Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Europa, een driekoppig monster

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Europa, een driekoppig monster

33 minuten leestijd Arcering uitzetten

"Luid klinken de leuzen: Weg met de kerkgrenzen, leve het oecuménisme! Weg met de grenzen, leve het federalisme! Weg met de partijpolitieke grenzen, leve de doorbraak! " 3) .

Het Europese eenheidsmotief

Eeuwenlang is West-Europa het slachtveld geweest waarop tal van oorlogen zijn uitgevochten. En de mate waarin de menselijke superioriteit toenam, tekende zich af in de efficiëntie waarmee het oorlogsgeweld met verminking en dood, met verderf en verwoesting om zich heen greep. "Hoe groot macht is, komt het sterkst tot bewustzijn, daar waar ze verwoest", aldus R. Guardini, onder verwijzing naar de atoombom 1 '. Na de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog stond de wederopbouw van Europa tegen de achtergrond van de koude oorlog in het teken van de Europese gedachte. De voortrekker van de Nederlandse federalisten, prof. dr. H. Brugmans, omschreef die visie in 1954 als volgt:

"Hier krijgt het Europese Federalisme zijn werkelijke perspectief. Terwijl de Oecumenische beweging de grenzen der nationale staten doorbreekt, devalueert het Federalisme de betekenis van die staten zelf. Natuurlijk, de historisch gegroeide vaderlanden blijven hun waarde behouden, maar de nationale staat die bij het begin van de Hervorming de voornaamste factor was van politieke orde, wordt nu beroofd van zijn militaire, ja ten dele van zijn economische souvereiniteit...." 2) .

Vanaf die tijd tekende zich nu eens met meer dan weer met minder succes een voortgaande Europese integratie af in de ontwikkeling naar een supranationale organisatie, waarbij de nationale soevereiniteit devalueert tot een ondergeschikte tweede bestuurslaag.

Opvallend daarbij is de principiële afwijzing van die integratiegedachte door de SGP en vervolgens ook door het GPV. Wat de laatstgenoemde betreft bracht de heer P. Jongeling treffend het naoorlogse eenheidsstreven onder woorden:

Inmiddels hebben de 'vrijgemaakten' zich binnenste buiten laten keren om vervolgens in kerkelijk opzicht de plaats van de synodaal gereformeerden te gaan innemen. Ook hebben zij zich zodanig met de evangelische richting willen verzwageren dat zij binnen de CU de positie van de RPF als houthakkers en waterputters hebben willen overnemen. En wat de Europese integratie betreft hebben zij hun bezwaren laten smelten als sneeuw voor de zon, naarmate zij hun politieke ambitie menen te kunnen profileren.

In dat kielzog sjokt de SGP als een oude man mee, manmoedig een verfrissend elan veinzend, maar verdwaasd struikelend over een eigentijdse presentatie, waarbij de inhoud van de boodschap wordt gerelateerd aan het effect dat men beoogt. En kost wat kost wordt er met de grootst mogelijke zorgvuldigheid voor gewaakt om in een positie te komen waarin men buiten de reguliere orde van het politiek-staatkundig en maatschappelijk bestel terechtkomt. Vandaar ook dat er binnen de SGP geen enkele plaats was voor een grondig onderzoek naar het al dan niet verantwoord zijn van deelname aan de verkiezingen voor het Europees parlement 4 '. Alle principiële bezwaren werden en worden terzijde geschoven met de meest oneigenlijke argumenten om te participeren in een parlementaire organisatie die men principieel afwijst.

Een 'realistische' of een 'idealistische' benadering

Karakteristiek voor die benadering is een 'realistische' benadering die de actuele stand van zaken als uitgangs-

punt neemt. Het Europese eenheidsstreven heeft geresulteerd in het ontstaan van politiek-staatkundige organisaties waar je praktisch gezien niet meer omheen kunt. En die realiteit gebiedt ons om daar op een zo verantwoord mogelijke wijze mee om te gaan. Het zou van struisvogelpolitiek getuigen om dit niet onder ogen te willen zien. Het is vechten tegen windmolens om je daar tegen te blijven verzetten, zo weet men met gloed en verve en een tikkeltje neerbuigend te verkondigen. En maar al te graag gaat men eraan voorbij dat zo'n stellingname veelal is ingegeven door een puur opportunistische instelling, kenmerkend voor mensen die een pragmatische benadering tot levenswijsheid hebben verheven en de stelregel huldigen: "Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan". Voorkom toch vooral dat je jezelf met je beleidsvisie buiten de vigerende orde plaatst en in een getto terechtkomt, geïsoleerd van de actuele ontwikkelingen in onze tijd. Deins vooral niet terug voor het levensgrote gevaar om geregeerd te worden door de waan van alledag. En meer dan ooit is dat verschijnsel dan ook waar te nemen bij zich politici noemende Kamerleden die opgejaagd door het nieuws te hoop lopen. Het summum van moderne democratie! Mr. H.D. Tjeenk Willink, vice-voorzitter van de Raad van State, legde daar onlangs de vinger bij 3) .

Haaks hierop staat een 'idealistische' benadering, waarbij steeds weer de vraag wordt gesteld welke ideeën aan allerlei ontwikkelingen ten grondslag liggen. En nauwgezet wordt onderzocht of daarbij geen principes in het geding zijn en standpunten zijn ingenomen die - hoe dan ook - onopgeefbaar zijn. Uiteraard kan zoiets al te gemakkelijk vanuit een conservatieve benadering worden geponeerd. Gemakzucht en verstarring gaan hand in hand om alles bij het oude te willen laten. Toch neemt dat niet weg dat we ons steeds weer indringend rekenschap moeten geven van de ontwikkelingen die zich voltrekken en ons voortdurend moeten afvragen of daarbij geen zaken in het geding zijn die zo wezenlijk zijn dat ze zonder enige twijfel als onopgeefbaar moeten worden gekwalificeerd, uiteraard niet even uit de losse pols, maar op wezenlijke gronden.

