en er gelet moet worden op de burgerlijke stand en staat die men heeft. Wat de een past, past de ander vanwege leeftijd of stand niet. Men doet er ook goed aan om die vermakelijkheden te kiezen die het beste bij het (toekomstige) beroep passen en enig nut daarvoor kunnen hebben.

"Het bollen [een soort werpspel; PHop'tH] zal de handen ende ogen van de mensen naar de wiskunste een behoorlijke mate leren nemen. Het zwemmen heeft menig mense zijn leven gesalveerd [gered; PHop'tH]; daar het schip met alle zijne waren is verdronken. De fortificatiekunst, is een oorlog zonder gramschap; mannelijke oefeningen des lichaams, zijn de eerste onderwijzingen tot de militaire betrachtingen

Ds. Wittewrongel was dus met het oog op het beroep geen tegenstander van de zwemkunst. Maar een voorstander van het gemengd zwemmen zal hij in tegenstelling tot velen in onze dagen in elk geval op grond van de Christelijke eerbaarheid niet zijn geweest 12 '.

Zwemmen kan van groot nut zijn voor hen, die veel op zee moeten wezen, maar overigens gaan misschien door zwemmen, als sport, meer levens verloren, dan er door zwemmen in nood levens gered zijn "!

-Ds. M. Henry, Verklaring van het Nieuwe Testament, dl. 2, 1995, p. 790-

Ongeoorloofde ontspanning

Vervolgens komen er enkele ongeoorloofde of zondige vermakelijkheden aan de orde. Hoewel deze voor het vlees zeer aangenaam kunnen zijn, zijn zij in zichzelf zondig of gaan zij met zoveel zondigheid gepaard dat elke Christen daarvan een gruwel behoort te hebben. Genoemd worden: onbetamelijke beschimpingen en bejegeningen, beren- en hondengevechten, toverspel, koorddansen, het vertoeven bij ij del gezelschap, de schouwburg en het toneel - welke laatste twee door hem scholen des satans worden genoemd! - , het ij del dansen, in het bijzonder dat van man en vrouw tezamen, alle spelen met de kaart en het lot.

Het misbruik van de geoorloofde ontspanning

Met het oog op het feit dat velen misbruik maken van de op zichzelf geoorloofde vermakelijkheden, die hij in zichzelf middelmatige dingen noemt, wijdt ds. Wittewrongel tenslotte nog eens vier bladzijden aan waarschuwingen daartegen. We vatten nog enkele dingen daaruit samen. Alle ontspanning moet staan in het teken van de Christelijke matigheid, zodat andere plichten op geen enkele wijze gehinderd worden. De ontspanning moet een middel blijven ten dienste van de mens, die zich daarom nooit daaraan geheel mag overgeven. De ontspanning mag geen spijs zijn of worden, maar het moet de saus zijn om de spijs, namelijk ons dagelijks werk, des te beter weer te kunnen verrichten. Daarom mag men er niet te veel tijd in steken en dient de ontspanning ook altijd na het werk te gebeuren. Dus nooit 's morgens, aangezien de slaap al een verkwikking is en we geen saus bij saus mogen voegen.

Ook waarschuwt hij scherp tegen het vermaak op de dag des Heeren omdat men aan de Heere dan ontneemt wat Hem alleen toekomt. Een mooi en veelzeggend citaat in dit verband waarin hij ook zelfs het Latijnse woord 'recreatio' in de zin van vermaak (ontspanning) letterlijk gebruikt, willen wij u niet onthouden:

"Gelijk ook die op den Sabbat zich daartoe begeeft, is als een, die zijn eigen kudde spaart; ende Gods enig ooilam neemt, ende het vel afstroopt. (...) Creatio; de scheppinge en duurde maar zes dagen in de eerste weeke des werelds; 't zouden wel onheilige mensen zijn, welkers recreatio; vermaak, in elke weeke, zeven dagen zoude duren " 13) .

Geen wandeling ter ontspanning dus op de rustdag des Heeren, leert ds. Wittewrongel ons. Maar ook dient alle vermaak op boete- en bede- en vastendagen nagelaten te worden. Het vermaak mag nooit met te veel hartstochten gepaard gaan. Men mag daarbij niet zwemmen in het eigen zweet. Vermakelijkheden mogen er niet toe leiden dat het vlees enigszins gestijfd en versterkt wordt. Alle vermakelijkheden moeten daarop gericht zijn dat de Godsvracht bevorderd wordt. Wij dienen ook bepaalde vermakelijkheden te laten indien andere Christenen daaraan aanstoot nemen. Wanneer men bij een spel geld of goed kan winnen of verliezen, mag het slechts om zulke kleine hoeveelheden gaan dat de verliezer noch de winnaar daarvan in het gemoed is aangedaan.

