Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

'OVER WEINIG ZIJT GIJ GETROUW GEWEEST'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

'OVER WEINIG ZIJT GIJ GETROUW GEWEEST'

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

In elke provincie (behalve in Limburg) heeft de SGP een Provinciale Vereniging. Tot voor kort, namelijk tot de integrale wijziging van de landelijke statuten in 1997, waren sommige provincies opgedeeld in een aantal statenkringen. Dit is het geval geweest in Zuid- Holland, Gelderland, Zeeland en Overijssel. De kiesverenigingen in zo'n statenkring vormden een statenkringvereniging. Zowel het statenkringbestuur als het provinciaal bestuur ontvingen de door de betrokken kiesverenigingen samengestelde kandidatenlijsten voor de Provinciale Staten. Ook kon het bestuur van de statenkringvereniging ingeschakeld worden als beroepsinstantie.

Aanvankelijk behoorden de kiesverenigingen in het rivierengebied waarschijnlijk tot de Statenkring Ede. Dit geldt in ieder geval voor pkv-Geldermalsen-Tricht, want de notulen van de ledenvergadering van 16 januari 1947 melden als een ingekomen stuk een schrijven

van de Statenkring Ede, "aankondigende een vergadering, waar we evenwel geen afgevaardigde naar toe kunnen zenden, daar de tijd hiervoor te kort is".

Hierin is echter al spoedig verandering gekomen. De notulen van dezelfde kiesvereniging (22 november 1948) melden: "Tevens deelt de Voorz. mede dat de Kerkeraad der Ger. Gemeente te Waardenburg toestemming verleend heeft, dat de Consistorie kan gebruikt worden voor het houden van een vergadering voor een op te richten Statenkringvereeniging. Deze verg. zal D.V. Vrijdag over acht dagen worden gehouden n.m. 7 uur". En inderdaad maken de notulen van 10 januari 1949 melding van een opgerichte Statenkring. Deze bestaat onder de naam 'Statenkring Waardenburg', maar dat verandert al snel. In de Geldermalsense notulen van 9 januari 1950 wordt al gesproken over 'Statenkringvergadering Tiel-Wychen'. De eerste voorzitter van deze Statenkring was ouderling D. den Besten uit Tricht, bekend van de eerste aflevering in deze serie. Tot de Statenkring behoorden 9 kiesverenigingen: Brakel, Bruchem-Kerkwijk, Culemborg, Gameren, Geldermalsen-Tricht, Hedel, Herwijnen, Nederhemert,

Waardenburg. Door herindelingen zijn hierin wel eens wijzigingen opgetreden 1 '.

De notulen van de eerste jaren uit het bestaan van deze Statenkring moeten als verloren beschouwd worden. Wel heb ik inzage ontvangen in het notulenboek waarin de vergaderingen vanaf 21 februari 1964 verslagen worden. Toen al was Van Mourik bestuurslid. Het is mijn bedoeling de notulen vanaf die tijd met u in tijdsvolgorde door te nemen.

Godsvrees

Voorzitter in 1964 was Statenlid C. Middelkoop uit Culemborg. Ook het andere Statenlid, J. van Duist uit Nederhemert, was bestuurslid. Op de vraag van iemand (26 februari 1965) of een avond van de Statenkring "een gezelschap dan wel een politieke sfeer diende te hebben", antwoordde Van Middelkoop "dat ons uitgangspunt steeds behoort te zijn geloof, bekering, Godsvrees".

Nadat de lezing van ir. F.C. Moree op 3 maart 1967 te licht bevonden werd (zie aflevering I), verklaart de heer W.H. van Oostrum uit Zuilichem zich bereid "op de jaarvergadering een onderwerp te behandelen, en dat wel in die geest als zojuist vermeld", namelijk "dat ieder weet waar hij precies aan toe is, zonder nog langer schuilevinkje te spelen" (20 december 1967). Van Oostrum is diaken geweest van de Gereformeerde Gemeente te Brakel, en is bekend als samensteller van enkele bundels met stichtelijke historische verhalen. In de gemeente Brakel was hij tevens SGP-raadslid. Op 14 maart 1968 houdt hij zijn lezing, getiteld: "De S.G.P. en de problemen van deze tijd". De kern van zijn betoog

"is in één zin samen te vatten, n.l. in deze: Onvoorwaardelijk, zonder enig voorbehoud, terug naar het Woord en de Zaak des Heeren, daar alle pogen zonder resultaat en ieder probleem daarbuiten onoplosbaar wezen zal

Zijn referaat levert

"eigenlijk maar één punt ter discussie op n.L: Wat moet en wat zal er worden gedaan tegen de steeds verdergaande verwatering, dit niet het minst in het hoofdbestuur. Velen geven blijk niet voldoende vertrouwen in de partijvoorz. te kunnen hebben, zeer velen zijn van mening dat de laatste 15 jaar veel te veel naar 's mensen mening wordt gehandeld, doch dat er een noodzakelijke terugkeer dient plaats te vinden, daar anders de toekomst der S.G.P. zeker aan een zijden draad hangt".

Besloten wordt een schrijven te richten aan het bestuur van de provinciale vereniging, welk schrijven door bedoeld bestuur aan het Hoofdbestuur dient te worden doorgegeven.

Rapport-Walcheren

Op 6 december 1968 functioneert Van Duist voor het eerst als voorzitter, nadat Middelkoop op 30 mei is overleden. Op deze avond wordt Van Mourik tweede voorzitter. De inleider van die avond is de heer J.C. Langenberg uit Culemborg, het latere Stichtingsbestuurslid. Zijn referaat heeft als hoofdinhoud: "verontrusting".