Een 'idealistische' benadering in historisch perspectief

Het vraagstuk van de voortgaande Europese integratie raakt ons zo indringend dat we niet dan tot onze schade voorbijgaan aan die 'idealistische' benadering. We zullen ons nadrukkelijk moeten afvragen welke ideële grondmotieven en principiële noties hierbij in het geding zijn. Daarbij ligt een historische benadering voor de hand omdat die het mogelijk maakt tot de kern van de zaak door te dringen. Niet alles wat in het verleden is gepasseerd, kan aan de vergetelheid worden ontrukt. Veel van wat nog bekend is, blijft buiten beschouwing omdat wij het niet van belang achten. De historicus ziet om naar het verleden en zoekt daarin naar wat zijns inziens van betekenis is voor het heden en dat met name met het oog op de toekomst.

Om dat echt goed te kunnen, moet hij dat evenwel proberen te doen in 'metahistorisch' perspectief. Waar mogelijk moeten ontwikkelingen in de tijd gezien worden in eeuwigheidslicht. Het zijn de dingen der eeuwigheid die wij bij de beoordeling der tijdelijke dingen indachtig moeten worden.

God geeft daar kennis van door Zijn Openbaring, onmiddellijk door Zijn Woord, door engelen, door dromen, maar ook door Zijn dienstknechten die Hij daartoe ambtelijk gesteld heeft, en door overheden, regerend bij de gratie Gods, zowel in geestelijk als in wereldlijk opzicht.

In de 'metahistorie' wordt geprobeerd het historisch ontwikkelingsverloop enigszins te duiden en te belichten vanuit het absolute gegeven dat God door alle ontwikkelingen heen Zijn Raad volvoert en al Zijn welbehagen doet.

Een volksgewijze ordening van de menselijke samenleving

Tegen die achtergrond is het overeenkomstig Gods Woord een fundamenteel gegeven dat het menselijk geslacht van God is afgevallen en zich als instrument van de vorst der duisternis zoekt te verenigen om macht en heerschappij uit te oefenen en alzo als God te zijn. De geschiedenis van de torenbouw te Babel laat het kernmotief overduidelijk zien: eendracht maakt macht, tweedracht breekt kracht.

Desintegratie van menselijke macht en heerschappij is behoudend als het menselijk geslacht de krachten bundelt om in ongerechtigheid sterk te zijn. 'Verdeel en heers' is sindsdien het strategisch grondmotief dat zich ook steeds nadrukkelijker aftekent bij de voortgaande Europese integratie. En zoals al de eeuwen door geldt ook hier weer: eenheid is een gegeven dat wordt opgelegd door macht of kracht tot vereniging.

Veelbetekenend is in dit verband hoe het Lied van Mozes in Deuteronomium 32:8 ervan gewaagt dat de Heere, toen Hij Adams kinderen vaneen scheidde, de landpalen der volken heeft gesteld. In het bijzonder wordt dat in verband gebracht met het volk van Israël, waarin alle geslachten des aardrijks gezegend zouden worden. Calvijn merkte daarover op: "Met geheel de ordening der wereld heeft God Zich dit doel voorgesteld, om voor Zijn uitverkoren volk zorg te dragen" 6 '. Vervolgens kan naar Handelingen 17:26 worden verwezen, waar staat opgetekend hoe God het geslacht der mensen uit een bloede heeft gemaakt, om op den gehelen aardbodem te wonen, bescheiden hebbende de tijden tevoren geordineerd, en de bepalingen van hun

woning. De kanttekening bij de Statenvertaling merkt hierbij op dat "God door Zijn voorzienigheid alle menschen en volken op de aarde hun tijd en plaats heeft verordineerd, hoe lang en waar zij op de aarde zullen wonen". De Goddelijke bedoeling hiervan wordt in Handelingen 17:27a aangegeven: Opdat zij den Heere zouden zoeken, of zij Hem immers tasten en vinden mochten. Het is allemaal dienstbaar aan en moet in alles uitlopen op de komst van het eeuwige Rijk Gods. Opmerkelijk is hier het gegeven dat de ordening van de menselijke samenleving in Gods voorzienig bestel volksgewijs is. En onmiskenbaar is ook het gegeven dat bepaalde volken daarbij meer bevoorrecht en rijker gezegend zijn dan andere. In dit verband kan uit artikel 9 van het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels betreffende de verwerping der dwalingen worden afgeleid dat dit onderscheid op niets anders berust dan op het welbehagen Gods (zie kader) 7 '.


DORDTSE LEERREGELS HOOFDSTUK 1  - DE VERWERPING DER DWALINGEN

De rechtzinnige leer van de verkiezing en verwerping verklaard zijnde, verwerpt de Synode de dwalingen dergenen, (...)

9

Die leren: Dat de oorzaak, waarom God tot het ene volk meer dan tot het andere het Evangelie zendt, niet is louter en eniglijk het welbehagen Gods, maar omdat het ene volk beter en waardiger is dan het andere, aan hetwelk het Evangelie niet wordt medegedeeld.

