Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET HUWELIJK -1-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET HUWELIJK -1-

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1929 publiceerde ds. G.H. Kersten in 'De Banier' een zeer lezenswaardige artikelenserie van acht afleveringen over het huwelijkZakelijk en op Gods Woord gegrond zet hij daarin onder andere uiteen dat het huwelijk een door God bij de schepping ingestelde ordinantie is. Op deze ordinantie worden heden ten dage in ons land vele aanvallen gedaan. Zo werd in 1998 in ons land het geregistreerd partnerschap ingevoerd en vorig jaar het zogenaamde homohuwelijk mogelijk gemaakt, dat in de Bijbelse zin van het woord beslist geen huwelijk kan en mag genoemd worden. Ook eindigen ieder jaar in Nedeland in totaal zo 'n dertigtot vijfendertigduizend huwelijken in een echtscheiding. Gezien deze uiterst bedroevende, met Gods Wet in strijd zijnde situatie, die ook voor een deel aan de Gereformeerde Gezindte niet voorbijgaat, leek het ons als redactie ter waarschuwing, opscherping en onderwijzing goed om de genoemde artikelenserie van ds. Kersten over het huwelijk in dit blad nogmaals in twee afleveringen af te drukken. De eerste aflevering, waarvan de woorden zoveel als mogelijk herspeld zijn weergegeven en waaraan door ons tussenkopjes zijn toegevoegd, treft u hieronder aan.

Redactie

Inleiding

Aangrijpend ernstig is de algemene losmaking van de door God gegeven ordinantiën. De hechte banden waarmede de Heere de maatschappij samenbond, worden stout verbroken en driester steeds wordt met woord en daad onbeschaamd getuigd: Laat ons eten en drinken en vrolijk zijn.

Onder de instellingen Gods waarop de aanvallen vooral gericht zijn, telt ge in de eerste plaats het huwelijk. Hoe kan het anders? De losheid van zeden onder jong en oud dezer dagen algemeen waar te nemen; de vrijheid van omgang waarin geen kwaad gezien wordt; danszaal en bioscoop door tienduizenden avond aan avond bezocht; dit alles en zoveel meer moet zich in het huwelijk wreken. Een vrijheid van beweging begeert men met vol genot van zondelust. De van God gelegde banden moeten breken. Helaas! De losmaking van de door God aangelegde band kenmerkt niet alleen het buitenland, maar ook het Nederlandse volk. (...) Thans (...) schijnt men met de landen die Gods ordinantiën licht achten in Nederland te willen wedijveren in het kwade. De Staatscourant van 11 en 12 oktober [1929] bevatte niet minder dan 52 rechterlijk uitgesproken scheidingen, (waaronder 3 tussen tafel en bed). Met angst en vreze moet ieder zich wel afvragen wat worden moet van het Nederlandse volk. Het hellend vlak der zonde is betreden.!

Goed en kwaad hebben stuivertje gewisseld, zo een vooraanstaand Nederlandse het eens noemde. Het kwade is geen kwaad meer! En het kan niet achterblijven of het wordt openbaar: wat afvalt van de hoge God, moet vallen! Nederland zinkt. Het zinkt weg in de zonde. Des te duurder wordt de roeping voor degenen die naar Gods Woord nog vragen, de inzettingen des Heeren trouw en onverzwakt te bewaren. De opvattingen van de mensen mogen veranderen, Gods wil en Wet verandert niet! Dit geldt met name ook van het huwelijk. Dit is [een] scheppingsordinantie!

Het huwelijk: een door God bij de schepping ingestelde ordinantie

God heeft het huwelijk ingesteld. Deze nieuwe verbintenis tussen man en vrouw is geen uitvindsel van mensen, maar van de Heere Zelf gegeven. Hij schiep anders dan bij het gedierte des velds, waarvan Hij maakte mannetje en wijfje, eerst alleen Adam. Eerst nadat de man geschapen was, sprak God: Het is niet goed, dat de mens alleen zij; Ik zal hem een hulpe maken, die als tegen hem over zij• En dan beschrijft Mozes hoe de Heere Zelf de mens zijn eenzaamheid beseffen deed.