De aanleiding tot zijn onderwerp is 'het rapport van de gehouden enquête onder de S.G.P.-kiezers op Walcheren'. In dit rapport wordt zendtijd voor radio en tv bepleit. 'Walcheren' wilde zo min mogelijk tijdredes, maar meer politieke onderwerpen, minder predikanten op de lijst enz. Enkele punten van Langenberg nemen we hier over:

- het streven in genoemd rapport voert ons steeds verder af van Gods getuigenis, en is deswege volledig te verweipen;

- het zich richten naar het streven der zg. progressieve jongeren binnen de SGP, zal ongetwijfeld voor veel ouderen de weg tot de aloude beginselen afsnijden; - eindconclusie: de zg. vernieuwing en verandering is niet naar Gods Woord, ergo geen plaats meer voor 's Heeren Kerk binnen de gelederen der SGP, indien de 'verlichte' ideeën in hun volle lengte en breedte moeten worden gerealiseerd.

Van Oostrum deelt daarna mee dat de pkv-Brakel naar aanleiding van het 'rapport-Walcheren' een verzoek heeft gericht aan het Hoofdbestuur. Besloten wordt dat ter ondersteuning van bedoeld punt voor de agenda op de partijdag van 22 februari 1969 een schrijven namens alle kiesverenigingen die ressorteren onder deze Statenkring, zal worden verzonden aan het Hoofdbestuur, "dit ter ondersteuning van het streven van de K.V. Brakel". Het jaarverslag over 1968 stelt: "Verschillenden uit ons gewest zien (...) de eerstkomende Alg. Verg. met zorg tegemoet".

Op 14 februari 1969, dus vlak voor de partijdag, vergadert de Statenkring opnieuw. Gebleken is dat de bewuste vraag van de pkv-Brakel door het Hoofdbestuur geweigerd is als agendapunt, hoewel het HB een toezegging had gedaan. "De heer Van Duist wordt mandaat verleend, nadat de K.V. Brakel dit punt tijdens de Rondvraag op de Alg. Verg. te Utrecht zal hebben aangesneden, de gevoelens van de St.kr. Tiel-Wychen in deze te vertolken".

De breuk in de SGP

De partijdag brak aan. Deze jaarvergadering had een onverkwikkelijk verloop. De heren Van Oostrum, Van Duist en De Groot werd het woord belet over het rapport-Walcheren. Anderen mochten wel het woord voeren. Van Duist werd openlijk aangevallen.

Deze gang van zaken is de directe aanleiding geweest tot de oprichting van een Comité van Bezwaarden. Op de eerste vergadering die dit Comité hield, namelijk op 22 maart 1969 te Leerdam, waren Van Oostrum en Van Duist aanwezig. Zij maakten deel uit van het Comité. Van Duist voerde als volgt het woord:

"Waar gaat het eige? ilijk over? Over dit ene punt: God heeft van eeuwigheid een Volk uitverkoren, souverein, niet om iets dat in hen was of komen zou, maar naar Zijn welbehagen. Waarom? Tot Zijn eer en heerlijkheid, om Zijn eer te vermelden. Dat is de breuk in de SGP en in ons hart: Gods eer wordt niet meer bedoeld, Zijn Woord wordt niet meer gehandhaafd, zelfs uiterlijk wil men dat niet meer; krachtens onze diepe val kunnen we het ook niet meer, tenzij God ons het wil leren.

Mijn brood heb ik verloren; nee, net niet, maar God gaf in mijn hart: Uw eer eeuwig groot maken al verlies ik alles. Ik ben geen man van revolutie op partijvergaderingen. 6 jaar geleden ben ik voor het laatst op de partijdag geweest. Er is geen kruimeltje van de ere Gods meer bij.

Als Ds Abma achter zijn eigen beginsel stond, waarom dan geen adhesie betuigd aan Brakel? Mij

is gevraagd de bezwaren van Tiel-Wychen naar voren te brengen. (...) Die meneer die [op de partijdag] over mij sprak heb ik als jongen goed behandeld, in m 'n huis opgenomen, ik heb meegewerkt om hem in alles te helpen.

Ik wilde bedanken als Statenlid van Gelderland. Toen zijn bij mij geweest: Mulder, Kroon, Daan van Mourik. Op dringend verzoek van hen ben ik gebleven in de Provinciale Staten.

Aan Daan van Mourik ben ik met liefdebanden verbonden, al is hij van een andere kerk.

Ik ben geen man van 3 of 4 zetels, maar van de beginselen" 2) .

Aanvankelijk maakte Van Mourik geen deel uit van het Comité. Als reden werd daarvoor opgegeven zijn lidmaatschap van de Provinciale Vereniging Gelderland, die een onderhoud had aangevraagd met het HB (zie aflevering II). Maar Van Mourik en Keuken 3) hadden "gisteren nog gebeld dat ze het ten volle met ons eens zijn" 4) .

Op de tweede vergadering van het Comité (30 augustus 1969) wordt Van Mourik wel als comitélid genoemd en is hij ook aanwezig. Ds. M. van Beek uit Opheusden, aan wie Van Mourik nauw verbonden was, sprak toen een slotwoord, die daarbij stelde:

"In 'De Banier' beluister ik andere klanken dan in de tijd van Ds Zandt en Ds Kersten. In hun geschriften straalt de ware vreze des Heeren uit, maar die is in 'De Banier' niet meer te vinden. (...) Die vreze Gods is noodzakelijk. Die doet wijken van het kwade; die werkt een hervorming met smeking en geween. Zouden we dan niet wijken van radio en televisie en andere wereldse zaken? Vreest God en Zijne geboden, betaamt bizonder ook Gods volk. Laten we de hand aan de ploeg slaan tot hervorming. Mocht Gods Geest ons aangorden om terug te keren tot de oude paden, onvoorwaardelijk" 5) .

