Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS  DE 16E EN 17E EEUW 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS DE 16E EN 17E EEUW 3

36 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In onze eerste en tweede aflevering zijn we ingegaan op de Reformatie in respectievelijk Engeland en Schotland gedurende de zestiende eeuw 1 '. In deze derde en laatste aflevering willen we de geschiedenis van kerk en staat in Engeland en Schotland gedurende de zeventiende eeuw aan de orde stellen. Dit kunnen we slechts globaal doen daar deze periode zo complex en rijk geschakeerd is, dat onmogelijk in het korte bestek van dit artikel aan alle facetten recht gedaan kan worden 2 '.

In dit artikel zullen met betrekking tot de wijze van kerkregering regelmatig de termen 'episcopaals', 'erastiaans', 'presbyteriaans' en 'independent' of 'congregationalistisch' vallen. 'Episcopaals' wil zeggen dat de kerk van bovenaf geregeerd wordt door bisschoppen. 'Erastiaans' is dat aan de staat zeggenschap of zelfs het oppergezag in kerkelijke aangelegenheden wordt toegekend, wat de kroonrechten van Christus als het Hoofd van Zijn Kerk aantast. In het 'presbyteriale' stelsel wordt de plaatselijke gemeente geregeerd door de kerkenraad (presbyterium). Een hoger bestuur in de kerk is er niet. Wel is er een geestelijk gezag van de meerdere vergaderingen (classis, provinciale en generale synoden). Uitspraken van deze vergaderingen worden echter alleen als bindend beschouwd als en voorzover zij genomen zijn naar Gods Woord. In dit stelsel heeft de overheid geen zeggenschap in de kerk.

De 'independenten' kennen geen meerdere vergaderingen die een geestelijk gezag hebben. Zij beklemtonen sterk de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente of congregatie, die niet door de kerkenraad wordt geregeerd, maar door alle gelovigen tezamen. Tot zover de uitleg van enkele begrippen.

1603: Jacobus I, koning over Schotland, Engeland en Ierland

In 1603 stierf de ongehuwde Engelse koningin Elizabeth Tudor, dochter van Hendrik VIII en Anna Boleyn. Daar zij geen kinderen naliet, was zij de laatste Tudor op Engelands troon. Zij werd opgevolgd door Jacobus I, die al sinds 1583 koning van Schotland was. Hierdoor kwamen de beide koninkrijken die in het verleden nogal eens als kemphanen tegenover elkaar hadden gestaan, in staat van vereniging: het begin van Groot-Brittannië! Koning Jacobus streefde ernaar om zowel in kerk als staat een verdere eenheid tussen die beide landen tot stand te brengen.

Mogen we deze Jacobus in de leer misschien een gematigd calvinist noemen, voor wat de kerkregering betreft, was hij een aanhanger van het episcopaalse stelsel. Hij achtte de episcopale hiërarchie zoals de Anglicaanse Kerk van Engeland die kende, zelfs van wezenlijk belang voor de vestiging en instandhouding van een absolutistisch getint koningschap. "No bishops, no king", was zijn devies! Vóór 1603 was zijn beleid in Schotland er steeds op gericht geweest om de koninklijke macht over de toen presbyteriaans georganiseerde Schotse kerk te vergroten en daar het bisschoppelijke stelsel in ere te herstellen. Dit was hem nog maar ten dele gelukt. Na 1603 probeerde hij de Schotse kerk met des te meer kracht naar Engels voorbeeld om te vormen. Een beleid dat vanzelfbij de episcopaalsgezinden in goede aarde viel, maar bij de presbyterianen, vooral in Schotland, veel leed veroorzaakte. Behalve dat de bisschoppen de kerk weer gingen regeren, probeerde de koning de Schotse kerk vanaf 1618 ook de zogenaamde 'vijf artikelen van Perth' op te dringen (zie kader op p.19). Bepalingen die riekten naar de tijd van vóór de Reformatie. Onder andere was eis dat men voortaan het avondmaal knielend ontving. Het verplicht stellen van deze artikelen bracht vele presbyteriaanse predikanten in gewetensnood. Zij konden onmogelijk hierin meegaan. In het bijzonder het artikel over het knielend ontvangen van het avondmaal stuitte onder hen op veel verzet en bracht hen in botsing met de bisschoppen en andere prelaten, wier optreden in de loop van de tijd in wreedheid toenam.

Behalve antipresbyteriaans, was Jacobus' beleid ook antipuriteins. Weliswaar had hij in het begin van zijn regering op voorstel van puriteinsgezinden opdracht gegeven tot het vertalen van de Bijbel uit de grondtaal - een werk dat in 1611 voltooid werd en dat resulteerde in de bekende onovertroffen King James Version maar dit was meer tactiek om hen vooralsnog gunstig te stemmen en om af te komen van de volgens hem "oproerige en verraderlijke kanttekeningen" met betrekking tot de verschuldigde gehoorzaamheid aan de

koning in de toen in gebruik zijnde Geneefse vertaling uit de tijd van John Knox.

De antipuriteinse houding van de koning kwam duidelijk naar voren toen niet-puriteinen bij de koning begonnen te klagen over het feit dat vanwege de sterk groeiende invloed van de puriteinen op het volksleven zaken als volksdansen en boogschieten op zondagmiddag in gedrang dreigden te komen. In 1617 vaardigde hij daarom de zogenaamde Declaration of Sports uit, waarin hij bepaalde dat dergelijke vormen van ontspanning op zondag wel toegelaten moesten worden. Deze regeling moesten de predikanten van de kansel afkondigen! Dat een en ander tot gevolg had dat in die tijd de uittocht van puriteinen uit de gevestigde kerk een aanvang nam, laat zich licht begrijpen. "Schotland kookte van Godsdienstige verontwaardiging toen Jacobus" in 1625 stierf', terwijl heel wat puriteinen in Engeland vrije, zelfstandige gemeenten, de zogenaamde congregations, vormden of in georganiseerd verband, vaak via Nederland, naar de 'Nieuwe Wereld' trokken. Deze laatsten staan bekend als de eerste 'Pilgrim Fathers'.

1625: Karei I volgt zijn vader op

Jacobus' zoon Karei I, die in 1625 zijn vader opvolgde, zette de politiek van zijn vader voort. Mede vanwege zijn huwelijk met de Frans-roomse prinses Henriëtta Maria verdacht men hem van roomsgezindheid. Nog meer dan zijn vader duldde Karei I geen non-conformistische opvattingen in zijn rijk.