Immers toch Adam benoemde al het vee en het gevogelte des hemels en al het gedierte des velds, maar, zo lezen wij in Genesis 2:20, voor den mens vond hij geen hulpe, die als tegen hem over ware. Op Gods wetenschap en besluit kan dit geen betrekking hebben. Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend en in Zijn onveranderlijke raad lag het vast dat als tegenover dien Adam een vrouw geplaatst zou worden, opdat uit deze het geslacht des mensen zou gebouwd. Schepping en verlossing beide riepen om een vrouw. Niet als bij de engelen schiep God het gans getal des mensen in één ogenblik. Een menselijk geslacht had God verordineerd te bouwen uit Adam. En daartoe was de schepping van de vrouw van God besloten en onmisbaar. Evenals bij het gedierte des velds dus moest man en vrouw geschapen. Door God Zelf was dit bepaald. In Zijn raad lag het vast. Naar Zijn gemaakt bestek moest het gebouw van het menselijk geslacht verrijzen.

God schikte Adam Zelf een vrouw toe

Wanneer nu in Genesis 2 beschreven wordt dat na het noemen van de namen van het gedierte Adam geen hulpe vond die als tegenover hem ware, dan is het duidelijk dat de Heere bij Adam de behoefte aan een vrouw verwekt. Wat bij het redeloze gedierte niet bestaan kan, dat heeft God bestemd voor de mens. Adam wordt een vrouw toegeschikt. Die vrouw wordt geschapen uit één van Adams ribben. Zij zal een hulpe zijn, maar over de man niet heersen. God nam haar niet uit Adams hoofd.

Ook betaamt het Adam niet haar te vertrappen. God formeerde de vrouw niet uit Adams voet. En de verheffing van de vrouw boven de plaats der hulpe, die God haar wees, èn de vertreding van de vrouw in haar minachting, beide zijn tegen de ordinantie Gods. Hij, de Heere, schiep de vrouw uit een rib van Adam. De man zal haar liefhebben met zijn volle hart. Reeds de wijze waarop God de vrouw formeert, is van zo grote betekenis.

Bovendien meldt ons Mozes dat de Heere Adam zijn huisvrouw Zelf toebracht: Hij bracht haar tot Adam. In het kort gezegd: God sloot het eerste huwelijk in het Paradijs. Hij, de Heere, ordineerde voor de mens de geheel enige verbintenis waaruit het geslacht des mensen gebouwd wordt. Hij verwekte bij de mens de behoefte aan een hulpe tegenover hem. Hij schiep de vrouw uit de man. Hij bracht eindelijk de vrouw tot Adam. Het huwelijk is ordinantie Gods! Het is scheppingsordinantie!

Het huwelijk: niet om der zonde wil ingesteld

Er zijn Goddelijke instellingen om der zonde wil. Denk slechts aan de overheid. Naar Genesis 9:6 is de overheid van God ingesteld, gelijk ook Paulus in Romeinen 13:1 onweersprekelijk meldt: de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd. Maar de overheid is verordineerd om der zonde wil. Had de zonde niet de mens verdorven en de verhoudingen onder de mensen gans ontredderd, geen overheid ware noodzakelijk geweest en de ene mens had geen macht verkregen over het

leven zelfs van de anderen. De zonde maakte de instelling van de overheid noodzakelijk. De overheid is een ordinantie Gods om der zonde wil. Zo echter is het met het huwelijk niet. Vóór de zondeval, in het Paradijs, toen de mens nog versierd was met Gods beeld, toen heeft God het huwelijk gegeven. Het huwelijk is een scheppingsordinantie. Hiermede is geoordeeld de stelling van al degenen die in het huwelijk niet anders zien dan een contract gesloten door de vrije wil van twee personen en naar hun goedvinden weder te ontbinden. Het huwelijk heeft dieper wortel dan de vrije keuze van de mens, het wortelt in den wille Gods!