Van hart tot hart

Op 4 november 1969 houdt de Statenkring haar najaarsvergadering. Uit de door de kiesverenigingen ingediende lijsten wordt een kandidatenlijst opgesteld. Daarop staat Van Mourik als derde.

In het jaarverslag over 1969 wordt teruggeblikt op de gebeurtenissen van dat jaar. De wens wordt uitgesproken dat men elkaar daar mag vinden

"waar velen elkaar vonden ten tijde toen de S.G.P. werd opgericht. Alleen dan is er nog verwachting. Zo niet, dan staat het zeer te vrezen dat de partij van kracht tot kracht zal voortgaan, in de weg van een opgaande godsdienst dan. Gelukkig maar, dat er overal in den lande nog enkelen worden gevonden, die in meerdere of mindere mate als rem mogen werken ".

Van Duist bedankt in dat jaar als voorzitter. De heer C. van Tuijl uit B rakel wordt de nieuwe voorzitter en Van Oostrum wordt secretaris. Van Tuijl was ouderling van de Gereformeerde Gemeente (in Nederland) te Nieuwaal. Een deel uit zijn eerste openingswoord (20 februari 1970) luidde als volgt. Naar aanleiding van Hoséa 4 gaat hij

"ons wijzen op de ernst der tijden, waarin ook wij leven. Daar Nederland, waar weleer het Woord des Heeren zulk een grote plaats innam in ons volksleven, nu Sodom en Gomorra als het ware gelijk geworden is. De Heere zal zeker de zonden bezoeken. De oordelen zijn niet meer af te bidden, aldus cle voorz. Wij moeten strijden, pal staan voor de Waarheid; hoewel wanneer we het met geestelijke oogen mogen bezien, wij de strijd voeren tegen overwonnen vijanden ".

Het slotwoord wordt uitgesproken door Van Mourik, die "een gevoelvol woord van hart tot hart komt uit te spreken". Hij wenst de scheidende secretaris Mol

"en verder de gehele vergadering dat éne nodige toe, om n.1. in afhankelijkheid den Heere achterna te mogen wandelen, in het diepe besef, dat de wapenen onzes krijgs niet vleselijk, maar geestelijk behoren te zijn".

De notulen welke door de nieuwe secretaris Van Oostrum opgesteld zijn, steken gunstig af van andere secretarissen van de Statenkring, omdat zij uitgebreid verslag doen van de openingswoorden en veel aandacht besteden aan de behandelde vraagstukken. Hij stelde eens "persoonlijk meer voor een principieel getuigend woord te voelen, dan voor uiteenzetting van de huidige politieke problemen" (6 november 1970).

Op 5 maart 1971 houdt Langenberg weer een lezing, nu over 'Kerk en Staat'. Daarbij leest hij een verslag voor uit De Banier van een forumbijeenkomst,

"waaruit helder blijkt, dat binnen onze S.G.P. men thans niet meer staat op die grondslag waar eenmaal onze vaderen, en in 't verleden ook onze S.G.P. op staan mogt. 't Zijn met name de huidige sociale wetten, die hier in 't geding zijn, en waarin de overheid duidelijk treedt op het terrein van de kerk".

De Statenkring besluit hierna "op de a.s. Prov. verg. te Arnhem [omtrent] de huidige houding der S.G.P. betreffende genoemde zaken, hun ernstige verontrusting uit te spreken, en de huidige tendens ten deze binnen onze S.G.P. ter bespreking voor te dragen".

Gods Woord vernoemen

Op de jaarvergadering van 24 februari 1972 spreekt Van Mourik weer een slotwoord, waarin hij een parallel trekt tussen Israël en Nederland, zoals hij vaak zou doen, ook in zijn latere openingswoorden.

Op 21 december 1972 moet hij Van Tuijl als voorzitter vervangen. In zijn woord ter opening merkt hij op: "Evenals weleer in Israël, zoo ook hier: wij zijn van 't heilspoor afgegaan. Ja, zover is 't airede gekomen, dat in vele gevallen Gods Woord geen vat meer heeft op de consciëntie. Onder de Conf. partijen hoort men zelden Gods Woord meer vernoemen. Voor godsdienst is men niet zo bang - die is er zelfs nog genoeg - maar de vreze Gods werpt alleen maar ontzag af'.

Op 2 november 1973 leidt Van Tuijl weer de najaarsvergadering. "De voorzitter wijst op de tegenwoordige toestand, hoe dat de afval en 't verval steeds verder om

zich heen grijpt. Maar ook hoe de Heere met Zijn oordelen en gerichten op aarde is. Hij wijst op de toestand in 't Midden-Oosten, op de perikelen die ook wij daarvan ondervinden, de olieboycot enz., en ziet de toekomst donker in. Ook onze S.G.P. is aan 't verbleken en wie zal kunnen zeggen waar het einde ligt".

Deze vergadering stelt voor de provinciale lijst te laten aanvoeren door Van Mourik.

Beroepsinstantie

In het jaarverslag 1973-1974 maakt Van Oostrum er melding van dat de Statenkring betrokken is geweest bij een kwestie binnen de pkv-Waardenburg. "Deze zaak ging over de vraag hoe we als S.G.P.ers tegenover de sport hebben te staan. Het standpunt van ons bestuur (daar ons om een uitspraak gevraagd was) was, dat we op grond van Gods Woord daar onze stem en steun niet aan mogen geven". Van Oostrum stelt dat "in vrede en eensgezindheid hierover is gesproken" met het bestuur van Waardenburg, de SGP-raadsleden van Waardenburg, en twee leden van die pkv.