In Engeland bestreed hij samen met aartsbisschop William Laud, die er arminiaanse denkbeelden op nahield, het bijwonen en houden van kerkdiensten buiten de eigen Anglicaanse parochie te vuur en te zwaard. Hevig werden de puriteinen vervolgd. Hierom en vanwege de economische achteruitgang in die tijd besloot rond 1630 opnieuw een deel van de puriteinen in de vrije, afgescheiden gemeentes naar Noord-Amerika te emigreren. Aan het einde van de jaren dertig maakten zelfs wel twintigduizend puriteinen de oversteek! Ondanks deze forse aderlatingen was het evenwel nauwelijks merkbaar dat de sterke puriteinse beweging in die jaren aan kracht inboette.

Behalve dat onder het volk de meedogenloze terreurpolitiek van koning Karei en aartsbisschop Laud heftige weerstanden opriep, begon ook het Engelse parlement steeds meer tegengas te geven en aan invloed te winnen. Dit bracht de koning in 1629 tot het besluit om voortaan zonder parlement verder te regeren, hetgeen hij tot 1640 volhield. Een maatregel die op zich goed paste binnen zijn streven naar een absoluut koningschap. Dit streven vloeide voort uit zijn visie, wat overigens ook de visie van zijn vader was, dat een vorst regeerde krachtens het Goddelijke recht, het droit divin. Om die reden mocht hij als Christelijk vorst ook geen tolerantie betrachten tegenover afwijkende meningen, zo meende hij.

1637: Karei I wil de Schotse kerk een Algemeen Gebedenboek opdringen

Toen Karei I in 1637 besloot om ook in de Schotse kerk een Algemeen Gebedenboek (Book ofCommon Prayer, ook wel 'Lauds liturgie' genoemd) in te voeren om daarmee de door zijn vader begonnen omvorming van de Schotse kerk naar het anglicaanse model te voltooien, stuitte dit op massaal verzet van de Schotse predikanten, de adel en het volk. Men was buitengewoon verontwaardigd over deze tirannieke maatregel van de koning en de onrust in het gehele land werd met de dag groter. Op zondag 23 juli 1637, toen deken Hanna voor het eerst uit het nieuwe 'misboek' in de St. Gileskerk te Edinburgh zou voorlezen, ging de knuppel daar het

hoenderhok in. De overlevering meldt dat een bejaarde vrouw, Jannet Geddes geheten, kort na binnenkomst van de deken - wat aanleiding gaf tot gemurmel onder het kerkvolk dat vervolgens overging in luid gepraat - plotseling opstond en deken Hanna luidkeels toeriep: "Schurk, spreekt ge de mis in mijn oor? ", waarop zij een voetstoeltje pakte en dit in de richting van de eerwaarde wierp. En toen brak de storm los! De stoelen vlogen langs de pilaren in de richting van de prelaten. De hellebaardiers moesten eraan te pas komen om de orde te herstellen. Zij drongen de menigte de kerk uit. Het gepeupel liep nu in de straat voor de kerk te hoop en gooide stenen door de ramen van het kerkgebouw, terwijl de prelaten het hazenpad kozen. De gehele stad Edinburgh, het bolwerk van het Schotse calvinisme, was die dag in rep en roer, een dag die in de geschiedenis bekend staat als de 'Stony Sabbath' 4) . De koning was woedend toen hij van het gebeuren hoorde en gelastte dan ook strenge maatregelen.

Dit uit de hand gelopen protest in Edinburgh gaf wel aan dat de spanning in Schotland om te snijden was. Spoedig zou ook blijken dat des koningszaak in Schotland na zoveel jaren van bisschoppelijk terreur niet meer te redden viel!

1638: het Covenant vernieuwd!

Vóórdat de genoemde rel in Edinburgh plaatsvond, hadden getrouwe leeraars de krachten al gebundeld om het verzet tegen de tirannie van de koning en zijn vazallen vaste vorm te geven. Godvruchtige mannen als onder meer ds. David Dickson en ds. Alexander Henderson traden als spreekbuis van de presbyteriaanse beweging op, ondersteund door de naar Aberbeen verbannen ds. Samuel Rutherford. Zogenaamde 'Tables' waarin presbyteriaanse vertegenwoordigers van de adel, de burgerij en predikanten zitting hadden, werden opgericht. De confrontatie met de koning naderde een climax. Wonderlijk was hetgeen toen in begin 1638 plaatsvond 5 '. De predikanten, de adel en het volk sloten een verbond met... een vooraanstaand en machtig aards vorst? Nee, met de Koning der koningen! Op woensdag 28 februari 1638 werd in de Greyfriars kerk in Edinburgh voor een grote menigte de tekst van een nieuw 'National Covenant' (Nationaal Verbond) voorgelezen. De tekst bestond uit drie delen. Het eerste gedeelte was bijna letterlijk overgenomen uit het oude 'Covenant' (1581) dat destijds niet alleen door het volk, maar ook door de koning was ondertekend en daarom ook wel de King's Confession werd genoemd. Hierin werd de leer van de Hervorming onderschreven, de roomse godsdienst als vals aangemerkt en alle tradities die geen grond hadden in Gods Woord afgewezen. Daarna volgde een tweede deel dat bestond uit een uitvoerige opsomming van de in het verleden door de koning en het parlement goedgekeurde besluiten en wetten die het presbyteriaans karakter van de kerk van Schotland officieel erkenden. Dit gedeelte was opgesteld door de jonge rechtsgeleerde Archibald Johnston van Warriston, die later als ouderling ook deel zou nemen aan de Westminster Synode.

En dan volgt als derde een waardig slot waarvan ds. Henderson de auteur was:

"Wij, edelen, baronnen, heren, burgers, predikanten en onderdanen (...) belijden hierbij voor God, Zijn engelen en voor de wereld, dat wij plechtig met ons gehele hart verklaren en besluiten cle voornoemde ware Godsdienst gedurig en standvastig al de dagen van ons leven te zullen aanhangen. (...) omdat wij, na behoorlijk onderzoek, duidelijk bemerken en zonder twijfel geloven, dat de vernieuwingen, zoals deze in onze smeekschriften, klachten en protesten zijn aangeduid, geen grond hebben in het Woord van God en in strijd zijn met de artikelen van de voorzegde Belijdenis, zoals deze de mening van de gezegende Hervormers in dit land weergeeft, en ook in strijd zijn met de bovenomschreven besluiten van het Parlement, en neigen tot de wederoprichting van de roomse godsdienst en tirannie en de omverwerping en vernietiging van de ware Gereformeerde

Godsdienst en van onze vrijheden, wetten en staten. (...)