Het huwelijk draagt wel de bittere gevolgen van de zonden

In wat Genesis ons aangaande de instelling van het huwelijk leerde, ligt voorts een sterke vertroosting in alle leed dat ook in het huwelijk wordt gedragen. Niet ten onrechte vangt het Bevestigingsformulier van het huwelijk aan met de woorden: 'Aangezien den gehuwden gemeenlijk velerhande kruis en tegenspoed vanwege de zonde is toekomende'. Door de zonde brachten wij de vloek over ons. Naar Zijn rechtvaardig oordeel straft God de zonde met tijdelijke en eeuwige straffen. Ook het huwelijk draagt de bittere gevolgen van de zonden. Reeds Lamechs dubbel huwelijk is daarvan bewijs. Zijn schrikaanjagend woord wordt tot zijn vrouwen gesproken: Hoort mijn stem, gij vrouwen van Lamech, neemt ter ore mijn rede. Voorwaar, ik sloeg wel een man dood om mijn wonde, en een jongeling om mijn buile! Ook Jacob bleef het verdriet niet gespaard, in de onenigheid die veeltijds in zijn huis heerste. Hanna's leed, in stilte gedragen, wordt zelfs in deze dagen nog door menige kinderloze moeder gevoeld. Want èn die genoemde wrede, harde heerschappij van de man èn de onenigheid in huis èn de smart van de kinderloos gebleven vrouwen vormen nog het leed in het huwelijk. Somwijlen is het of aan de buitendeur reeds u het twistvuur tegen gloeit. Het is of een kennelijke vloek op sommiger huwelijken rust: moeite en nijd en haat verteren allen omgang der liefde, dronkenschap en ongeoorloofde omgang met anderen en wat al zondebedrijf meer zijn de oorzaak dat de vrede wijkt. Maar ook al is deze ellende, die door Gods goedheid tot betrekkelijk weinig gezinnen bleef beperkt, in de huisgezinnen niet, hoeveel zorg en kommer brengt dikwijls het huwelijk en vooral wanneer de kinderzegen rijkelijk het deel wordt!

Nog schikt God een iegelijk zijn huisvrouw als met Zijn hand toe

En wat nu kan in al dat leed hem sterken die in Gods wegen wandelt? Dat wij in onze harten verzekerd mogen zijn dat Gods hand nog heden ten dage een iegelijk man zijn huisvrouw als met Zijn hand toeschikt. Zo Hij Adam zijn huisvrouw Zelf geschapen en toegebracht heeft, zo schikt God nog een iegelijk man zijn vrouw toe. Soms geschiedt dit zo opmerkelijk dat wij nadrukkelijk moeten erkennen dat deze zaak van de Heere voortgekomen is. Men denke slechts aan Eliëzer, de knecht van Abraham, als hij op zijn gebed Rebekka ontmoet. Zo bleek in Jacobs ontmoeting van Rachel. En nog mogen Gods kinderen de bijzondere leiding des Heeren in hun weg wel bedenken. Zij ons hart erop gezet om in de rechte weg te komen tot het begeerde en van God verordineerde huwelijk. Niet in losheid en in de dienst van de zondige wellust kome het tot de trouwdag. Zo menigeen beklaagde zich geheel het leven den weg der zonde in de jonkheid bedreven. Dat wij onze wandel rein houden en in het huwelijk Gods ordinantie kennen! Hij zal Zijn zegen niet onthouden! Want Hij wil Zijn eigen instellingen kronen met verbeurde zegening. Daarom heeft de Heere Jezus het huwelijk zo hoog geëerd met Zijn giften en wondertekenen te Kana in Galilea. Hij zegent nog degenen die Zijn gebod als heilig eren!

Het huwelijk is wel heilig, maar geen sacrament

Als Gods ordinantie dus hebbe eenieder, wie hij ook zij, het huwelijk heilig te houden. Rijk en arm, vorst en onderdaan, edelman en bedelman, allen liggen gebonden onder de bepaling Gods voor geheel het menselijk geslacht gegeven in het Paradijs. Man en vrouw hebben een wettig van God verordineerd samenleven in het huwelijk. Maar hoe hoog het trouwverbond ook sta, omdat God het ordineerde, een sacrament is het niet! Dat heeft rome van het huwelijk gemaakt. Ten onrechte beroept rome zich op Efeze 5:32. De Vulgata (romes officiële Bijbel) vertaalde deze plaats aldus: Dit sacrament is groot. Maar deze vertaling is niet naar de oorspronkelijke tekst.