Want dit ontkent Mozes, het Israëlietische volk aldus aansprekende: Zie, des HEEREN uws Gods is de hemel en de hemel der hemelen, de aarde en al wat daarin is. Alleenlijk heeft de HEERE lust gehad aan uw vaderen om die lief te hebben, en heeft hun zaad na hen, ulieden, uit al de volken verkoren, gelijk het te dezen dage is (Deut. 10:14, 15). En Christus: Wee u, Chórazin, wee u, Bethsaida! Want zo in Tyrus en Sidon de krachten waren geschied, die in u geschied zijn, zij zouden zich eertijds in zak en as bekeerd hebben (Matth. 11:21).


Een volksgewijze gang, dienstbaar aan het eeuwige Rijk

Wanneer de volksgewijze ordening van de menselijke samenleving dreigt onder te gaan in een overheersende machtsconcentratie van volkeren geeft God er op een bijzondere wijze getuigenis aan dat Hij regeert, dat alle knie zich voor Hem moet buigen en dat de machtigsten der aarde dienstbaar zijn aan de zorg voor Zijn volk en de komst van Zijn eeuwig rijk. In het zo machtige Babylonische rijk wordt Nebukadnézar iets geopenbaard van hetgeen in het laatste der dagen zal geschieden in de droom over het grote gouden beeld. Een steen werd zonder handen afgehouwen en vermaalde het beeld. Daniël maakte de koning zijn droom bekend en verklaarde de betekenis. Rijken - hoe machtig ook - komen en gaan. De God des hemels verwekt een Koninklijk dat in eeuwigheid niet zal worden verstoord en het zal al die aardse koninklijken vermalen en tenietdoen (Dan. 2:44). 

Wanneer de vorsten van de Meden en de Perzen de Babylonische heerschappij overnemen, is Kores de gezalfde des Heeren die al Zijn welgevallen moet volbrengen, in het bijzonder betreffende de terugkeer van het volk Israël uit de ballingschap (Jes. 44:28; Jes. 45:1 e.V.).

Toen de machtige keizer Augustus over het uitgestrekte Romeinse imperium regeerde, gaf hij het bevel van beschrijving, zodat de lang beloofde Messias naar het profetisch Woord geboren werd in Bethlehem (Luk. 2:1 e.V.).

Met de komst van de Messias is het Koninklijk Gods nabijgekomen evenwel zonder een aards koninklijk te zijn. Toen de Christus der Schriften Zijn lijden voor Zijn volk op Golgotha had volbracht, scheurde het voorhangsel des tempels in tweeën van boven tot beneden. Aan het recht Gods was voldaan. De Joodse religie had afgedaan. Op de dag der Opstanding wentelde een engel de steen van het graf en verscheen Jezus Zijn discipelen met de boodschap: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve dopende in den Naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes; lerende hen onderhouden alles wat Ik u geboden heb. En zie, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld. Amen (Matth. 28:18-20). Bij Zijn hemelvaart zegde Hij zijn discipelen toe dat de kracht van de Heilige Geest over hen zou komen en gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde Hand. 1:8b).

Na de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag te Jeruzalem breidde het Christendom zich steeds verder uit over het Romeinse rijk. Meer dan opmerkelijk is het evenwel dat Paulus en de zijnen door de Heilige Geest werden verhinderd het Woord in Azië te spreken. Het was de Geest des Heeren Zelf Die hen voorkwam om de weg naar Europa te wijzen voor de verkondiging van het eeuwige Woord Gods.

Europa, wat wil daarmee gezegd zijn?

Wellicht is het goed om nu te bezien wat Europa ons te zeggen heeft. In geografisch opzicht is Europa een schiereiland met een natuurlijke begrenzing, die alleen maar problemen oproept om daarbinnen enige samenhang, laat staan daarin een gezamenlijke identiteit te kunnen ontdekken. In het oosten heeft de begrenzing van Europa nauwelijks enige betekenis in staatkundig opzicht. De bergketens van de Oeral en de Kaukasus situeren het belangrijkste deel van Rusland en het grootste deel van Turkije in Azië.

In etnisch opzicht zijn het Germaanse, het Romaanse en het Slavische ras dominant, een verscheidenheid die iedere eenheidsgedachte tot fictie doet vervluchtigen. En dat geeft ook in cultureel opzicht een verscheidenheid die integratie niet alleen hoogst ongewenst, maar

ook niet minder onmogelijk maakt. Tegen die achtergrond moet ook gewezen worden op de grote taalkundige pluriformiteit die een voortgaande ontwikkeling naar een geïntegreerde Europese samenleving onmogelijk maakt.

Toch zijn er een drietal pijlers te noemen die Europa een geestelijk draagvlak hebben verleend. Europa kwam onder het beslag van het eeuwige Woord Gods en ontwikkelde zich in toenemende mate vanuit de Joods-Christelijke traditie. Maar ook de Grieks- Romeinse traditie vormde een wezenlijk bestanddeel van het fundament waarop de Europese samenleving tot ontwikkeling kwam. Ook is er teveel aan voorbijgegaan dat de Germaans-heidense onderstroom weliswaar overvleugeld, doch allerminst ten onder is gegaan.