Wij beloven en zweren daarom door de GROTE NAAM VAN DE HEERE ONZE GOD, om in de belijdenis en gehoorzaamheid van de voorzeide Godsdienst voort te gaan en deze te verdedigen, en dat wij al deze tegenovergestelde dwalingen en verdorvenheden zullen weerstaan, overeenkomstig onze roeping, en met het uiterste van onze krachten, die God in onze handen gegeven heeft, al de dagen van ons leven.

Op gelijke wijze en met hetzelfde hart, verklaren wij voor God en mensen, dat wij geen voornemen noch begeerte hebben om enig ding te doen, tot ofieer van God, of tot vermindering van de grootheid en het gezag van de koning, ..." 6>

Nadat vrijwel alle aanwezigen volmondig hun instemming hadden betuigd met hetgeen voorgelezen was en gezworen hadden daarbij te zullen blijven, volgde de plechtige ondertekening, terwijl de schrijvers naarstig afschriften maakten van het oorspronkelijke document. Deze werden over het gehele land verspreid en ondertekend. Overal in het land werd het Verbond vernieuwd. Het was als in de dagen van koning Josia: En het ganse volk stond in dit verbond (2 Kon. 23:3b)!

In Lanark was ds. John Livingstone toeschouwer van het voorlezen van het nieuwe 'Covenant'. "Ik mag werkelijk zeggen", zo schreef hij in zijn dagboek,

"dat ik in mijn gehele leven, uitgezonderd de dag in Kirk ofShotts [toen onder zijn prediking een opwekking plaatsvond; RV], nooit eerder zulke bewegingen van de Geest van God gezien heb. Ik zag hoe meer dan duizend personen opeens de handen ophieven [toen een normale gewoonte bij het eedzweren; RV] en de tranen stroomden uit hun ogen. In het gehele land, de papisten en enkele weinigen die op de hand van de prelaten waren uitgezonderd, koos het volk algemeen voor het verbond van God, voor de hervorming van de Godsdienst en tegen de prelaten en de ceremoniën " 7> !

De zogenaamde Tweede Reformatie in Schotland was thans begonnen.

In het najaar van 1638 kwam voor het eerst sinds jaren de Generale Assemblee (Synode) van de Schotse kerk weer bijeen. Deze vergadering die in de oude kathedraal van Glasgow onder voorzitterschap van ds. Alexander Henderson gehouden werd, bestond uit 143 predikanten en 95 ouderlingen, van wie een groot deel tot de adel behoorde. Deze synode, later genoemd de 'Covenant Assembly', besloot de artikelen van Perth buiten werking te stellen, de liturgische en kerkordelijke ideeën van de arminiaanse aartsbisschop Laud te verwerpen en de bisschoppen af te zetten. Verscheidenen van hen werden zelfs geëxcommuniceerd. Door deze besluiten werd de Schotse kerk met het oog op de kroonrechten van Christus op Zijn kerk weer in haar presbyteriaanse vorm hersteld.

1639-1640: De 'Bisschoppen-oorlogen'

Hoe reageerde de koning, die in Engeland zijn residentie hield, hierop? Kon hij instemmen met hetgeen had plaatsgevonden in Schotland? Geenszins! Hij beschouwde het als pure rebellie tegen zijn persoon. Daarom verzamelde de koning vroeg in het voorjaar van 1639 een leger om Schotland binnen te vallen. In allerijl brachten echter ook de covenanters onder leiding van veldmaarschalk Alexander Leslie een leger op de been.

Nu de koning de verworven rechten en vrijheden niet wilde erkennen, bleef er immers geen andere weg over dan het land te beschermen en de zaak van het Covenant onder het veelzeggend vaandel: "For Christ' Crown en Covenant" (Voor Christus' kroon en verbond) tegen de vijanden te verdedigen! Veel van deze soldaten stonden met hard en ziel achter het Covenant, zodat het Schotse leger veel beter gemotiveerd was dan

de soldaten van de koning. Ook het feit dat de koning grote moeite had met het op tijd uitbetalen van de soldij, bevorderde de animo in zijn leger niet. Tot een confrontatie kwam het nog niet. Waarschijnlijk met het doel een betere gelegenheid af te wachten, sloot Karei I met de Schotten een overeenkomst, de zogenaamde "Pacificatie van Berwick", waarbij hij onder meer de Schotse eisen tot samenroeping van een vrij parlement en een vrije Generale Assemblee inwilligde.

Al in augustus van hetzelfde jaar kwamen beide lichamen te Edinburgh in vergadering bijeen. De vorig jaar door de zogenaamde 'Covenant Assembly' genomen besluiten, werden gehandhaafd. Nogmaals sprak men zich ronduit voor het presbyteriaans karakter van de Schotse kerk uit en tegen het door de koning opgedrongen episcopalisme. Dit nam de koning niet! Maar om een leger op te been te krijgen die de Schotten met harde hand tot gehoorzaamheid zou dwingen, moest hij eerst aan geld zien te komen. Daartoe riep hij noodgedwongen het Engelse parlement, dat hij in 1629 zelf naar huis gestuurd had, na zoveel jaren weer bijeen en verzocht de parlementsleden geld beschikbaar te stellen voor een huurleger. Maar het overwegend presbyteriaansgezinde parlement weigerde dit. De koning ontbond daarom na drie weken dit parlement weer en formeerde via gedwongen dienstplicht een leger. Ondertussen hadden de Schotten hun kans al waargenomen en waren Engeland binnengevallen. Bij Newcastle ontmoeten de beide legers elkaar. In een bloedig treffen behaalden de covenanters de overwinning. Dit dwong Karei I naar de onderhandelingstafel. Noodgedwongen willigde hij de Schotse eisen in, zoals erkenning van de 'Covenant Assembly' van 1638 en een forse schadeloosstelling voor de gemaakte oorlogskosten. Daarmee was de oorlog ten einde (augustus 1640).

1640-1643: Ook in Engeland verzet tegen de koning

Ook in Engeland rees er steeds meer verzet tegen de machtsaanmatiging en episcopaalse voorkeur van de koning. In het parlement, dat in november 1640 opnieuw door de koning bijeengeroepen werd, hadden de presbyterianen inmiddels een meerderheid verkregen. Hun woordvoerders eisten de afzetting en berechting van de belangrijkste steunpilaren van de koning, te weten: Lord Strafford en aartsbisschop Laud. Dit vond kort daarop ook plaats. Verder nam het parlement maatregelen om het koninklijk absolutisme in te perken.