In het Grieks staat, gelijk de Nederlandse Statenbijbel het overzette: Deze verborgenheid (dit mysterium) is groot. Het woord 'sacrament' had dan ook in de eerste tijden van de Christelijke kerk de betekenis van mysterie. Reeds daarom doet rome de tekst geweld aan als het [het woord] 'sacrament' opvat in de zin die tegenwoordig dit woord heeft. Bovendien ziet de verborgenheid waarvan Paulus spreekt niet op het huwelijk zelf, maar op het symbool dat in het huwelijk ligt van de allernauwste en tederste vereniging tussen Christus en Zijn uitverkorenen. Ook hier vernacht bij rome de dwaling. Onmogelijk is het naar Gods Woord het huwelijk op één lijn te stellen met de sacramenten: Doop en Avondmaal. Maar rome heeft nu eenmaal Gods Woord verlaten en komt tot de meest dwaze stellingen. Het huwelijk een sacrament! Maar voor de geestelijken is dit sacrament dan weer verboden! Het is alleen voor de leken die tot een huwelijk komen.

Sacramenten zijn zegelen van de genade door Christus verworven!

Merk hierbij tenslotte nog op dat sacramenten zijn "heilige en zichtbare waartekenen en zegelen, van God ingesteld, opdat Hij ons door het gebruiken derzelve, de belofte van het Evangelie des te beter te verstaan geve en verzegele, namelijk dat Hij ons vanwege het enig slachtoffer Christus, aan het kruis volbracht, vergeving der zonden en het eeuwig leven uit genade schenkt". De sacramenten dus hebben betrekking op de genade door Christus verworven. Zij bevestigen Gods trouwverbond in Christus en sterken het geloof mitsdien in Gods volk. Maar het huwelijk is een natuurlijke verbintenis voor dit leven. Naar het eigen woord van de Heere Jezus zullen in de hemelen geen huwelijken worden gesloten. Daar zullen de uitverkorenen zijn als de engelen Gods. Het huwelijk hebben wij als inzetting Gods voor dit aardse leven heilig te houden. Maar geheel en al te verwerpen als sacrament. Dat is het niet! Dit echter betekent geenszins dat het huwelijk voor de kerk geen waarde hebben zou. Integendeel! Reeds volgt dit uit de huwelijksbevestiging waarvoor het formulier dient, dat door onze Gereformeerde Vaderen werd opgesteld en aan de kerk gegeven.

De huwelijkssluiting: niet alleen een taak van de kerk

Elke huwelijkssluiting toch is niet alleen voor de beide personen die elkander huwen, maar ook voor de betrokken familiën en voor de maatschappij en voor de kerk van grote betekenis. Gods schepping is een organisme. De zonde scheidt en scheurt vaneen. Maar Gods werk bindt tezamen. Ten nauwste geldt die samenbinding hen die één vlees worden. Maar ook door hen worden familiën in nauwer relatie gebracht, terwijl maatschappij en kerk uit het huwelijk gebouwd worden. De Hervormers hebben dan ook van stonden aan positie gekozen tegenover rome. De ultramontaan toch eist het huwelijk voor de kerk op. De Gereformeerden daarentegen kenden de burgerlijke overheid de bevoegdheid toe over vele huwelijksgevallen te oordelen, ja, zo immer doenlijk legden zich de synoden bij de uitspraak van de overheid neer. Men leze slechts de bepalingen van de synoden in het Kerkelijk Handboekje, dat elk die belang stelt in het Gereformeerd kerkelijk leven in bezit hebben moest. Noch wenste men het huwelijk aan de overheid geheel en alleen te laten, maar evenmin eiste de kerk voor zich geheel de sluiting en berechting van het huwelijk op. De overheid verlene sanctie [bekrachtiging, erkenning, goedkeuring; red.] aan wat in de familiekring werd vastgesteld.