Ds. Koelman

Ds. Jacobus Koelman slaat in bijna alle opzichten in zijn werkje De Pligten der Ouders 14 ' op hetzelfde aambeeld als ds. Wittewrongel. Op verschillende plaatsen in dit werkje noemt hij een en ander. Wij vatten dit hieronder samen en citeren het gedeeltelijk. Hij waarschuwt tegen het lot werpen, kaarten, dobbelen, het ganzenbord, het uilenbord of slangenbord. Er zijn andere geoorloofde spelen. Op de rustdag des Heeren dient men de kinderen binnenshuis noch buitenshuis te laten spelen 15) . Men mag de kinderen ook niet laten dansen of naar de schouwburg laten gaan of op straat laten zwalken. Ongebonden gedrag en onzedelijkheid moe-

ten worden bestraft. Maar, gaat hij direct verder, spelen is toegestaan met het oog op de gezondheid van het lichaam en de geest.

Vermeldenswaard is ook dat hij nadrukkelijk waarschuwt dat op grond van Deuteronomium 22:5 meisjes geen jongenskleren en jongens geen meisjeskleren in hun spel mogen aantrekken.

"Natuurlijk moet hun wel enig spel worden toegelaten, waardoor de gezondheid van het lichaam en de blijmoedigheid en levendigheid van de geest wordt bevorderd. Maar men moet hen niet laten zwalken langs de straten, in het bijzonder niet de meisjes. (...) Nog veel minder mag men toelaten dat de meisjes in hun spel jongenskleren zouden aantrekken, of de jongens meisjeskleren, want de Heere zegt in Deut. 22:5: Het kleed eens mans zal niet zijn aan een vrouw en een man zal geen vrouwenkleed aantrekken; want al wie zulks doet, is de Heere uw God een gruwel" 16) .

In het kader van de diefstal waarschuwt hij nog tegen het spelen met geld 17) . Hierin gaat hij dus iets verder dan ds. Wittewrongel.

Ds. a Brakel

De grote mate van omzichtigheid die we ten aanzien van de geoorloofde ontspanning bij ds. Wittewrongel gevonden hebben, vinden wij in de knop ook bij ds. Wilhelmus a Brakel. In zijn Redelijke Godsdienst waarschuwt hij bij de behandeling van het derde gebod des Heeren indringend en zeer uitvoerig tegen het gebruik van het lot in spelen en loterijen. In dit verband is echter ook iets over bepaalde spelen die in zichzelf geoorloofd zijn - dezelfde bewoording als bij ds. Wittewrongel! -, te vinden. Wij citeren:

"Daar zijn spelen, die enkel door kunst of kracht, of door die te zamen geschieden, als: schaken, dammen, kaatsen, schermen, klossen en diergelijke; deze zijn in zich zeiven geoorloofd, maar zij moeten geschieden tot een heilig oogmerk, om de vermoeide hersenen te verkwikken, om de gezondheid des lichaams te bewaren, en daardoor bekwamer te worden tot den volgenden arbeid; het moet ook niet te dikwijls geschieden, ook niet te lang, dan zou men het oogmerk missen, men zou zijnen tijd verkwisten, en het hart zou van de Heere vervreemden, en in dat spel blijven hangen [vet; PHop'tH]. Daar zijn ook spelen die gemengd zijn, en ten deele door lot, en ten deele door kunst geschieden, als: het kaartspel, tiktakken en diergelijke; deze zijn zowel ongeoorloofd, als het enkel lotspel" 18 '.

Het valt meteen op dat in dit kleine stukje veel dezelfde beperkende noties als bij ds. Wittewrongel te vinden zijn. Alleen ontspanning om na gedane arbeid weer des te beter het werk daarna te kunnen opnemen met een waarschuwing om er niet in op te gaan en daaraan niet veel tijd te besteden. Maar bovenal mag zij het hart niet van de Heere aftrekken.