Tegen het einde van 1640 werd bij het parlement een petitie ingediend, ondertekend door wel vijftienduizend burgers, waarin geëist werd dat het episcopale stelsel in de Engelse kerk vervangen zou worden door een meer Bijbels model van kerkinrichting 8 '. Reeds in 1641 kwam een voorstel daartoe in het parlement aan de orde en op 15 oktober 1642 werd met het oog op de nadere reformatie van de kerk inzake liturgie, tucht en kerkregeling besloten een vergadering van Godgeleerden samen te roepen, de Westminster Synode! Doch daarover straks meer.

In de zomer van 1641 waren vanuit Ierland zeer verontrustende berichten binnengekomen van een daar door roomsen aangericht bloedbad onder de Engelse protestanten. Hiervoor achtte men het bewind van Lord Strafford mede verantwoordelijk. Optreden tegen deze gruweldaden werd algemeen als noodzakelijk ingezien.

Omdat men de koning echter verdacht hield van sympathie voor de roomse Ieren, wilde het parlement niet dat de koning aan het hoofd van het leger zou staan dat vergeldingsmaatregelen zou treffen tegen deze roomse opstandelingen. Dit viel bij de koning, die immers een aanhanger was van een absolutistisch koningschap, geenszins in goede aarde. Het was er mede de oorzaak van dat in augustus 1642 een burgeroorlog ontbrandde tussen de koning en het Parlement. Daar de soldaten van de koning veel beter geoefend waren in het oorlogvoeren dan de strijders in het leger van het parlement, stond de zaak van het parlement er al snel niet gunstig voor. Het presbyteriaansgezinde parlement vroeg daarom aan de Staten en Generale Assemblee van het overwegend puriteinse Schotland om hulp, wat in 1643 leidde tot het zogenaamde 'Solemn League and Covenant' (Plechtige verbintenis en verbond) tussen Schotland, Engeland en de puriteinen in Ierland. Bij deze verbonds sluiting werd plechtig voor Gods aangezicht beloofd om de kerk in deze landen overeenkomstig Gods Woord verder te reformeren. En gestreefd zou worden naar een kerkelijke en politieke eenheid op grond van presbyteriaanse beginselen.

1643-1649: de Westminster Synode

Terwijl deze Engelse burgeroorlog in alle hevigheid woedde, bleven de Godgeleerden van de Westminster Assembly in vergadering bijeen om de beoogde reformatie van de Engelse kerk tot stand te brengen. Zij vergaderden met tussenpozen vanaf 1 juli 1643 tot 22

februari 1649 in de Westminster Abbey. Meestal werden de zittingen door zestig tot tachtig leden bijgewoond.

De Engelse afgevaardigden waren door het parlement aangewezen. Onder de benoemden bevonden zich geen arminianen, pelagianen of antinomianen. Het waren puriteinen, alleen wel met verschil van inzicht aangaande de kerkregering: behalve de presbyterianen, die de meerderheid uitmaakten, waren er twee erastianen en vijf (later twaalf) independenten aanwezig. Ook episcopaalse puriteinen waren uitgenodigd, maar dezen waren niet op komen dagen, omdat ze bang waren voor het dreigement van de koning dat deelnemers aan deze, zonder koninklijke goedkeuring gehouden synode alle kerkelijke rechten zouden verliezen. Door de Generale Assemblee van de Schotse kerk en met goedkeuring van de Schotse Staten werden na de sluiting van het 'Solemn League and Covenant' ook een vijftal Schotse predikanten, onder wie ds. Alexander Henderson, ds. Samuël Rutherford en ds. George Gillispie, en een drietal ouderlingen, onder wie Archibald Johnston van Warriston en de graaf van Lauderdale, naar de Westminster Synode afgevaardigd.

Van deze synode verklaarde de bekende Engelse ds. Richard Baxter (1615-1691): "De Christelijke wereld had nooit sinds de dagen van de apostelen een synode van voortreffelijker Godgeleerden (alles bij elkaar genomen) dan deze synode - en de synode van Dordt" 9) ! De eerste tien weken hield deze synode zich bezig met een revisie van de zogenaamde Negenendertig Artikelen, de toenmalige officiële geloofsbelijdenis van de kerk van Engeland. De revisie van vijftien artikelen was klaar, toen op aansporing van het Engelse parlement deze arbeid werd gestaakt. Het parlement wenste namelijk dat men eerst met de dringende zaak van de kerkregering zou beginnen en daarna een nieuwe confessie voor de drie koninkrijken gezamenlijk zou opstellen. De synode volgde deze aansporing op.

Omdat men over de gewenste kerkorganisatie en - regering wel met elkaar van inzicht verschilde, maar over de liturgie of de leer niet, zijn daarover op de Westminster Synode de meeste en langdurigste discussies gehouden. Men sprak zelfs van 'The Grand Debate' van dertig dagen over de kerkregering tussen de presbyterianen en de vijf independenten. Zelfs onder de presbyterianen was er op dit punt op onderdelen verschil van mening. Uiteindelijk kwamen degenen die het ius divinum (het Goddelijk recht) van de presbyteriale kerkvorm verdedigden (dat volgens hen duidelijk ingesteld is of "geboden wordt in het Nieuwe Testament als de enige norm en onveranderlijke vorm van kerkinrichting"), als 'overwinnaars' uit het debat tevoorschijn. Tot deze groep behoorden ook de Schotten. Vervolgens werd de presbyteriaanse kerkinrichting door het Engelse parlement aanvaard en op 29 juni 1647 afgekondigd.

Na de kerkregering wierp de synode zich op de liturgie. Het meeste werk hieraan werd door de Schotten gedaan op basis van Knox' liturgie, het zogenaamde Book of Common Order. Daarna volgde het opstellen van wat nu de Westminster Confessie heet. Ongeveer tegelijkertijd met het opstellen van de Confessie werden ter synode ook de zogenaamde Grote Catechismus (met het oog op de 'catechismusprediking') en de Kleine Catechismus (met het oog op het onderwijs aan de kinderen) opgesteld en besproken 10 '. De nieuw opgestelde belijdenis werd zowel door het Schotse als door het Engelse parlement aanvaard.