De overheid dient het huwelijk heilig te houden

De overheid toch schept het huwelijk niet. Zo wij (...) reeds opmerkten, het huwelijk is scheppingsordinantie en bestond dus eer de overheid was, die werd ingesteld om der zonde wil. Maar al roept de overheid het huwelijk niet in het leven en al brengt zij het niet tot stand,

toch gaat het huwelijk van haar onderdanen niet buiten haar om. Haar dure roeping het heil van land en volk te zoeken en de grondzuilen vast te stellen waarop naar Gods Woord staat en maatschappij bevestigd worden, eist van haar ook het huwelijk heilig te houden voor haar onderdanen. Zo valt dus de sluiting van het huwelijk niet buiten haar bemoeiing. En dat hebben de Gereformeerden van stonden aan erkend. Zij die dus spottend vragen (...) wat de handeling van dat ambtenaartje te betekenen had dat er bij geroepen werd als twee jonge mensen elkander meenden, miskennen Gods ordinantiën en komen welhaast te land bij de vrije liefde. Daarentegen gaat de overheid buiten haar bevoegdheid wanneer zij de zeggenschap in de [kerkelijke; red.] huwelijkssluiting voor zich opeist. De revolutie voerde ook hier op verkeerd en zondig spoor!

De kerk bevestigt zelf het huwelijk!

Stotend is dan ook de bepaling in ons wetboek die een zelfs zware boete bedreigt aan ieder kerkelijk dienaar die het wagen zou een huwelijk te bevestigen dat niet eerst voor de overheid zou gesloten zijn. Want de kerk bevestigt het huwelijk voor zich. Zij heeft recht op de huwelijksbevestiging van haar leden. De kerk toch moet uit die huwelijken gebouwd. Reeds daarom mag het huwelijk aan de kerk niet worden onttrokken en in handen gelegd van een dikwijls zogenaamde neutrale overheid. Voor Gods aangezicht wordt in het midden van de gemeente het huwelijk gesloten. De bevestiging is meer dan een inzegening. Het komt mij dan ook voor dat aan de benaming kerkelijke bevestiging moet worden vastgehouden. Gaarne geeft ik prof. dr. H.H. Kuyper (zie Heraut 27 sept. 1929) toe dat de bevestiging gepaard gaat met een uitspreken en afbidden van de zegen des Heeren over het huwelijk, waarin zozeer die zegen van node is en dat die zegenbede van zeer grote betekenis is. Maar toch is de bevestiging meer dan het afbidden en uitspreken van een zegen. De kerk hebbe haar sanctie aan het huwelijk te verlenen; de verbintenis die airede in de familiekring besloten werd voor Gods heilig aangezicht vast te maken. Voor wie dan ook de waarde van Gods kerk kent en van haar handelingen, is het huwelijk dan ook eerst dan recht gesloten als voor de Heere men elkander voor het leven geworden is.

Spraakgebruik zuiver houden!

Bovendien hebben wij niet uit het oog te verliezen dat in onze dagen het kerkelijk spraakgebruik dikwijls blijk geeft van vervreemding en onwetendheid van de rechten die der kerke zijn. Men spreekt van bevestiging van lidmaten en inzegening van het huwelijk. Lidmaten worden niet bevestigd; terwijl boven het Huwelijksformulier geschreven staat: "Formulier om den huwelijken staat voor de gemeente Christi te bevestigen" en in de aanvang van dat formulier wordt gezegd dat de aan elkander ondertrouwden hun echtelijke verbintenis in Gods naam openlijk in de kerk willen laten bevestigen. Op elke huwelijkskaart en veel meer nog in kerkelijke afkondigingen enz. worde dan ook gesproken van de bevestiging des huwelijks in de kerk. De kerk, latend de overheid op haar terrein uitrichten wat haar roeping is, slaat niet koel de huwelijkssluitingen van haar leden gade, noch bidt alleen een zegen over die huwelijken af, maar zij sanctioneert en bevestigt het huwelijk in de naam des Heeren!

Het huwelijk is van grote waarde!