Maar op de jaarvergadering van 1 maart 1974 komt de kwestie opnieuw aan de orde. Er is een schrijven ingekomen van pkv-Waardenburg, ondertekend door 12 leden. Hierin wordt mededeling gedaan over de houding van hun twee vertegenwoordigers in de gemeenteraad ten aanzien van de sport. Men vraagt om een uitspraak van de Statenkring. "De afgev. waren unaniem van mening dat wij als S.G.P.ers volgens onze beginselen absoluut afwijzend tegen deze dingen hebben te staan". Verder wordt de wenselijkheid naar voren gebracht "om één en ander ten spoedigste af te wikkelen en ook ruime bekendheid aan te geven, wat, gezien de toenemende verslapping in deze zaken, ten zeerste gewenst is". Het ging hier over het stemmen voor subsidie aan sport op zaterdag.

In het jaarverslag 1974-1975 wordt gemeld dat Van Tuijl afgetreden is als voorzitter. "We hopen zo de Heere wil, dat hij nog een lange tijd een voorbidder voor onze partij, volk en vaderland mag blijven" 6), zo schrijft de nieuwe secretaris ing. N. Zondag, die later SGP-Statenlid in Gelderland en ouderling van de Gereformeerde Gemeente van Aalst is geworden.

Voorzitter

Op de vergadering van 12 februari 1975 is er bestuursverkiezing. Van Mourik is aftredend, maar stelt zich niet meer herkiesbaar wegens te drukke werkzaamheden. Als nieuw bestuurslid wordt de heer A. van Maren gekozen, jarenlang ouderling der Gereformeerde Gemeente (in Nederland) te Waardenburg.

In zijn openingswoord had waarnemend voorzitter Van Mourik opgemerkt:

"Oh, als nu die noodzakelijkheid om van dood levend en van blind ziende te worden eens op ons hart gedrukt mocht worden. Dan zouden we geen S.G.P.'ers in de vorm worden".

De afwezigheid van Van Mourik heeft niet lang geduurd. Op 26 november 1975 wordt voorgesteld het bestuur uit te breiden met één lid. "De voorzitter licht dit als volgt toe. Het bestuur is van mening dat de heer D. v. Mourik niet als bestuurslid had mogen bedanken, gezien de feiten, dat hij verbonden is met de Prov. Ver., Prov. Staten en in 't bijzonder zijn kwaliteiten als persoon m.b.t. het leiden van vergaderingen en dergl. Daarom heeft het bestuur dhr. v. Mourik verzocht om zich weer beschikbaar te stellen wanneer dit bestuursvoorstel wordt aangenomen. Dhr. v. Mourik is hier toen mee accoord gegaan".

Van Mourik reageert hierop door nadrukkelijk te stellen dat dit niet van hem uitgaat, "want gezien zijn drukke werkzaamheden zou hij liever niet in 't bestuur terugkomen". Hij wordt gekozen en neemt zijn benoeming aan. Van Mourik is voortaan de nieuwe voorzitter.

Op 25 februari 1976 opent hij de vergadering met deze woorden:

"Wanneer we als S.G.P.'er Gods Woord als richtsnoer nemen, dan krijgen we veel tegen. In onze tijd komt alles zich van God los te maken en overal wordt men lauw. Maar als de noodzakelijkheid eens op onze ziel gebonden wordt, dan moeten we tegen de stroom oproeien ".

Lijstineenschuiving, subsidies, sport, ambtseed

Op de vergadering van 1 december 1976 komt als visie van Van Mourik naar voren dat het samenvoegen van lijsten (verticale lijstverbinding) "aantasting van onze identiteit" betekent. En verder wat betreft subsidies, dat alleen voor die subsidies gestemd mag worden die dienen voor het maatschappelijk belang 7) . Dit als antwoord op een vraag van de pkv-Hedel hoe om te gaan met de subsidielij st op de gemeentebegroting.

Op 17 mei 1977 houdt de heer C.A. Smits uit Meerkerk (Stichtingsbestuurslid) een lezing over het onderwerp: "De sport getoetst aan Gods Woord". Zondag noteert: "De spreker concludeert, dat de S.G.P. ook hierin zijn roeping heeft verzaakt, daar vele S.G.P.'ers voor de zaterdagsport zijn en hij spreekt dan ook zijn wens uit dat wij terug mogen keren naar de beginselen gefundeerd op Gods Woord".

De voorzitter bedankt Smits "voor zijn duidelijke en boeiende uiteenzetting".

Op de najaarsvergadering van hetzelfde jaar (17 november) zegt Van Mourik in zijn openingswoord:

"Alles wat wij doen, moet de toets v.h. Goddelijk Woord kunnen weerstaan. En dan alleen kunnen wij ware S.G.P.'ers zijn, wanneer wij licht van Boven mogen ontvangen, om zo mee te helpen, Nederland verantwoord te besturen ".

Bij de rondvraag vraagt pkv-Hedel of een SGP'er in de raad de eed kan afleggen. "Hierop volgt een discussie, en de voorz. antwoordt hierop dat de eed aan God staat boven menselijke wetten".

Ook vinden de afgevaardigden van Hedel het moeilijk om in de raad hun stem te geven aan subsidie voor de r.k. school. "De voorzitter merkt op, dat men gezien art. 36 N.G.B. hier niet voor mag zijn".