Ds. Meyer

Tenslotte willen we nog aandacht schenken aan de onder ons onbekende 19 ', maar alleszins lezenswaardige ds. Gerhard Meyer (1655-1718), wiens Portaal des Heren voor de eerste maal in hetzelfde jaar als de eerste druk van ds. a Brakels Redelijke Godsdienst verscheen, namelijk 1700. Allereerst wil ds. Meyer over het vermaak afzonderlijk van het spelen spreken en daarna over het vermaak van het spelen. Hij verstaat onder het eerste het vermaak van eten, drinken en het uitgaan met ouders en anderen. Daarbij beklemtoont hij eerst dat men de kinderen zeker niet altijd in deze zaken wanneer het boven het noodzakelijke uitgaat, hun zin moet geven. Integendeel, reeds vroeg moet hun eigen wil en eigenzinnigheid getracht worden te breken door het begeerde hun te ontzeggen om ze zo aan een Bijbelse onderworpenheid en zelfverloochening te gewennen. Evenwichtig schetst hij daarna echter ook de andere kant. Hun alle begeerten boven het nodige te ontzeggen is ook verkeerd. Als redenen noemt hij dan om de kinderen te overtuigen van onze liefde jegens hen, om hen niet moedeloos te maken en tot toorn te verwekken en om hen des te gewilliger in het gehoorzamen te maken. Ten bewijze verwijst hij naar het handelen van God met Zijn kinderen. De Heere geeft hun ook lang niet al hun begeerten, maar aan de andere kant schenkt Hij hun, met name in het hart, soms ook veel meer dan het noodzakelijke. Vervolgens gaat hij op het spelen zeifin. Hij keert zich tegen hen die hun kinderen elk spel willen ontzeggen, maar wel dienen ouders met grote zorg en vlijt dit te begeleiden. Daarbij moeten ze op een aantal dingen letten. Ouders moeten hun kinderen zoveel als mogelijk van het spelen aftrekken door ze aan betere oefeningen te gewennen. Door veel spelen worden kinderen en ouderen ij del en onbekwaam tot

goede betrachtingen. Wij citeren:

"Want het is zeker, dat het gemoed niet alleen der kinderen, maar ook van de bedaagde, door veel spelen verijdelt, dat ze daaraan verzotten, en zo veel meer al ze spelen, begeren te spelen; waardoor ze tot goede betrachtingen onnut worden. En daarom, hoe meer men het spelen kan beletten, hoe minder lust daartoe bespeurd wordt; en dienvolgens te beter voor de kinderen " 20> .

Tussen de spelen zelf en de speelgenoten moet ook nog een groot onderscheid gemaakt worden. De spelen waarin ijdele liedjes en andere zonden een rol spelen, zijn het schadelijkst. Dan volgen die spelen waarin wild gerend en tekeergegaan wordt, omdat daardoor de gezondheid geschaad en de kleding kapotgemaakt kan worden, maar bovenal het gemoed verwilderd wordt. Toestaan moet men alleen die spelen die met bedaardheid en matige lichaams- en gemoedsbeweging worden verricht. De beste zijn die het verstand oefenen zodat het gemoed zich aan weldoordachte en standvastige gedachten gewent. En dan volgt alsnog ten aanzien van de geoorloofde spelen een ernstige waarschuwing, die wij hier in het geheel weergeven:

"En hoewel ik alle spelen, die tot een matige verkwikking e van door den arbeid vermoeden geest gedaan worden, niet wil verdoemen; zo weet ik toch dat de speelzuchtigheid, voornamelijk in de bedaagde mensen, geen vrucht des geestes, maar des vleses is; de geest der genade en wedergeboorte leidt den mens tot betere oefeningen. En in diegene het vlees met zijne bewegingen en begeerlijkheden is gekruisigd, Gal. 5:24, in die zal de speelzucht niet sterk komen heersen, dewijl hij tot betere tijdverdrijven gedreven wordt" 21> .

Ook hier dus de binding van de geoorloofde ontspanning aan het werk, maar bovendien de opmerking dat de behoefte van Gods ware volk naar allerlei zogenaamde recreatieve en sportieve activiteiten echt niet zo groot zal zijn, indien het althans recht ligt.