Het huwelijk (...) vormt (...) de cel waaruit in de van God verordineerde weg huisgezin en maatschappij en kerk worden gebouwd. Daarom heeft het huwelijk zulk een grote waarde voor de familiekring in de eerste plaats, doch ook voor kerk en staat. En elk van deze

kringen heeft met de middelen die hem ten dienste staan, te waken voor de heiligheid van de ordinantie die zijn levensbeginsel is. Neem het huwelijk weg en familie en maatschappij en staat storten ineen. In het vervolg zal hierop nog wel nader de aandacht vallen. Alleen zij thans opgemerkt van hoe groot gewicht voor geheel de menselijke samenleving het huwelijk is. Het huwelijk hebbe ieder in stand en in ere te houden!

Het huwelijk mag men niet tegenstaan!

Wij mogen het huwelijk niet tegenstaan. Dat geschiedt maar al te zeer. De stroom is verbreed, ontzaglijk verbreed van hen die het huwelijk verachten en zelfs zoeken uit te roeien. De motieven voor dit tegenstaan zijn zeer verschillend. Bittere vijandschap tegen God en Zijn instellingen is bij velen de kennelijke bron van die felle tegenstand. Zorgen en bezwaren voor het dagelijks brood weerhouden anderen van de huwelijksdag. Ja, er zijn mensen die menen uit Godsdienstige overwegingen het huwelijk te moeten mijden.

Godsdienstige bezwaren: valse vroomheid!

Om met de laatsten te beginnen, ik heb mensen ontmoet die, menende dat zij tot God bekeerd waren, het huwelijksbed weigerden. Het is voorgekomen dat niet alleen mannen, doch ook vrouwen zich beklaagden op kerkenraadsvergaderingen dat door zulke onthouding hun en haar een last werd opgelegd die niet was om te dragen. Zij die in twijfel staan over de vraag of iemand die God vreest wel huwen mag en eenmaal getrouwd zijnde, wel echtelijk leven mag, bedenken eens dat Paulus vermaant [in] 1 Corinthe 7:5: Onttrekt u elkander niet, tenzij dan met beider toestemming voor een tijd, opdat gij u tot vasten en bidden moogt verledigen; en komt wederom bijeen, opdat u de satan niet verzoeke, omdat gij u niet kunt onthouden!

Het moet scherp gezegd dat dergelijke vroomheid die tegen Gods ordinantie ingaat, met de ware vreze Gods niets heeft uit te staan. Al moeten Gods kinderen zichzelf menigmaal veroordelen vanwege de onreinheid van hun harten en de woelingen van het vlees en zoeken de reiniging van die vuile bron van al mijn wanbedrijven, dit neemt niet weg dat het huwelijk eerlijk blijft onder allen. Het is dan ook van de Bijbelheiligen in [het] Oude en Nieuwe Testament gezocht geweest; en dat onder Gods hoge goedkeuring en in bekroning met Zijn gunst. Abraham, Izak, Jacob dienen ten bewijs. De apostelen Johannes, Jacobus en Petrus zijn gehuwd geweest en Paulus, hoewel ongehuwd, heeft (hoe zou het ook kunnen? ) het huwelijk niet verboden. Wie dus uit Godsdienstige overwegingen het huwelijk veroordeelt, hij die meent dat de vreze Gods de echt zal verachten, hij zie de valsheid van zijn gewaande Godsvrucht in. Hij vreze voor zijn eigen hart, opdat het hem niet verstrikke, gelijk met vele voorbeelden (zelfs van Gods kinderen) zou aan te tonen zijn.

Het is plicht te huwen!