1643-1649: Strijd tussen parlement, leger en koning

In Engeland kreeg de Westminster Confessie kort na de aanvaarding door het parlement minder betekenis dan verwacht, omdat Oliver Cromwell (1599-1658) met zijn independenten in 1648 alle presbyterianen uit het parlement verwijderde. Wat was er aan de hand? Niet lang nadat in 1643 in Engeland en Schotland het 'Solemn League and Covenant' was gesloten, was ook een verdrag met een meer militair karakter tot stand gekomen met als belangrijke afspraak dat de Schotten een leger beschikbaar zouden stellen, dat later door Engeland zou worden betaald. In januari 1644 was dit

Schotse leger Engeland binnengevallen om het leger van het Engelse parlement, dat onder de bekwame leiding stond van de puritein Oliver Cromwell, bij te staan in de strijd tegen de koning.

In zijn boek Lex Rex, dat in 1644 van de pers was gerold en aller aandacht had getrokken, verdedigde ds. Samuël Rutherford in lijn met Knox en Buchanan dat een dergelijk gewapend verzet tegen de koning een rechtvaardige zaak was, omdat volgens hem een natie het recht en de plicht had om tirannieke vorsten van hun koningschap te ontheffen 11)!

De beide legers brachten eerst bij Marston Moor en later, op 13 juni 1645, bij Naseby het leger van Karei I een zware nederlaag toe, wat feitelijk het einde betekende van deze eerste Engelse burgeroorlog, al was daarmee de vrede in Engeland nog niet in alle opzichten hersteld. Want weldra tekende zich een machtsstrijd af tussen het overwegend presbyteriaansgezinde parlement en het onoverwinnelijk geachte leger van Oliver Cromwell, waarin de independenten het voor het zeggen hadden. De Engelse presbyterianen probeerden voortdurend met de koning tot een vergelijk te komen. Zij wilden de koning erkennen, mits in Engeland de presbyteriaanse kerkorde als de enig geldende regel ingevoerd zou worden. De independenten konden met deze voorwaarde niet instemmen, daar zij dan ook de uitsluiting vreesden van hun eigen kerkelijke richting. Verder waren zij van mening dat de overheid geen beperkingen mocht opleggen aan kerkelijk andersdenkenden zolang dezen niet afweken van de in de Schrift vervatte fundamentele waarheden. In hun ogen weken de roomsen en socinianen daarvan wel af. Voor hen begeerde hun leider, Oliver Cromwell, dan ook geen Godsdienstvrijheid.

De presbyterianen vreesden op hun beurt dat evenwel zo allerlei sekten de kop op zouden steken, wat in de praktijk ook gebeurde! Daarom hadden zij een hartgrondige afkeer van deze tolerantiegedachte. In tegenstelling tot de presbyterianen en een deel van de covenanters hadden de independenten weinig met de koning op. Toen het door de presbyterianen beheerste parlement van Engeland en een deel van de Schotse covenanters alsmaar bleven aansturen op herstel van het koningschap - een leger van de royalistische covenanters marcheerde zelfs met dat doel Engeland binnen! - , greep Cromwell hardhandig in. Met behulp van zijn leger zuiverde hij het parlement van presbyterianen, versloeg het leger van de covenanters bij Preston (1648) en liet Karei I gevangennemen en berechten. Na schuldig bevonden te zijn aan hoogverraad, werd hij op 30 januari 1649 onthoofd. Een daad die door de Schotse covenanters als een 'koningsmoord' werd veroordeeld, maar daarentegen door Godvruchtige predikanten onder de independenten, zoals ds. J. Owen en ds. Th. Goodwin, als rechtmatig verdedigd, omdat de oorlog tegen de koning naar hun mening een wettige oorlog was. Feitelijk waren Engeland, Schotland en Ierland nu een republiek geworden onder de bezielende en krachtige leiding van de puriteinse independent Oliver Cromwell.

1649-1658: Een republiek onder leiding van Cromwell

In 1649 nam het Schotse parlement een wet aan waarin allen die in meer of mindere mate des konings zaak verdedigd hadden, in klassen werden verdeeld overeenkomstig de mate van hun afvalligheid van het Covenant. Door deze 'Act of Classes' werden veel van Kareis aanhangers uit staatsambten en hoge posten in het leger ontheven.

Na alle wederwaardigheden en nederlagen kon evenwel een deel van de na de zuivering overgebleven covenanters in het Schotse parlement het koningshuis van de Stuarts nog niet loslaten. Een delegatie werd naar Nederland gezonden om de in ons land verblijfhoudende zoon en troonopvolger van Karei I, ook Karei geheten, te bevragen of hij koning van Schotland wilde worden op voorwaarde dat hij voor Gods aangezicht aan het Covenant trouw wilde zweren. Hiertoe bleek hij bereid. Sommigen hadden echter door dat Karei II dit slechts deed om de kroon te bemachtigen. In juni 1650 landde hij al in Schotland. Cromwell kwam met zijn leger direct in actie. Na twee veldslagen, respectievelijk te Dunbar in september 1650 en te Worchester in september 1651, werd het Schotse leger definitief verslagen en moest Karei II, die inmiddels al tot koning van Schotland gekroond was, weer naar het vasteland uitwijken.

In Engeland bleek het zogenaamde 'rompparlement', dat bestond uit de parlementsleden die na uitzuivering van de presbyterianen overgebleven waren (circa zeventig van de ruim tweehonderd parlementsleden), niet in staat om de gewenste hervormingen door te voeren. Daarom verving Cromwell dit parlement door een nieuw parlement waarin de leden op grond van Godsvrucht door zijn legerraad gekozen werden. Maar ook

dit parlement werd vanwege problemen na slechts een halfjaar gefunctioneerd te hebben door Cromwell weer opgeheven. Feitelijk was 'Lord Protector' Cromwell in Engeland nu alleenheerser geworden, terwijl hij ter behartiging van de zaken in Schotland admiraal Monk als gouverneur aanstelde.

Cromwells beleid met betrekking tot kerkelijk andersdenkenden was in de ogen van de presbyterianen te tolerant. Een te tolerante houding kon hem ten aanzien van de openbare zeden niet verweten worden, want daarop liet hij strikt toezicht houden. Ook werden aan allerlei vormen van amusement beperkingen opgelegd. Kortom, de puritanisering van het volksleven werd onder Cromwell met kracht nagestreefd, aldus de heer W. van der Zwaag 12) .

Cromwells belangrijkste geestelijke adviseurs waren de al genoemde Godvruchtige independente predikanten ds. Th. Goodwin en ds. J. Owen, terwijl naast ds. O wen bovendien ds. Richard Baxter (1615-1691) als veldprediker in het leger van Cromwell dienst deed.