Op de najaarsvergadering van 1978 (11 december) wordt meegedeeld dat in verband met drukke werkzaamheden de heer Zondag het secretariaat niet meer kan behartigen; dit wordt overgenomen door tweede voorzitter Van Oostram. Voorzitter Van Mourik opende de vergadering met een inhoudsvol woord naar aanleiding van Daniël 3:

"Trouwe wachters op Sions muren hebben wij gehad, Godzalige overheden - zowel hoge als lage - en ook wij zijn als volk meer en meer van die grondslag vervreemd, Gods Woord wordt meer en meer losgelaten, en deswege hebben ook wij 's Heeren straffende oordelen te wachten. Als de maat der zonde vol is, en dit geldt zowel persoonlijk, als met een land of volk - dan grijpt de Heere in, aldus de voorz. Maar anderzijds, waar door genade een mens nog pal mag staan voor de Naam en zaak des Heeren, daar wil de Heere Zijnen zegen nog aan verbinden. Bij Sadrach, Mesach en Abednego stond de eere Gods hoger dan de eer des konings. 't Was vanwege de vreze Gods, die ze beoefenen mochten, dat ze niet konden buigen voor dat opgerichte beeld in Dura 's dal, ook al zou 't hun leven kunnen kosten. En dit was ook de opzet. Ze worden gebracht in den oven des brandenden vuurs. Ze zijn deze weg niet gemakkelijk gegaan. In hun was geen kracht om 's konings bevel te trotseren; dan zijn ze als het ware reeds gevallen, voor 't vonnis is geveld - maar dan gebeurt hier het wonder, dat Gods kracht in hun zwakheid wordt volbracht. Dan mogen zij verwaardigd wordeti Gode meer te gehoorzamen dan de mensen ".

Europa, urnenmuur, lij stineenschuiving

Op de jaarvergadering van 19 maart 1979 komen de Europese verkiezingen aan de orde. "Op een vraag van de heer Van Wijk uit Hellouw, waar de heer v. Ledden later bijviel, wordt gediscussieerd over de Eur. verkiezingen. Genoemde sprekers hadden ernstige beden-

kingen tegen genoemde verkiezingen. Ook de voorz. benadrukte deze zienswijze. De vergadering was het hier mee eens".

Terzijde zij opgemerkt dat in het jaarverslag over 1980 (voorgelezen op 9 maart 1981) een mededeling gedaan wordt over deze heer W. van Wijk. Dit raadslid van Neerijnen was in het afgelopen jaar overleden. Van Wijk was een trouw bezoeker van de vergaderingen. "Van hem mocht getuigd worden, dat hij in de tijd dat hij op aarde geleefd heeft, van een vloeker tot een bidder gemaakt was, wat uit zijn leven duidelijk blijken mocht". Juist dat volk was het dat zich zo scherp tegen het deelnemen aan Europese verkiezingen opstelde 8) ! Ook was het Van Wijk die protesteerde tegen het steunen van een vrouwelijke wethouder, zoals we in aflevering II gezien hebben.

Tijdens de najaarsvergadering van 1979 (21 december) wordt aandacht besteed aan het fenomeen 'urnenmuur', namelijk op de begraafplaats van Hedel, bij de Ned. Herv. kerk. De heer Quik had als enige in de raad zich hiertegen verzet "- en terecht - daar dit een sanctioneren is van de van heidense afkomst stammende lijkverbranding".

Tijdens de 'algemene rondvraag' op de vergadering van 21 maart 1980

"attendeerde de voorzitter op de pas uitgekomen redes van Ds Kersten en Zandt, die onder de naam van 'Hoort de roede' thans weer herdrukt zijn. De vergadering onderschreef dit streven, om alzo het getuigenis onzer vroegere voormannen aan de vergetelheid te ontrukken ".

Het optreden van partijvoorzitter ds. Abma inzake de kandidatuur van ir. B.J. van der Vlies voor de Tweede Kamer wordt op 9 maart 1981 afgekeurd. Ds. Abma was van mening dat Van der Vlies te weinig hervormdgereformeerden vertegenwoordigde om als derde man op de lijst te staan. Volgens de Statenkring betekent "een en ander dat de S.G.P. niet eensgezind deze verkiezingen tegengaat". Besloten wordt een schrijven aan het HB te doen uitgaan en een afschrift aan alle kiesverenigingen hiervan te zenden.

Op de volgende vergadering (5 november 1981) komt een antwoord van ds. Abma ter tafel. "Men was het niet eens met deze antw. brief - 't is een teken van het meer en meer loslaten van het beginsel zoals dit steeds door ons is voorgestaan".

Na de pauze wordt de provinciale groslijst bekendgemaakt, zoals deze door de betreffende kiesverenigingen is voorgesteld. Ondanks dat Van Mourik 71 jaar geworden is, en al drie jaar uit de Staten verdwenen, wordt hij door de Statenkring toch weer als derde genoemd.

Bij de algemene rondvraag stelt een lid uit Geldermalsen een vraag over lijstverbinding bij gemeenteraadsverkiezingen. "Met name in Tiel zou een verticale lijstverbinding kunnen resulteren in een zetel, wat bij zelfstandig uitkomen uitgesloten moeten worden geacht", meent hij. Hierop wordt geantwoord: "In deze zaak zijn Kiesver. autonoom. Men achtte hier echter wel grote gevaren aanwezig, daar een verticale lijstbinding leidt tot verlies van eigen identiteit".

Daarna spreekt de voorzitter een ernstig kort slotwoord, waarin

"hij benadrukt om toch onze hoop nooit op mensen te bouwen, wiens adem in hun neusgaten is. Maardat ons betrouwen moge zijn op Hem, Die de nooit beschamende Rotssteen is voor allen die Hem vrezen ".