Er zijn mensen aan wie de gave van de onthouding gegeven is. Zij gevoelen de drang tot het huwelijk niet. Op hen rust ook de plicht van trouwen niet. Doch indien deze gave ons niet geschonken werd, zo verbindt Gods instelling ons tot het huwelijk, wie zij ook zijn, bekeerd of onbekeerd. En het huwelijksleven zal Gods kinderen de vrijmoedigheid niet benemen om tot Zijn genadetroon te komen. Izak bad den HEERE zeer, zo lezen wij in Gods Woord, in de tegenwoordigheid van zijn huisvrouw. En Izak bad om de vrucht des huwelijks, door huwelijksleven alleen te verkrijgen. Alle gedachte als zou het huwelijk zijn voor wereldse en onbekeerde, natuurlijke mensen zij hiermede bij de wortel afgesneden. De tegenstelling loopt niet, gelijk de dopersen leerde, tussen natuur en genade, maar tussen zonde en genade. God maakt door waarachtige bekering geen onnatuurlijke mensen, doch het is gelijk Johannes [Jan; red.] de Bakker, de bekende martelaar uit deze gewesten, zeide: "Niets menselijks is aan Gods volk vreemd"! Hetzij nog eens en met nadruk gezegd dat ten scherpste moet veroordeeld worden als gehuwden elkander niet zoeken. Welk een droeve indruk moet het ook maken op de kinderen als vader in deze en moeder in die kamer slaapt. Hier is een wortel van verwoesting van de huisgezinnen, gelijk steeds ligt in de vertreding van 's Heeren ordinantiën.

Geen Godsdienstig bezwaar dus kan noch mag tegen het huwelijk worden ingebracht. Een vroomheid die Gods ordinantie aantast, is vals en uit den boze. Zij voert tot zondedienst. Men merke het in menig geval

Door het "sluiten van een huwelijk (...) treedt men in eenen naar zijn wezen onontbindbaren levensstaat, welks ontbindbaarheid zicht- en tastbaar wordt in de vruchten van den echt, het daaruit geboren kind. (...) Man en vrouw mogen niet willen

uiteengaan. Dat te willen is reeds zonde, is naar Gods Woord (Ef. 6:28-29) eigenlijk even onnatuurlijk als het willen missen van een deel zijns lichaams. Dat willen moet bestreden worden! Eerst elkaêr niet-liefhebben, en dan den huwelijksband breken, is zonde stapelen op zonde. Men mag niet uit het niet-liefhebben voortschrijden tot echtscheiding"!

-Prof. D.P.D. Fabius, Studiën en Schetsen, november 1912, p. 260, 262-

maar op. Een ernstige waarschuwing tegen de eigenwillige godsdienst kan niet genoeg herhaald worden.

Gods Woord is een lamp en een licht!

Ook zij hier met een enkel woord gewezen op degenen die zich niet ontzien Gods Woord een zedeloos boek te noemen voor kinderen, althans ongeschikt om te lezen. Het is opmerkelijk dat deze veroordeling van Gods Woord vooral komt uit de kringen die de goddelooste en meest onterende stelsels aanhangen. Gods Woord is een lamp en een licht!

Wie dat Woord verwerpt, gaat in het duister. Bovendien is aan de ouders de zeer moeilijke taak opgelegd met hun kinderen ook over de meest intieme zaken te spreken. De kinderlijke vragen kunnen niet straffeloos worden ontweken met de gedachte dat op straat wel gehoord wordt wat meer dan nodig is te weten. En wat is nu beter middel ook in dit moeilijk werk van de opvoeding van de kinderen dan Gods Woord. Geheel de opvoeding bereide voor tot het heilig houden van Gods instellingen. Ook van het huwelijk, dat van ons moet worden gezocht en om geen bezwaar mag tegengestaan.

Menigeen heeft door zondelust en wereldzin geen moed meer om te huwen

Ook [mag het huwelijk] niet [tegengestaan worden; red.] om allerlei maatschappelijke bezwaren. Nochtans geschiedt dit in deze dagen bij honderden. Het levenspeil is opgevoerd boven de verdiensten. Men wil meedoen met de zovelen die zich allerlei vermaak en genot veroorloven. Het zou haast onbeschaafdheid gerekend worden in veler oog, indien men achter bleef bij de massa. Maar, om slechts iets te noemen, die vakantiereizen, dat vertoeven met de zijnen een of meer weken buiten in gehuurde woning of pension, kost geld. Dat uitgaan avond aan avond, het bezoek van bioscoop en allerlei uitvoering, het dansen en kaarten en biljarten, het deftig kleden, kortom geheel het opgevoerde leven vraagt meer geld dan menigeen betalen kan. Men denke nu niet alleen aan de lagere standen. Veeleer nog de beter gesitueerden lijden aan de kwaal hier genoemd. Men leeft boven zijn stand. Een knecht wil als patroon, een dienstbode als haar vrouw leven; de lagere standen zien naar de hogere. Men drijft elkander op. Schulden worden gemaakt. Huisgezinnen tekort gedaan. En velen die wel hun lusten willen voldoen, maar de schouders onder de last niet durven zetten, wachten zich wel tot een huwelijk te komen. Gemakzucht, genotzucht, wereldzin, zondelust werken zo moedbenemend dat de moderne mens van deze dagen de levenslast niet meer durft torsen.