Hoe groot de betekenis van elk van deze drie grondpijlers van de Europese beschavingswereld ook is geweest, hoezeer zij ook in hun onderlinge samenhang karakteristiek zijn voor Europa, tot een Europese eenheid boven de diversiteit van de onderscheiden volkeren heeft het nooit geleid. Met alle waardering voor het werk van de Engelse cultuurfilosoof Chr. Dawson (1889-1970) kan niet worden voorbijgegaan aan de ideologische bevlogenheid waarmee hij poneerde: "Het uiteindelijke fundament onzer cultuur is niet de nationale staat, maar de Europese eenheid". Zelf kan hij er ook niet omheen: "Het is waar, dat tot heden deze eenheid geen politieke vorm heeft verkregen, en misschien zal dat nooit gebeuren." En dan laat hij volstrekt illusoir volgen: "Maar desniettegenstaande is zij een werkelijk bestaande gemeenschap, geen intellectuele abstractie; en de verschillende nationale beschavingen hebben hun tegenwoordig niveau alleen bereikt omdat zij deel hadden aan die supranationale realiteit." Het is de ideologie van rome die Dawson hier vertolkte en hoezeer die berust op een idee-fixe, gaf hijzelf al aan: "Maar niemand heeft er ooit aan gedacht Europa een natie te noemen en daarom verliest Europa het geding bij verstek" 8 '.

Het lag ook allerminst in de rede Europa een natie te noemen. Zo liet prof. dr. J. Huizinga er geen misverstand over bestaan: "Tegen het einde der Middeleeuwen hadden aldus zoowel in de Kerk als in den Staat, en niet minder in volksleven en beschaving, de krachten van patriottisme en nationalisme voortdurend veld gewonnen". En even later merkte hij op: "Zoover als men in de Middeleeuwen terugblikt, ziet men talrijke blijken van een levendig nationaal bewustzijn, en zelfs van regelrecht nationalisme" 9 '.

Veel reëler, ja meer dan opmerkelijk is dan ook de zienswijze van prof. dr. G. Schnürer, die enerzijds de centrale plaats van het Christendom en de kerk benadrukte, maar anderzijds niet voorbijging aan "decentraliserende krachten, die de ontwikkeling van een star imperialisme verhinderden, ...". "Het geheim der nieuwe westerse cultuur lag in het evenwicht der verschillende krachten, de universele concentrerende en de nationale decentraliserende kracht, de feodale en de souvereine macht, in het evenwicht tussen keizer en pausdom, tussen de afzonderlijke naties onderling" 10 '. Gezien de actualiteit mag zijn samenvattende conclusie hier ook niet ontbreken: "Daaruit heeft zich een veerkracht ontwikkeld, die in voortdurende vernieuwing aan het westen de overmacht schonk aan de Islam zowel tegenover het oosten, en tenslotte aan het westen de leiding der wereldbeschaving verschafte" 1 ".

Jeruzalem als Europese hoofdstad

In het licht van het voorgaande kan onmogelijk worden voorbijgegaan aan de grote Europese verscheidenheid. Evenmin is het mogelijk voorbij te zien hoezeer daar ook een gemeenschappelijke voedingsbodem aan ten grondslag ligt. En onmiskenbaar moet dan worden gewezen op de onvoorstelbaar grote betekenis van het Christendom voor de Europese samenleving. Verscheidenheid op basis van gemeenschappelijke grondmotieven is voor Europa karakteristiek. En het is verhelderend in verband hiermee de vraag te stellen naar de plaats waar het hart van de Europese samenleving klopt. Als Europa in staatkundig opzicht al zo moeilijk te situeren is, zoveel meer betreft dat zijn hoofdstad. Prof. dr. J. Presser laat in dit verband weten hoe treffend het is "dat dit centrum niet centraal, maar excentrisch lag: buiten ons werelddeel". Veel merkwaardiger nog noemde hij het feit dat men zich deze stad der steden in twee sferen voorstelde, de aardse en de bovenaardse. Daarbij verwees hij naar een artikel van dr. H.L.C. Jaffé over "Het hemelse en het aardse Jeru-

zalem". Het opende met een aanhaling van Psalm 137 vers 5: Indien ik u vergete, o Jeruzalem, zo vergete mijn rechterhand zichzelve. Mijn tong kleve aan mijn gehemelte, zo ik aan u niet gedenke, zo ik Jeruzalem niet verhejfe boven het hoogste mijner blijdschap. En treffend volgde daarop:

"De gedachtenis aan Jeruzalem is uit het beeldend geheugen der volkeren nimmer verdwenen.... Heel Europa bleef denken aan Jeruzalem: de Joden in woord en gebed, de Christenen in beeld en woord. Gedurende de Middeleeuwen, door al de eeuwen van sterk religieus en theologisch gevoel, was Jeruzalem nooit vergeten " ' 2) .

Zo was bij alles wat tijdens twee eeuwen kruistochten meespeelde die band met Jeruzalem het grondmotief, waaraan het klerikalisme in materiële zin uitdrukking wilde geven door Jeruzalem te beveiligen tegen het mohammedanisme en te incorporeren in de kerkelijke heerschappij van rome.

De betekenis van dit grondmotief ligt evenwel in de verwijzing naar het Jeruzalem dat niet met handen is gemaakt, maar welks Bouwmeester en Kunstenaar God is. Het betreft niet een aardse rijksgedachte, maar symboliseert een onbeweeglijk, eeuwig Koninkrijk, dat niet zodanig kerkelijk en wereldlijk kan worden georganiseerd dat het een aardse verschijningsvorm krijgt. Het is de tragiek van Europa dat het roomse klerikalisme alles in het werk heeft gesteld om het eeuwige Rijk een aardse gestalte te geven met Rome als hoofdstad, waarbij Jeruzalem is prijsgegeven. En nu Brussel en Straatsburg als hoofdsteden worden aangemerkt, is zelfs de relatie tot het hemelse Jeruzalem uit het oog verloren en viert het Revolutiebeginsel hoogtij. Rome en de Revolutie strijden thans om de Europese hege­ monie en het mohammedanisme completeert Europa tot een driekoppig monster.