Op de vergadering van 17 december 1982, waar Van Mourik afwezig was, wordt de brochure van de Landelijke Stichting over art. 12 van het beginselprogram (vrouwenkiesrecht) "sterk aanbevolen".

Kiezen tussen twee kwaden

Op 11 maart 1983 is Van Mourik weer present. In zijn openingswoord wijst hij

"op de toestand waar wij als volk thans in verkeren - en benadrukt de noodzakelijkheid der waarachtige bekering, en de noodzaak om in afhankelijkheid den Heere nodig te hebben, ook in de positie waarin we gesteld zijn, (...) 't zij in Kamer, Staten of raden ".

In de Betuwe was een studievereniging opgericht, zo bleek uit de ingekomen stukken, die zich wilde stellen onder verantwoordelijkheid van de Statenkring. Men stelt een geldbedrag beschikbaar. Het huishoudelijk reglement zal nog ter vaststelling worden aangeboden. Op de volgende vergadering (16 december 1983) blijkt dat "naar het oordeel van het bestuur dit reglement een kleine aanvulling behoeft". Dit zal behandeld worden op de aanstaande jaarvergadering.

Die vergadering wordt gehouden op 19 maart 1984. Van Mourik begint naar aanleiding van 2 Timotheüs 3 zo:

"Moge het ons gegeven zijn, te wandelen naar 's Heeren Woord, daar al de Schrift van God is ingegeven, zoals in dit hoofdstuk de apostel ook ons voorhoudt, en laten wij nooit het principe volgen van 2 kwaden het beste maar kiezen, want dan zijn wij fout".

De volgende aanvulling wordt aangebracht op het reglement van de studievereniging: "Leden die naar het oordeel van het bestuur der vereniging, hetzij in leer of leven, in strijd komen met de grondslag, zoals omschreven in art. 2 van dit reglement, kunnen door het bestuur der vereniging worden geschorst, welk besluit de bekrachtiging behoeft van het bestuur van de Statenkring".

Ambtseed, vrouwenkiesrecht

Tijdens deze vergadering houdt het Gelderse SGP- Statenlid N. Verdouw uit Barneveld een lezing over: "Gods wet en onze landswetten". Hij bracht hierbij de eed op de Grondwet ter sprake. Vanwege het belang en de actualiteit hiervan, geven we het verslag weer:

"De Ned. grondwet b.v. legt godsdienstvrijheid vast; mogen wij ons dan verzetten tegen b.v. de aanvraag om een moskee te bouwen. Met enkele citaten uit Calvijns Institutie en met het voorbeeld van Daniël aan het heidense Hof maakte hij duidelijk, hoe dat geboden is Gode meer gehoorzaam te zijn dan mensen, en hoe dit ook kan in verband met den af gelegden ambtseed, daar de eedsformule in 2e zin spreekt van het met alle kracht bevorderen van het welzijn onzer inwoners. De overheid is Gods dienaresse, en vaardigt zij zondige wetten uit, dan is zij ontrouw aan haar roeping en niet ten goede - tot welzijn bezig

De voorzitter "brengt spreker dank voor zijn duidelijk principieel betoog".

Op de najaarsvergadering van 14 december 1984 houdt gemeentesecretaris M. Bogerd uit Benthuizen (Stichtingsbestuurslid) een lezing, waarin de verschillende positie van man en vrouw, naar scheppingsordinantie, aan de orde komt.

"Ter ondersteuning van wat in art. 12 partijprogram verwoord is, leest de voorz. een stuk voor uit het 'Calv. beginsel' van Ds Barth. Hieruit blijkt dat de Partijvoormannen van het eerste uur, op grond van de H. Schrift, het vrouwenkiesrecht afwezen ".

Dit bracht Van Mourik in, tegen het streven van het Hoofdbestuur, dat "een nadere bezinning op dit standpunt" wenselijk achtte.

Op de volgende vergadering worden de nota's "In haar waarde I en II" van het HB aan de orde gesteld. Duidelijk blijkt de afwijzende instelling van het bestuur tegenover de inhoud. De secretaris leest een conceptbrief voor, die de Statenkring wenst te versturen als gevraagde reactie op deze nota. Twee kiesverenigingen (Nederhemert en Geldermalsen) hadden moeite met sommige passages. "Na een korte discussie stelden de afgev. zich verder op achter dit schrijven". Op donderdag 5 december 1985 leidde Van Mourik voor het laatst een vergadering van Statenkring Tiel- Wychen. Aan de hand van Esther 4 spreekt hij een uitvoerig openingswoord:

"Het was een donkere en gevaarvolle tijd, cle vijanden hadden het er op aangelegd het volk der Joden uit te roeien. Ook wij leven in een boze tijd. Een strijd is er te voeren tegen de machten der duisternis. De problemen waar wij thans mee geconfronteerd worden, zijn zodanig, dat het steeds moeilijker wordt nog een functie in het maatschappelijke leven te bekleden. (...)

Mordechai mocht door het geloof zien, dat de Heere verlossing zou schenken, en ook Esther mocht onder de Heere terecht komen, als ze tot de koning gaat, zeggende: 'Kom ik dan om, zo kom ik kom'. En zo zien wij, dat satans listen verijdeld worden.

Haman dacht het al gewonnen te hebben, doch moest het toch verliezen. Hij stortte zelf in den kuil die hij voor Mordechai en voor het Joodse volk gegraven had. Zo waakt de Heere over Zijn erfdeel".