Ook hier komt weer duidelijk uit dat in het houden van Gods geboden groot loon ligt. Het betreden van Gods weg geeft kracht en staalt in het leven. Maar de dienaar der zonden, de volgeling van de wereld, de verachter van Gods inzettingen zinkt in. Een algemene geest van pessimisme, moedeloosheid en afmatting heeft zich meester gemaakt van duizenden. Hun ontbreekt de nodige geestdrift, de moed, de levenslust. Men wil leven zonder God, doch bewijst het in de holheid zijns levens, buiten God kan de wereld niet. Dat wij het toch klaar inzien, opdat de bekoorlijkheden van de wereld ons niet verstrikken.

De onwettige bezorgdheid voor het dagelijks brood verhindere ons niet het huwelijk te sluiten. Dit wil niet zeggen dat wij zorgeloos de echt maar sluiten moeten, want tussen bezorgd zijn en zorgeloosheid ligt de weg die wij hebben te betreden. Maar het betekent dat wij zullen afzien van het leven der wereld, van haar grootsheid, van haar ij delheid, van haar goddeloze wandel. Ons leven zij in ootmoed, in nederigheid! De zorg ga over het bouwen van het gezin, daarin ligge ook alle vermaak. Het huis zij een aantrekking voor de man; zijn

thuis, en de plaats waar de kinderen het liefst vertoeven!

Dat toch het thuisblijven van de moeders veel zij!

O, die uithuizige moeders stichten zoveel kwaad. Uren brengen zij door in vroege morgen en late middag met praten. Ge ziet ze aan de deuren, kinderen roepend, schreiend, trappelend aan de rokken slingerend, maar door de moeder nauwelijks gehoord; want zij heeft het te druk met haar geburen. In haast wordt voor de maaltijd gezorgd; alleen het allernodigste in huis wordt verricht. Teveel is alles wat het gezin vraagt.

Zulk een moeder zaait wind en zal storm oogsten. Zij verzaakt haar dure roeping. Haar leven is buiten 's huis. Wat moet zij dan van haar groter wordende kinderen wachten? Het gezin valt uiteen zodra de kinderen lopen kunnen.

O, zoekt toch, ouders, uw zonen en dochters aan uw huis te binden. Offert u voor uw kinderen op. Dat zij het gezellig vinden bij u en in uw tegenwoordigheid. Niets ontheft u van de taak, u als vader en moeder opgelegd. Zomin het een man of vrouw midden uit de wereld vrijstaat avond aan avond bioscopen te bezoeken of in vriendenkringen buiten de deur te zijn, zomin is het de belijder van Gods Woord en nog minder Gods volk veroorloofd elke avond buiten de deur door te brengen, al is het dan ook niet in de kroeg, maar in gezelschap met de vromen. Hoe nodig de beoefening van de gemeenschap der heiligen ook is, en hoe het te betreuren zij dat de Godvruchtige gezelschappen van weleer schier niet meer gehouden worden, toch mag het Godsdienstig- en gezelschapsleven niet tekort doen aan het vervullen van de roeping in onze huisgezinnen ons opgelegd.

In het kort gezegd, wij mogen het huwelijk met al de last dien het brengt, niet tegenstaan!

*) In De Banier van 14 okt., 16 okt., 18 okt., 21 okt., 23 okt., 25 okt., 31 okt. en 2 nov. 1929

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2001

In het spoor | 44 Pagina's

HET HUWELIJK -1-

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juli 2001

In het spoor | 44 Pagina's