De Christelijke grondslagen van Europa

Toen het Christendom zich in het centrum van het machtige Romeinse rijk had weten te profileren, was het een hoogst schokkende ervaring dat ook dit rijk geen eeuwigdurende betekenis had en ten onder ging in het rumoer der volkeren tijdens de grote Volksverhuizingen.

Het was de kerkvader Augustinus die te midden van de algehele ontreddering op grond van Gods Woord inzicht verschafte over de feitelijke toedracht en informeerde over de betekenis van de ineenstorting van het nog steeds zo imposante Romeinse rijk. Door alle ontwikkelingen heen waarbij het ene rijk het andere opvolgt, voltrekt zich de strijd tussen het Rijk Gods en het rijk van satan. Daar ligt het centrum van alle strijd door heel de wereldgeschiedenis heen waarin het Rijk Gods eens volkomen zal zijn onder de heerschappij van de Koning der koningen en de macht van de vorst der duisternis vernietigend ten onder wordt gebracht. Alhoewel de ondergang van het Romeinse rijk niet af te wenden was, wist de kerk van rome die te overleven en legde zelfs de grondslagen van waaruit de Middeleeuwse samenleving en maatschappij opleefden en zich organiseerden. Er ontwikkelde zich een gekerstende samenleving met de Christelijke kerk in het middelpunt van het menselijk bestaan. Steeds nadrukkelijker werd die samenleving evenwel bedreigd door de weergaloze opmars van het mohammedanisme. In 732 wist Karei Martel die opmars evenwel bij Poitiers tot staan te brengen en terug te dringen. Een dreigende ondergang van het Christendom werd daardoor voorkomen. Vervolgens was het streven erop gericht om die door de kerk van rome geordende Middeleeuwse samenleving en maatschappij te vormen tot een politiek-staatkundige en militaire machtseenheid als voortzetting van het heilige roomse rijk. Karei de Grote bijvoorbeeld beoogde nadrukkelijk de continuïteit van dit heilige roomse rijk.

Na twee eeuwen van bedreiging uit het noorden braken twee eeuwen van expansie naar het oosten aan: de tijd der kruistochten. Bij alles wat daarin meespeelde, was, zoals al gezegd, de band met Jeruzalem het grondmotief, waaraan het roomse klerikalisme in materiële zin uitdrukking wilde geven door Jeruzalem te beveiligen tegen het mohammedanisme en te incorporeren in de kerkelijke heerschappij van rome. Steeds nadrukkelijker zocht de kerk van rome haar suprematie in de Middeleeuwse samenleving vast te houden, met name ook in de Investituurstrijd, de strijd tussen paus en keizer. Maar ook ontwikkelde zich een decentraliserende kracht in nationaal opzicht waardoor zich in de Middeleeuwse samenleving een steeds grotere verscheidenheid aftekende. Niettemin bleef de kerk van rome wat haar geestelijke macht betreft een onbetwiste universele en concentrerende kracht vormen. En binnen het kerkelijke machtscentrum van rome werd de Schriftuurlijke waarheid der Christelijke religie in toenemende mate overvleugeld door een dwalende kerkleer.

Op basis van die geestelijke eenheid van de kerk van rome zocht ook keizer Karei V zijn grote en machtige Habsburgse rijk te bestendigen en uit te bouwen. En om te voorkomen dat die staatkundige machtseenheid werd ondergraven door kerkelijke verdeeldheid moest de kerk der Reformatie te vuur en te zwaard worden vervolgd.

Ook toen dreigde evenwel al geruime tijd de opmars van het mohammedanisme. In 1452 hadden de Turken al voor de poorten van Wenen gestaan en zij bleven een permanente bedreiging vormen voor het Christendom in de Westeuropese samenleving. Opmerkelijk genoeg wisten zij Karei V zo zeer bezig te houden met de verdediging van het heilige roomse rijk dat de Reformatie vooralsnog gelegenheid had overal in den lande ingang te vinden. Toen Karei V er eindelijk in was geslaagd de Turkse dreiging af te slaan, had de kerk der Hervorming al zo'n sterke positie verkregen dat het niet mogelijk bleek de vestiging van de kerk der Hervorming te niet te doen ondanks de meest gruwelijke vervolgingen te vuur en te zwaard.

Europese beschavingsgeschiedenis op hoofdlijnen

Het einde der Middeleeuwen diende zich aan toen een tweetal stromingen zich wist te bevrijden van de kerkelijke heerschappij van rome. De Renaissance en het Humanisme zochten hun oorsprong in de Grieks-Romeinse traditie om van daaruit invulling te geven aan het principe van de autonome mens 13) . Hier ligt in historisch opzicht de bakermat van de geest der Revolutie.

Voor de Reformatie lag dat wezenlijk anders. In de loop der eeuwen hadden tal van dwalingen ingang gevonden in de kerkleer en de kerkelijke traditie van de roomse religie. Het geopenbaarde Woord Gods werd hierdoor ingekapseld en ontkracht. Aan het einde der Middeleeuwen bleek evenwel dat de Heilige Schrift niet onder de korenmaat der kerkleer verborgen kon blijven. De tijd der Reformatie brak aan en de Heere Zelf plaatste het Licht van Zijn Woord weer op de kandelaar om een zoutend zout te zijn en een lichtend Licht. In dat Licht keerde de kerk der Hervorming terug tot de Joods-Christelijke traditie in haar authentieke betekenis.