De pijnlijke verdeeldheid van de covenanters: 'protesters' en 'resolutioners'

Toen kort na de onthoofding van Karei I in 1649 zijn zoon Karei II werd gevraagd koning te worden van Schotland, hadden enkele predikanten van de covenanters, onder wie ds. Patrick Gillespie, ds. Samuël Rutherford en ds. James Guthrie, daar grote moeite mee. Zij wantrouwden niet zonder redenen de bedoelingen van Karei II, ook al had hij voor het oog aan het Covenant trouw gezworen. Tevens protesteerden zij tegen de voorstellen ('Public Resolutions') om de al genoemde 'Act of Classes' te versoepelen. De gedachte daarachter was dat ook degenen die geen 'Strict Covenanters' waren, na een oppervlakkige schuldbelijdenis weer dienst zouden kunnen nemen in het leger om zo het gebrek aan bekwame aanvoerders op te lossen, want juist het gebrek aan bekwame aanvoerders was volgens de voorstanders van deze 'Public Resolutions' er de oorzaak van geweest dat het leger van de covenanters bij Dubar in de strijd tégen Cromwell en vóór de koning verslagen was. De 'protesters' daarentegen zochten de oorzaak in de zonden van het Schotse volk. Zij drongen aan op schuldbelijdenis en afbreken van de zonden, wat onder meer verwoord werd in het in 1653 gepubliceerde geschrift: Oorzaken van Gods toorn tegen Schotland, vertoond in de recente droeve gebeurtenissen, waarvan ds. James Guthrie (mede)auteur was. Gedrongen door de nood waarin Schotland verkeerde, ging een meerderheid van de synode van de Schotse kerk desgevraagd met de versoepeling akkoord. De in de minderheid verkerende 'protesters' veroordeelden dit besluit en beschouwden het als verraad aan het Covenant, waarna de voorstanders, de 'resolutioners', hen dreigden te censureren. Zover kwam het niet, omdat Cromwell de 'protesters' in bescherming nam. Gezien het feit dat ook aan de kant van de 'resolutioners' Godvruchtige mannen waren, was hier sprake van een droevige verwijdering tussen broeders van hetzelfde huis.

Het synodebesluit was nog maar goed en wel gevallen of het parlement trok vervolgens de 'Act of Classes' geheel in. Tal van ex-covenanters en andere vijanden van Gods Kerk werden nu weer tot hoge ambten en posten toegelaten. Sommigen van hen zouden na 1660 meedogenloze vervolgers van de covenanters worden! Prominente vervolgers in spé waren bijvoorbeeld de graaf van Middleton, de hertog van Hamilton en de graaf van Lauderdale. Hoewel onbedoeld, maakte in feite dit op grond van haalbaarheidsoverwegingen genomen parlementsbesluit de weg vrij voor de vervolgingen die na de restauratie van het Stuartsregime in 1660 zouden losbarsten, daar Karei II en anderen zich toen openbaarden als grote vijanden van het 'Covenant'! De loop der geschiedenis heeft dus bevestigd dat de 'protesters', tot wie ook ds. Hugo Binning en ds. Andrew Gray behoorden, het aan het rechte eind gehad hebben. Sommige 'resolutioners' hebben dit later ook toegegeven. Maar ondanks alles waren de jaren onder Cromwells heerschappij toch zegenrijk, daar in die tijd evenwel vele zielen tot God bekeerd werden!

1660: de restauratie van het Stuartsregime

Toen Cromwell in 1658 overleed, werd hij opgevolgd door zijn zoon. Deze bleek voor het ambt van Lord Protector niet de juiste man te zijn en werd daarom gedwongen terug te treden. Het oude 'rompparlement' kwam weer in functie. Dit parlement trachtte opnieuw het leger aan zich te onderwerpen, waarop de generaals van het leger op hun beurt het parlement naar huis stuurden, met als gevolg dat Engeland in een bestuurlijke chaos dreigde weg te zinken. Toen achtte admiraal Monk de tijd rijp om in te grijpen. Hij rukte met een leger vanuit Schotland op naar het zuiden en herstelde het Engelse parlement in functie, waarbij ook de bij de zuivering van 1653 weggestuurde presbyteriaanse parlementsleden weer toegelaten werden. Nieuwe parlementsverkiezingen leverden echter een parlement op waarin de koningsgezinden en anglicanen die niet tot de puriteinen gerekend konden worden, een meerderheid hadden. Dit parlement stuurde aan op restauratie van de Stuarts-dynastie. Voor de tweede keer werd Karei II, die wederom als balling in Nederland verbleef, de kroon aangeboden, maar nu door het Engelse parlement en thans op voorwaarde dat hij beloofde de rechten van het parlement te zullen handhaven en ruimschoots amnestie te zullen verlenen. En dit beloofde Karei, zodat hij in het jaar 1660 de troon kon bestijgen. Niet alleen Engeland, ook Schotland aanvaardde hem toen als koning.

Ook restauratie van de Anglicaanse Kerk

Behalve voor de restauratie van de monarchie zorgde het Engelse parlement ook voor het herstel van de Anglicaanse Kerk 13) . In dat kader werd het gebruik van een inhoudelijk anglicaans Book of Common Prayer verplicht gesteld. Verder werden een reeks strafwetten die gericht waren tegen allerlei vormen van non-conformisme afgekondigd. Wie zich als overheidspersoon niet volledig conformeerde aan de riten van de Anglicaanse Kerk, werd uitgesloten van alle openbare ambten. En geestelijken moesten tekenen dat zij volledig instemden met het Book of Common Prayer, daarentegen het 'Solemn League and Covenant' (Plechtige verbintenis en verbond) afwezen en zich geheel zouden onderwerpen aan de bisschop indien ze in het verleden niet door een bisschop geordend waren. Wie weigerde, diende zijn post te verlaten. Op 24 augustus 1662, de zogenaamde 'Black Bartholomew's Day', verlieten hierdoor ruim tweeduizend presbyteriaanse en ongeveer vierhonderd independente of congregationalistische voorgangers hun gemeentes, onder wie predikers als ds. Richard Baxter, ds. Thomas Watson, ds. Thomas Brooks en ds. Matthew Meade.

Het houden en bijwonen van conventikels buiten de Anglicaanse Kerk werd verboden, evenals het preken door 'leken'. Vanwege overtreding van deze bepaling belandde bijvoorbeeld de 'lekenpredikant' John Bunyan twaalf jaar in de gevangenis. Tevens werd in 1665 bepaald dat geen enkele afgezette geestelijke binnen een straal van vijf mijl van de plaats waar hij vroeger het ambt bediend had, mocht verblijven. Een en ander betekende dat de puriteinen in Engeland onder koning Karei II fel vervolgd werden.