Na de pauze hield de heer Verdouw uit Barneveld, die niet alleen Statenlid maar ook raadslid was, opnieuw een lezing:

"Wij beleven nu een tijd, aldus spreker, dat de duisternis licht en het licht tot duisternis gesteld wordt. Hij licht dit nader toe met verschillende voorbeelden, met name het gevaar van de Islam. Hij noemde in dit verband het z.g.n. rituele slachten - het verhuren van gebedsruimte - aanschaf van Koran op openbare lagere scholen; zaken waar ook gemeentebesturen mee te maken krijgen, en waar wij op grond van de Bijbel ons zullen tegen moeten verklaren ".

De voorzitter "benadrukt in enkele woorden zijn instemming".

Op 3 maart 1986 is Van Mourik met kennisgeving afwezig. Ter vergadering van 10 november 1986 wordt meegedeeld dat voorzitter Van Mourik wegens ziekte niet aanwezig kan zijn. Van Mourik is in de zomer van 1986 dusdanig door een beroerte getroffen dat communiceren in de rest van zijn leven zeer moeilijk voor hem is geworden.

Vergelijking

Als we enkele elementen uit de politieke visie van Van Mourik, zoals hij die op de Statenkring verwoord heeft, naar voren halen, dan valt op dat hij evenals zijn vriend Den Besten uit Tricht (zie aflevering I) veel aandacht besteedde aan de komende oordelen Gods over Nederland. Daarin was hij geheel eensgeestes met de oude SGP-voormannen.

Daarnaast valt op dat hij niet meegaat in een moderne visie op de ambtseed, waarin het afleggen van de eed op de Grondwet als aanleiding genomen wordt om te menen zondige besluiten goed te mogen keuren. Zijn overtuiging was overeenkomstig die van ds. Zandt en ir. Van Dis, zoals zij die verwoord hebben in de Uiteenzetting van de artikelen van het beginselprogram (zie: deel 2, 1965, p. 155-156).

Aan de westelijke zijde van Statenkring Tiel-Wychen paalde direct de burgerlijke gemeente Gorinchem. Ook daar is een SGP-kiesvereniging. Het is opvallend hoe op zo'n korte afstand zo grote beginselmatige tegenstellingen openbaar kunnen komen binnen één (beginsel)partij. Als we ons beperken tot de verhouding tussen Gods Wet en landelijke wetten, dan moge het volgende citaat uit de gemeenteraad een illustratie vormen. SGP'er ing. H. Akkerman merkte over een voorbereidingsbesluit ter realisering van een moskee op:

"Het is voor mij als mens, maar zeker ook als raadslid, uitermate moeilijk mee te werken aan de bouw van een moskee, omdat in dat gebouw de Godheid van en de verlossing door Jezus Christus ronduit ontkend wordt, en dat ook geleerd wordt. Dat ik desondanks toch medewerking aan dit voorbereidingsbesluit verleen vindt zijn oorzaak in de samenleving onder de Nederlandse wetten" 9 '.

Sommige SGP'ers hebben een Bijbelse fundering voor een afwijkende eedsvisie proberen te vinden. Men wees op Psalm 15:4, waar van de rechtvaardige gezegd wordt: Heeft hij gezworen tot zijn schade, evenwel verandert hij niet. Gewichtig is wat ds. G.F. Gezelle Meerburg bij deze tekst aantekent:

"Echter heeft dit alleen betrekking op geoorloofde zaken, want indien men onder eenen eed zich verbond tot een zondig kwaad, dan mag dezelve met ootmoed en droefheid voor God verbroken worden, ja dan moet dit geschieden, ten minste er kan dan geene verpligting zijn tot de uitvoering van dat kwaad, enz" 10 '

Ook wat betreft zijn stellingname tégen het kiezen tussen twee kwaden, was Van Mourik Bijbels. De keur van onze Gereformeerde theologen beriep zich ter weerlegging op Romeinen 3:8, zoals meermalen aangetoond is in dit orgaan. Daaraan kan toegevoegd worden wat we lezen in de Heidelbergse Catechismus, Zondag 34, antwoord 94, waar geboden wordt "dat ik eer van alle schepselen afga en die varen late, dan dat ik in het allerminste tegen Zijn wil doe". Zouden hierin ook geen aanwijzingen liggen voor een gedragslijn ten aanzien van lijstcombinaties, met al den aankleve van dien? Van Mourik althans vreesde voor verlies van eigen identiteit, en de praktijk heeft hem gelijk gegeven.

Binnen Statenkring Tiel-Wychen waren in de loop van de tijd verscheidene personen gebundeld die gevaren zagen in het handelen van ds. H.G. Abma. Denigrerend werd dit door diens zoon, ds. G.H. Abma, bij de overhandiging van de gebundelde partijredes van zijn

vader, betiteld als "het murmureren van het SGP-volk". Het moet ons duidelijk zijn dat Van Mourik niet zou voelen voor het door partijleider Van der Vlies bij dezelfde gelegenheid gepropageerde eerherstel voor ds. Abma. Daarvoor zijn in die periode te veel principiële wissels omgezet 11 '.

Ten besluite

Van Mourik behoorde niet tot degenen die onder invloed van de praktische politiek van standpunt gewijzigd zijn. Hij is verwaardigd geworden getrouw te blijven. Zowel intern als extern verwoordde hij hetzelfde geluid.

Statenkring Tiel-Wychen behoorde tot de kleinere Statenkringen binnen de SGP: slechts negen kiesverenigingen waren erbij aangesloten. Gezien bovenstaande inhoud van zijn leidinggeven aan die kring, mag wel gesteld worden: Over weinig zijt gij getrouw geweest, waarop gevolgd is naar we geloven mogen: Over veel zal Ik u zetten (Matth. 25:21, 23). Van Mourik had een diep besef van wat er staat in Lukas 16:10: Die getrouw is in het minste, die is ook in het grote getrouw; en die in het minste onrechtvaardig is, die is ook in het grote onrechtvaardig.