Met de terzijdestelling van het kerkelijk leergezag van rome was de Reformatie allerminst een revolutionaire beweging, maar werden mensen in hun persoonlijke en ambtelijke verantwoordelijkheid rechtstreeks onder het gezag van het eeuwige Woord Gods gesteld.

Voorts verdient het in dit verband de aandacht dat de betekenis en de doorwerking van de Reformatie in de Europese samenleving weliswaar een onmiskenbaar internationaal karakter droeg, maar volksgewijs werd geplant en wortelde in onderscheiden nationaal gestructureerde samenlevingsverbanden 14) .

In de lijn van de Contra-Reformatie zocht de kerk van rome zich te handhaven en haar invloedssfeer als geestelijke macht uit te breiden in supranationaal per­ spectief. Terecht hebben de Protestantse landen in rome ook altijd een bedreiging van hun nationale bestaan gezien. In de Europese Unie bestaat die bedreiging heden ten dage onverminderd voort, waarbij de dreiging van een overweldigende mohammedaanse machtsinvloed tot verregaande consequenties kan gaan leiden. Tegen die achtergrond is het meer dan ooit geboden onze nationale zelfstandigheid als principieel uitgangspunt centraal te stellen en daaraan ook metterdaad in praktisch opzicht uitvoering te geven.

De kerk der Hervorming en het ontstaan van onze natie

Op een wonderlijke wijze plantte de Heere zo in onze lage landen bij de zee Zijn kerk, waarop een tijd van bloedige geloofsvervolging en langdurige strijd aanbrak. En vanuit de vestiging van de kerk der Hervorming hier te lande vormde zich in die tijd van vervolging en strijd de Nederlandse natie ter verdediging en bescherming van de kerk der Reformatie. Groen van Prinsterer werd niet moe om steeds weer te beklemtonen: "Elders is de Kerk opgenomen door den Staat; hier is de Republiek niet slechts met de Kerk vereenigd, zij is geboren uit de belijdenis der Kerk" I5) . Menigmaal zag het er in de Tachtigjarige Oorlog naar uit dat staat en kerk der Reformatie met de ondergang werden bedreigd. Na de val van Haarlem in 1573 beantwoordde prins Willem van Oranje een brief van geuzenadmiraal Sonoy als volgt:

"Gij schrijft ons dat men u zou laten weten of wij ook met eenigen grooten machtigen Potentaat in vasten verbond staan; waarop wij niet laten willen u voor antwoord te geven dat, aleer wij ooit deze zaak en de beschermenis der Christenen en andere verdrukten in dezen lande aangevangen hebben, wij met den alderoppersten Potentaat der Potentaten alzulken vasten verbond hebben gemaakt dat wij geheel verzekerd zijn dat wij, en alle degenen die daarop vastelijk betrouwen, door Zijne geweldige en machtige hand ten leste nog ontzet zullen worden, spijt alle Zijne en onze vijanden; " 16) .

Meer dan opmerkelijk is in dit verband de opmerking die Groen van Prinsterer maakte: "De Heere heeft hier Zijne Kerk geplant; voor haar instandhouding tegen aanval van buiten en afval van binnen gezorgd; den met haar vereenigden Staat, om harentwil, met de keur en den overvloed Zijner weldaden begunstigd; zodat onze geschiedenis, meer welligt dan die van eenig Christelijk Volk, het verhaal der leidingen en wonderen Gods

Israël van het westen

Laten wij het nog eens even op ons inwerken! De kerk der Hervorming in onze lage landen een planting des Heeren. Met de kerk der Reformatie als oorsprong ontstond onze Republiek ter bescherming en verdediging van die kerk. Een vast verbond van Oranje met de Heere der heirscharen ligt daaraan ten grondslag. Menig keer is in dit verband gewezen op de trits "God, Nederland en Oranje", die als een drievoudig snoer niet haast wordt verbroken. Zo is onze nationaliteit gegeven op een wijze die vanouds wel is vergeleken met het volk van Israël. Groen van Prinsterer schreef in dit verband: "Nederland een tweede Israël? niet bij gelijkstelling, maar bij vergelijking. De zegeningen van het Evangelie, niet bij uitsluiting, bij uitnemendheid aan Nederland verleend. Geen hoogmoed dit te beweren; grove ondankbaarheid dit te miskennen" 18) . Met name het Bijbelse gegeven dat Israël alleen zal wonen is altijd op Nederland als Protestantse natie van toepassing geacht.

Bij al het goede dat de SGP-nota Nationale Soevereiniteit. Gave en opgave (1991) te bieden heeft, acht ik het een ernstige omissie dat het de kern van de zaak niet onder de aandacht weet te brengen 19 '. Voor alles gaat het om de komst en de toekomst van het Koninkrijk Gods, waarbij God met geheel de ordening der wereld Zich tot doel heeft gesteld om voor Zijn uitverkoren volk zorg te dragen. Toen Hij het Licht van Zijn Woord schonk, ter reformatie van Zijn kerk, leidde Hij ons volk door verdrukking, vervolging en bange strijd uit het diensthuis van rome. De prins van Oranje trad in een verbond met de Allerhoogste en ter bescherming van de kerk der Hervorming vestigde zich hier de Nederlandse Staat. Met welk recht menen wij daaraan voorbij te kunnen gaan? Hoe kunnen wij, weliswaar zonder instemming te betuigen, hierbij stilzwijgend toezien?

Nieuwe levenskracht of het levensrecht verbeurd?

Toen op 1 april 1572 de watergeuzen Den Briel veroverden, kon geen mens bevroeden dat hier het begin van de vestiging van de Nederlandse staat lag. Willem van Oranje vertrok naar Holland in de mening dat hij er zijn graf zou vinden en allerminst in het besef dat dit een praalgraf zou zijn.