Tenslotte moet op de speelgenoten gelet worden. Alleen kinderen van wie de kinderen geen kwade zeden aanleren, komen daarvoor in aanmerking. Aangezien die er niet veel zijn, doen de ouders het beste eraan om de eigen kinderen alleen thuis onder eigen toezicht te laten spelen. Goddeloos handelt men wanneer de kinderen zonder meer naar buiten gestuurd worden om te gaan spelen zonder te letten op het spel en de speelgenoten. Ds. Meyers eindconclusie luidt daarom: "Ons besluit is dan, dat men de kinderen het spelen spaarzaam, in een eerlijk spel met goede speelgenoten moeste gonnen " 22> .

Dit is dus heel wat anders, zo vervolgt ds. Meyer, dan de wereld doet die de kinderen zoveel als het leren en het werk het maar toelaat, laat spelen zonder te letten op de tijdsduur, op het spel en de speelgenoten. Dat de wereld dit doet, is te begrijpen omdat de ouderen vaak even speelziek zijn als de kinderen. Zes dagen hard werken voor een klein dagloon om op de dag des Heeren niet te rusten, maar dan te gaan spelen en dan vaak het kleine weekloon in een keer op te maken. Dit is de grootste dwaasheid!

Drs.P.H.op 'tHof

Noten:

1) J.C. Bazen, H. Tijssen en M.M. van der Slikke, Recreatie en sport, uitgave van de LVSGS/SGP-jongeren, schets 18, 1999, 48 pagina's 2) Overigens wordt in de nieuwe Toelichting op het beginselprogram van de SGP bij artikel 19, dat over welzijn, recreatie en cultuur gaat, daarop ook gewezen. Zie: Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij, 1996, p. 83 3) Zie: van Dale, Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, dl. 2, 1976, p. 2304 4) J. de Swaef, De Geestelicke Queeckerije, 1621, p. 18v.. In 1984 verscheen bij 'De Banier' een herschrijving van dit opvoedingsgeschriftje van de hand van P. Kuijt, die het ook van een inleiding voorzag. 5) P. Wittewrongel, Oeconomia Christiana ofte Christelicke Huys- Houdinghe, 2 delen, 1661. Wij gebruiken hier de druk van 1661 die in vergelijking met de eerste drukken aanzienlijk is uitgebreid. Voor ons onderwerp is vooral het tweede boek van belang. 6) G. Meyer, Portaal des Heren of een verhandeling van de plichten der Ouderen, tweede druk, 1734. De eerste druk verscheen reeds in 1700 te Groningen. Het valt werkelijk zeer te betreuren dat dit werk, voorzover mij bekend, slechts in een paar bibliotheken is in te zien en daarom nauwelijks enige bekendheid onder ons geniet. Een fotomechanische herdruk ware zeer aan te bevelen! 7) De Swaef, a.w., p. 19. De heer Kuijt vertaalde dit met "ondeugende, slechte kinderen". Zie: J. de Swaef, De geestelijke kwekerij over de opvoeding van kinderen, 1984, p. 27 8) Wittewrongel, a.w., boek 1, p. 181 9) Wittewrongel, a.w., boek 2, p. 578-588 10) Wittewrongel, a.w., boek 1, p. 578. Ter wille van de leesbaarheid zijn in het vervolg van dit artikel alle langere citaten herspeld. 11) Wittewrongel, a.w., boek 2, p. 583 12) Zie voor de bezwaren tegen het gemengd zwemmen het artikel van de heer A. Verwijs, in: In het Spoor, augustus 1996, p. 46- 48 13) Wittewrongel, a.w., boek 2, p. 585 14) J. Koelman, De pligten der Ouders, 1679. Wij citeren uit de herschrijving van C. Bregman. Een herschrijving die wij betrouwbaar achten. J. Koelman, De plichten der ouders, 1984. 15) Koelman, a.w., p. 80-81 16) Koelman, a.w., p. 85 17) Koelman, a.w., p. 88 18) W. a Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 2, 1985, p. 100 19) Mij is alleen een artikel over hem bekend van de hand van dr. L.F. Groenendijk met de titel "Het Oldambster piëtisme gewogen door Gerhard Meyer (1655-1718)", in: Documentatieblad Nadere Reformatie, 1985, nr. 2, p. 43-61 20) Meyer, a.w., p. 116 21) Meyer, a.w., p. 117 22) Meyer, a.w., p. 118

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2000

In het spoor | 44 Pagina's

SPORT GEEN PROBLEEM? -1-

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 2000

In het spoor | 44 Pagina's