De Covenanters vervolgd

In Schotland was de situatie niet veel anders. Karei II en zijn vazallen ontpopten ook daar al snel hun ware gedaante. Kareis motieven waren macht en wellust waarvoor alles en iedereen moest wijken. Lord Warriston, een belangrijke voorstander van het Covenant, die Karei over zijn zedeloos gedrag vermaand had, ds. James Guthrie, ds. Patrick Gillespie en anderen werden gevangengenomen.

In september 1660 verscheen een proclamatie waarin opdracht werd gegeven om alle exemplaren van Rutherfords Lex Rex en van Guthries Oorzaken van Gods toorn in beslag te nemen. Wie weigerde deze boeken in te leveren, werd als vijand van de koning gebrandmerkt. De inmiddels lichamelijk verzwakte ds. Rutherford werd gedagvaard om voor de rechtbank te verschijnen, maar hij stierf voordat het zover was. Onder Karei II werd het Schotse parlement voornamelijk samengesteld uit ex- en anti-covenanters. In januari 1661 kwam het parlement voor het eerst sinds jaren weer bijeen. Een van de eerste besluiten was om alle sinds 1633 gehouden parlementsvergaderingen in één klap voor onwettig te verklaren, wat ook inhield dat daarmee het presbyteriale stelsel in de kerk van Schotland afgeschaft werd. De beide Covenants (1638 en 1643) werden buiten de wet geplaatst en symbolisch in het openbaar verbrand. Koning Karei werd hoofd van de kerk en voerde de bisschoppelijke hiërarchie opnieuw in. Mede door de verraderlijke arbeid van de ex-covenanter ds. James Sharp werd in het bijzonder een hetze ontketend tegen de leiders van de 'protesters' die zich er steeds voor hadden gewacht om water bij de wijn te doen. Verscheidene 'protesters' lieten het leven op het schavot.

Tijdens de al genoemde grote 'predikanten-uitwerping' van 1662 op 'Black Bartholomew's Day' werd van de Schotse kerk bijna de helft van de predikanten afgezet. Onder hen waren naast een aantal 'resolutioners' vrijwel alle 'protesters'. Zij bleven echter in het geheim voorgaan, hetgeen streng verboden was. Bloedige vervolgingen barstten los, waarvan het dieptepunt in 1685 bereikt werd. Zelfs doodsvonnissen werden voltrokken aan mensen die alleen maar aanwezig waren geweest op geheime samenkomsten. Gods Kerk werd verdrukt, maar evenwel niet uitgeroeid, niet verteerd! De soldaten die voor de vervolgingen werden ingezet, werden betaald uit een speciaal daarvoor geheven belasting. Vanzelf weigerden vele covenanters deze belasting te betalen, wat hun eveneens in moeilijkheden bracht. Respectievelijk in 1669 en 1672 kondigde de koning wel op onderdelen verzachtingen af ten aanzien van sommige aan predikanten gestelde bepalingen. Wie van de uitgeworpen predikanten bereid was het erastiaanse principe van de koning te aanvaarden, zou weer officieel mogen preken in de eigen gemeente. Dit leidde helaas opnieuw tot verdeeldheid tussen de covenanters. Men sprak van Indulged- en Not-indulged-predikanten (toegeeflijke en niet-toegeeflijke predikanten). De eerste groep aanvaardde de verzachte eisen van de koning wel, de andere niet 14).

In 1679 op de gedenkdag van koning Karei II publiceerde een groep covenanters die tot de Not-indulgedcovenanters gerekend moeten worden, in het openbaar een beginselverklaring waarin de na 1660 door het parlement genomen besluiten tot vernietiging van de Reformatie, scherp werden veroordeeld en waarin een openlijke afkeer van de verbondsbreuken werd uitgesproken. Deze groep werden 'Strict Covenanters' genoemd. Dit mondde uit in een confrontatie. Na een aanvankelijk succes werd echter het bijeenverzamelde leger van deze covenanters op 22 juni 1679 door de regeringstroepen in de slag bij de Bothwell Bridge een zware nederlaag toegebracht.

Onder leiding van de radicale ds. Richard Cameron, wel 'de leeuw van het Covenant' genoemd, en ds. Donald Cargill legde een deel van deze groep, de zogenaamde cameronianen, evenwel een jaar later opnieuw een dergelijke verklaring af. In tegenstelling tot de verklaring van een jaar geleden bevatte deze verklaring ook een openlijke afzwering van Karei II als koning, omdat hij het Verbond der vaderen verbroken had en door een tiranniek bestuur de rechten van Christus als Hoofd van de natie op een gruwelijke wijze geschonden had 15) . Deze verklaring werd door de regering gezien als rebellie. De cameronianen namen toen daadwerkelijk de wapens op tegen de koning. Ook waren vooral deze volgelingen van ds. Cameron en ds. Cargill (later) zo radicaal dat zij zelfs de banden doorsneden met de Notindulged-covenanters die contacten onderhielden met Indulged-covenanters. Bijvoorbeeld met de vooraanstaande en algemeen geachte Not-indulged-covenanter ds. Alexander Peden 16), de 'profeet van het Covenant'! Een maand na de genoemde afkondiging van de tweede verklaring overrompelden de koninklijke troepen ds. Cameron en ruim zestig volgelingen. Allen werden gevangengenomen of gedood. Twee jaar later werd ook ds. Cargill gedood. De leiding van de cameronianen werd nu overgenomen door de jonge, wat minder radicale ds. James Renwick.

Voor de ere Gods hebben deze Godvruchtige predikanten goed en bloed overgehad; in de wrede vervolgingen mochten zij op Hem vertrouwen Die machtig is te verlossen in alle nood, zelfs bij het naderen van de dood!

1685-1688: Koning Jacobus II

Koning Karei II stierf in 1685 zonder kinderen na te laten. Hij werd opgevolgd door zijn roomse broer Jacobus II. Hoewel Jacobus in Schotland niet tot koning gekroond werd, trad hij wel als zodanig op. Ondanks dat in 1681 de zogenaamde 'Test Act' was uitgevaardigd die het bekleden van ambten voor roomsen uitsloot, benoemde koning Jacobus, gebruikmakend van

zijn bevoegheid tot het verlenen van dispensatie, op verscheidene posten roomsen.