Honderd jaar later 1672 was voor de Republiek het Rampjaar. Europa verenigde zich om de Republiek ten onder te brengen. Engeland van overzee, Frankrijk vanuit het zuiden, de bisschoppen van Munster en Keulen uit de oostelijke 'Duytse' gewesten wilden met de Republiek afrekenen. Maar opnieuw was er een prinselijk gezant, Stadhouder Willem III, die de strijd met voorbijzien van de 'realiteit' in beginseltrouw en uit ambtelijk plichtbesef wenste voort te zetten zonodig tot het bittere einde.

Intussen bleek steeds sterker dat zich na de Middeleeuwen niet alleen de kerk der Reformatie in onze landen had gevestigd. Ook de ideeën van de Renaissance en het Humanisme hadden wortel geschoten en vormden een uitstekende voedingsbodem voor de ideeën der Verlichting en de Revolutiebeginselen. Er voltrok zich een voortdurend voortgaand proces van secularisatie, waardoor de kerk der Hervorming steeds meer in het nauw werd gedreven. De doorbraak van de Franse Revolutie tekende zich onafwendbaar af. Toen de Franse inval een feit was, merkte stadhouder Willem V bij zijn vertrek naar Engeland op: 'God heeft een twist met Nederland'. En ook na de Franse overheersing was die twist niet ten einde. De doorwerking van de geest der Revolutie ging onverminderd voort.

In dit verband vroeg Groen van Prinsterer zich af:

"Hoedanig zal het lot van Nederland zijn? Is het bestemd om in grootere Rijken opgenomen, en met verlies zijner Nationaliteit, opgelost te worden, of wel is de hoop gegrond dat hetgeen verstorven schijnt door hetgeen nog leeft met nieuwe levenskracht zal worden bezield? " 20 \

Hij had daar uitgesproken gedachten over. Zo stelde hij elders onomwonden:

"Neen, de ergste volksramp is het niet wanneer onder de strenge tuchtroe van de vreemdeling door de verdrukking zelve een nationale wedergeboorte voorbereid wordt. Dit is het ergste (en moge door Gods ontferming Nederland er voor behoed worden!), wanneer een natie, die, in de wereldgeschiedenis, een toonbeeld der zegeningen Gods op de belijdenis van het Evangelie geweest is, door eigen ontzenuwing verbastert; wanneer ze, in de ondankbaarheid van haar afval, een nationale zielenmoord pleegt, en, eer ze het doodvonnis ondergaat, het levensrecht verbeurt" 2l) .

Nationale zielenmoord

Wij sluiten onze ogen niet voor de praktijk van alledag, waaruit steeds indringender blijkt dat wij in een postchristelijk tijdperk leven. Wij zijn niet blind voor de bittere realiteit dat een proces van secularisatie, van ontkerstening en verwereldlijking voortdurend toeneemt in omvang en diepte. In de afval van God en de verwerping van Gods Woord zijn land en volk het heilspoor gans en al bijster geraakt. De kerk der Reformatie, eens de oorsprong en de grondslag van ons volksbestaan, is tot een randverschijnsel in de samenleving teruggedrongen.

Maar met de uitholling van ons volksbestaan als Protestantse natie is ook het levensrecht op een nationaal volksbestaan ondergraven. Het spreekt boekdelen dat juist in de tijd die wij thans beleven onze nationale soevereiniteit stukje bij beetje wordt prijsgegeven. Wanneer de kerk der Hervorming haar belijdenis ook in formele zin prijsgeeft en ten onder gaat, wanneer het huis van Oranje zich meer en meer distantieert van de belijdenis van de kerk der Hervorming, is het vaste fundament voor onze nationale samenleving weggevallen en voltrekt zich een 'nationale zielenmoord'.

Het leidend beginsel in onze westerse samenleving ontspringt thans aan een humanistische gelijkheidsideologie. Vanuit dit grondmotief vindt de ordening van het Europese leven en denken plaats. Niet alleen het Christendom, maar op basis van gelijkheid krijgt ook het mohammedanisme op even gelijke wijze gelegenheid zich daarbinnen te profileren. Met de gelijkheidsideologie als religie van de Staat moet het mohammedanisme, maar niet minder ook het Christendom zich in staatkundig en maatschappelijk opzicht conformeren aan de geest der Revolutie, de liberale beginselen en de socialistische uitgangspunten van het Verlichte, humanistische denken. Daarmee is de kern van het Europese eenheidsdenken gegeven, dat zich in Europa tot een driekoppig monster ontwikkelt. Binnen het Christendom is de positie van rome sterk overheersend, vanouds, maar ook nu nog een niet te verwaarlozen factor. Naast en voorbij strevend aan de macht van rome domineert de macht van de Revolutie. En intussen weet ook het mohammedanisme binnen Europa vaste voet aan de grond te krijgen. Meer dan ooit is de dreiging van het mohammedanisme een te duchten gevaar voor de westerse samenleving.

Met die wetenschap kiezen wij niet voor de pragmatische invalshoek om met inachtneming van de waan van de dag er maar het beste van te maken. Veel meer proberen we door te dringen tot de kern van de zaak en ons daarvan principieel rekenschap te geven.

Participatie in een Europese Unie

Vanuit de SGP worden wij nadrukkelijk aangemoedigd wat meer realiteitszin aan de dag te leggen. We moeten onze bezwaren ten opzichte van een voortgaande Europese unificatie kritischer onder ogen zien:

"Het is een vorm van werkelijkheidsvreemde struisvogelpolitiek te denken dat in de huidige internationaliserende werkelijkheid ons land vanuit het complex rond de Haagse Hofvijver volledig zelfstandig bestuurd kan worden" 22) .