Enkele maanden na zijn overlijden (12 juli 1989) kreeg de SGP een nieuw beginselprogram (25 november). Daaruit was de volstrekte afwijzing van het vrouwenkiesrecht weggesneden. Ter vergadering heeft de heer Langenberg (bestuurslid Statenkring Tiel-Wychen) hiertegen zijn stem verheven. Van Mourik had in zijn leven hiertegen ook zo ernstig gewaarschuwd. Als de kurken waarop een land en volk, maar ook een partij drijft, worden weggenomen, mogen we wel vrezen aan onszelf te worden overgegeven. Is ook hierin niet bewaarheid geworden waarover ds. F. Mallan aan de geopende groeve sprak: De rechtvaardige komt om, en er is niemand die het ter harte neemt; en de weldadige lieden worden weggeraapt zonder dat er iemand op let, dat de rechtvaardige weggeraapt wordt voor het kwaad (Jes. 57:1)?

Noten:

1) Eben-Haëzer, Provinciale Vereniging 'Gelderland' der Staatkundig Gereformeerde Partij, 1923-1993, meldt de volgende kiesverenigingen in 1993: Brakel, Culemborg, Gameren/ Nieuwaal, Geldermalsen/Tricht, Hedel, Kerkwijk, Lingewaal, Neerijnen, Nederhemert; ook negen. Zie p. 10.

2) Kort Verslag, 22 maart 1969, p. 3, aangevuld met aantekeningen van de voorzitter

3) L. Keuken was bestuurslid van de Provinciale Vereniging Gelderland. In 1972 is hij overleden. Voorzitter J. Mulder memoreert zijn overlijden op de najaarsvergadering van 9 december 1972. De notulen van de Provinciale Vereniging melden daarvan: "Keuken is van ons heengegaan en we mogen geloven dat hij een man was die in het verborgene met God weieens verenigd mocht wezen. Hij mocht tussen God en zijn ziel weieens aangename tijden beleven, wat hij zelf tijdens een gesprek weieens bevestigde. Ook lagen hem de zaken van de SGP na aan het hart en mocht hij ze weieens opdragen voor de troon Gods".

4) Kort Verslag, 22 maart 1969, p. 4

5) Verslag, 30 augustus 1969, p. 8

6) Uit deze zinsnede blijkt dat Van Mourik als voorzitter niet Van Tuijl opgevolgd is na diens overlijden, zoals in Eben-Haëzer gesuggereerd wordt, p. 54. Dit lijkt abusievelijk overgenomen te zijn uit Uit de Gelderse Staten, nr. 2 (sept. 1988), waarin hetzelfde gesteld wordt. Van Tuijl is pas in augustus 1983 overleden, maar zijn verstandelijke vermogens waren geruime tijd daarvóór verminderd. De notulen van 19 maart 1979 melden zijn aanwezigheid zelfs nog. Hij wordt verzocht de vergadering te beëindigen: "Gezien echter zijn vergevorderden leeftijd en zijn lichaamsgesteldheid geeft hij wel een versje op, Ps. 25:4, doch het dankgebed doet hij liever niet".

7) Dit standpunt komt overeen met artikel 13 van het eerste gemeenteprogram der SGP, en werd in 1994 in praktijk gebracht door de SGP-fractie te Staphorst. Het RD van woensdag 21 december meldt daarover: "Slechts vier van de dertig subsidieaanvragen door sociaal-culturele instellingen in Staphorst worden gesteund door de SGP. (...) De door de SGP afgewezen aanvragen betreffen sport-, muziek- en buurtverenigingen. De partij stond in haar kritiek alleen".

8) In Meerwaarde van een minderheid. Boodschap en imago van de SGP (2003) wordt verslag gedaan van een enquête die het bestuur van de SGP-jongerenorganisatie onlangs gehouden heeft onder ruim 1500 jongeren. In het onderzoek was ook een vraag opgenomen over het deelnemen aan de Europese verkiezingen. Het blijkt dat slechts een zeer klein percentage van de jongeren niet wil dat de SGP hieraan meedoet. De reactie van algemeen voorzitter W. Kolijn hierop is: "Het geringe aantal SGP'ers dat vindt dat dit niet kan, zou ik op willen roepen om dit standpunt ernstig en biddend te heroverwegen" (zie: p. 23 en 88). Uit het verhandelde op de Statenkring Tiel-Wychen blijkt dat het van Godswege aan de heer Van Wijk geschonken gebed - hij is van een vloeker tot een bidder gemaakt! - hem niet tot andere gedachten heeft gebracht, integendeel!

9) Notulen gemeenteraad Gorinchem, 25 augustus 1994, p. 89. Later is de heer Akkerman wethouder geworden. In die tijd passeerde een andere moskee geruisloos de gemeenteraad, zonder dat iemand er een woord aan wijdde; zie: Notulen Gemeenteraad Gorinchem, 6 juli 2000, H-95/96.

10) G.F. Gezelle Meerburg, De Heidelbergse Catechismus, dl. 2, 1996, p. 240

11) J. Mulder (red.), Tot welzijn van heel het volk. Toespraken bij de aanbieding van de partijredes van ds. H.G. Abma, bijlage bij Zicht 2003-1, p. 18, 40

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2003

In het spoor | 48 Pagina's

'OVER WEINIG ZIJT GIJ GETROUW GEWEEST'

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 juli 2003

In het spoor | 48 Pagina's