Verder voerde hij in 1687 driemaal verzachtingen door waardoor in Schotland en Engeland diverse strafbepalingen tegen Godsdienstoefeningen van zowel roomsen als protestantse non-conformisten werden opgeheven. Huisgodsdiensten waren voortaan toegestaan, maar het bijwonen en houden van preken in de openlucht bleef streng verboden. Daar stond de doodstraf op. Voornamelijk alleen de cameronianen onder leiding van ds. James Ren wiek konden zich bij het verbod op openluchtsamenkomsten niet neerleggen. Zij ontzegden de koning ten enenmale het recht om iets toe te staan of te verbieden in zaken die slechts de kerk aangingen. De verboden overeenkomsten in het open veld werden door hen onverminderd voortgezet. Daarvoor werden zij in naam van de koning meedogenloos vervolgd, wat in februari 1688 aan ds. James Ren wiek het leven kostte. Niet langer daarna volgde Jacobus' laatste verzachting die het einde van de vervolgingen van deze covenanters inluidde 17).

1688: De 'Glorieuze Omwenteling'

Op 10 juni 1688 werd uit het huwelijk van de roomse koning Jacobus II met Maria van Modena een zoon geboren. Daarmee verging de hoop van veel protestanten dat Jacobus' dochter Maria Stuart, de vrouw van de protestantse prins Willem III, hem op zou volgen. Derhalve waren de belangen van het protestantisme in groot gevaar. Toen het Engelse parlement aan prins Willem verzocht om met een leger de Noordzee over te steken, besloot hij dan ook, beseffende dit gevaar, onder de banier van: "Voor de protestantse Godsdienst en de vrijheid van Engeland" op 26 oktober 1688 deze onderneming te wagen. Zijn vloot landde bij Torbay. Prins Willem rukte vervolgens op naar Londen. Terwijl vele van Jacobus' soldaten deserteerden, vluchtte Jacobus zelf naar Frankrijk om vandaar uit de strijd voort te zetten. Zonder veel tegenstand en bloedvergieten gaven de royalisten in Engeland zich gewonnen. Op 22 februari 1689 werden prins Willem en prinses Maria Stuart tot koning en koningin van Engeland gekroond. Geproclameerd werd:

"Alzo het de almachtige God heeft behaagd ons door Zijn grote genade over dit koninkrijk een wonderlijke verlossing van het pausdom en de arbitraire macht te beschikken en alzo wij onze behoudenis, naast God, schuldig zijn aan het besluit en gedrag van Zijne Hoogheid, de Prins van Oranje, die God verkoren heeft om het heerlijke instrument te zijn van zulk een onwaardeerbaar geluk voor ons en voor ons nakomelingschap (...) zo proclameren wij (...) Willem en Mary, Prins en Prinses van Oranje, om koning en koningin van Engeland en Ierland te zijn..." 18)!

De gevluchte koning Jacobus, prins Willems schoonvader dus, poogde het rijk weer onder zijn macht te krijgen, maar zijn leger werd op 12 juli 1690 bij de rivier de Boyne in het overwegend roomse Ierland definitief door het leger van prins Willem III verslagen. De dreigende overheersing door rome was afgewend en de vervolgingen waren verleden tijd. Ook in Schotland! Want in april 1689 had ook het Schotse parlement Jacobus als koning afgezworen en daarna prins Willem en prinses Maria Stuart als koning en koningin over Schotland erkend. Alle wetten die de vervolging van de presbyterianen hadden mogelijk gemaakt, werden vervolgens door het parlement ingetrokken en de Westminster Confessie bekrachtigd. De bisschoppen werden van hun waardigheid ontheven. Het parlement koos voor de presbyteriale vorm van kerkregering, zoals deze in een wet van 1592 door de toenmalige Schotse koning Jacobus I eenmaal was vastgesteld als "de enige regering van de Kerk van Christus in dit koninkrijk" 19 '. Alleen de verbonden werden niet vernieuwd! Ten slotte, op 16 oktober 1690 kwam ook de Generale Assembly van de Schotse kerk voor het eerst sinds 37

jaar weer bijeen. Vele aanwezige afgevaardigden droegen nog de tekenen van de vervolgingen. Grote blijdschap en dankbaarheid zal hun harten vervuld hebben, nu de zolang verdrukte kerk na een worsteltijdperk van bijna dertig jaar weer in de ruimte werd gesteld!

Noten:

1) Zie: In het Spoor, oktober- en decembernummer 2001 2) De lezer die zich hierin verder wil verdiepen, verwijzen wij voor de Schotse kerkgeschiedenis naar het boek Naßali, een losgelaten hinde van L.J. van Valen, en voor de Engelse kerkgeschiedenis naar het recent verschenen, helder geschreven en alleszins lezenswaardige boek: De Reformatie der Puriteinen van W. van der Zwaag. Een beknopte, meer wetenschappelijke behandeling van de kerkgeschiedenis van beide landen, is aan te treffen in: R. Bisschop, "Geschiedenis van het Puritanisme", in: Het Puritanisme. Geschiedenis, theologie en invloed, 2001, p. 19-119 3) Geciteerd bij: W. van der Zwaag, De Reformatie der Puriteinen, 2001, p. 163

4) L.J. van Valen, Naftali, een losgelaten hinde, 1992, p. 56-60 5) Zie voor een beschrijving van de wonderlijke verbondssluiting die plaatsvond: Van Valen, a.w., 1992, p. 61-65 6) Zie voor de volledige tekst van dit 'Covenant': Van Valen, a.w., 1992, p. 362-371 7) L.J. van Valen, Pelgrim naar Immanuëls land. Het leven van Samuël Rutherford, 1998, p. 140 8) R. Bisschop, "Geschiedenis van het Puritanisme", in: Het Puritanisme. Geschiedenis, theologie en invloed, 2001, p. 71 9) Geciteerd bij: W. van der Zwaag, De Reformatie der Puriteinen, 2001, p. 234 10) G. van Rongen, in: De Westminster Confessie met de Grote en de Kleine Catechismus vertaald en ingeleid door drs. G. van Rongen, 1986, p. 18-23 11) Van Valen, a.w., 1998, p. 169 12) Van der Zwaag, a.w., p. 282 13) Bisschop, a.a., p. 80-83 14) Bisschop, a.a., p. 85 15) Van Valen, a.w., 1992, p. 204-205 16) Bisschop, a.a., p. 86-87 17) Bisschop, a.a., p. 89-90 18) Van Valen, a.w., 1992, p. 339 19) Van Valen, a.w., 1992, p. 342

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2002

In het spoor | 48 Pagina's

KERK EN STAAT IN GROOT-BRITTANNIË TIJDENS  DE 16E EN 17E EEUW 3

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2002

In het spoor | 48 Pagina's