Ondanks het euroscepticisme dat voor de SGP kenmerkend is, doet zich het gegeven voor dat de EU ontegenzeggelijk legitiem gezag uitoefent, aldus dezelfde scribent in het SGP-studieblad Zicht. Zonder een hiërarchische ordening aan te brengen, ziet hij het gezag van de EU vergelijkbaar met het gezag van onze gemeentelijke en provinciale overheden, waaraan bevoegdheden bij delegatie zijn toebedeeld door de landelijke overheid. Alhoewel hij onderkent dat die delegatie plaatsvindt op basis van vrijwilligheid, acht hij het onoorbaar wanneer nationale overheden zich in voorkomende gevallen beklagen over de Europese regelgeving. Landen die problemen hebben met de voortgaande Europese regelgeving kunnen kennelijk rekenen op een berisping uit SGP-gelederen. Blijkbaar wordt ook daar niet meer gezien dat de problemen gevolg zijn van nalatigheid bij de uitoefening van het regeerambt dat de overheden in nationale zin bij de gratie Gods is toebedeeld. En dat geldt onze nationale overheid in het bijzonder gezien de grond van ons bestaansrecht als zelfstandige natie.

Wanneer onze overheid onze soevereiniteit op formeel legitieme wijze zou onderbrengen bij een supranationaal orgaan is dit, gezien de van Godswege verkregen oorsprong en rechten van ons volksbestaan als zelfstandige Protestantse natie, aan te merken als een wederrechtelijke, revolutionaire daad, waartegen men zich ten minste geroepen moet weten tot ballingschap in eigen land.

Onmiddellijk komt dan de beschuldiging van doperse mijding op ons af en fijntjes weet men te verhalen hoezeer ds. G.H. Kersten daartegen al vanaf de oprichting van de SGP heeft moeten strijden. Hoe voos dit argument is, beseft evenwel eenieder die nog weet te onderscheiden tussen een verwerpelijke doperse wereldmijding en een geboden onthouding van het kwade.

De stem van Dordt

In het licht van het voorgaande moet het duidelijk zijn dat voor alles onze bede moet zijn: Herdenk de trouw, aan ons voorheen betoond; denk aan Uw volk, door U vanouds verkregen; ... (Ps. 74:2 ber.). In dat licht kunnen noch mogen wij erin bewilligen dat onze nationale soevereiniteit wordt prijsgegeven. En dat betekent dat wij de vorming en het functioneren van supranationale instituties principieel afwijzen. Uiteraard geldt dat ook het Europees Parlement.

Is het dan zo bezwaarlijk om juist in het Europees Parlement getuigenis te geven van Gods Woord, Gods inzettingen en rechten, zo wordt vaak in laatste instantie opgemerkt. De stem van Dordt en de stem van Gene ve mag toch, ja moet toch ook de stem van Straatsburg zijn?

Wij hebben het Europees Parlement principieel af te wijzen als supranationaal orgaan omdat het een wezenlijke aantasting van onze nationale soevereiniteit bewerkstelligt en als onderdeel van een nieuw staatsbestel in wording meewerkt aan de opbouw van een Verenigd Europa. Die principiële afwijzing van het Europees Parlement betekent tegelijkertijd dat het onmogelijk is hierin zitting te nemen of zich, door deel te nemen aan verkiezingen, hierin te laten vertegenwoordigen. Het doel heiligt de middelen immers niet.

Veelzeggend is in dit verband de uitlating van prof. dr. C.A. Tukker:

"Wij Nederlanders zijn in staat om zelfs in de poort van de hel nog een preekstoel op te richten onder het motto dat de poorten der hel Christus' gemeente niet zullen overweldigen en met als argument dat zo op het terrein van de vijand Gods zaak wordt gediend " 23) .

Laten wij toch vooral niet vergeten dat het mogelijk is om het profetisch getuigenis van Gods Woord te misbruiken als duivelsbezwering. Evenals de zonen van Sceva zou de SGP de vraag voorgelegd kunnen krijgen: 'Genève ken ik en Dordt weet ik, maar gijlieden, wie zijt gij? '

Noten:

1) R. Guardini, "Europa, werkelijkheid en taak", in: Karakter en Cultuur van Europa, 1963, p. 24

2) H. Brugmans, "Verenigd Europa en het herstel der Christenheid", geciteerd uit: P. Jongeling, Den Vaderland getrouwe, uitgave van het GPV, z.j., p. 16

3) Jongeling, a.w., p. 15

4) H.J. van Berkum, "Europese eenwording - Nationale zielenmoord", in: In het Spoor, april 1992, p. 14 e.v.

5) In zijn jaarverslag over 2003 uitte hij onder meer deze kritiek: "De Tweede Kamer holt van incident naar incident... De parlementariërs nemen geen tijd om na te denken en laten zich leiden door wat de media belangrijk vinden", aldus De Volkskrant van 6 april 2004.

6) J. Calvijn, geciteerd uit Dachsels Bijbelverklaring: dl. 1, 1893, p. 866

7) Zie hiervoor ook: J. Calvijn, Institutie, boek III, hoofdstuk XXI, paragraaf 4 en 5

8) Chr. Dawson, De schepping van Europa, 1948, p. 26-27

9) J. Huizinga, "Patriotisme en Nationalisme in de Europeesche geschiedenis tot het einde der negentiende eeuw", in: Verzamelde werken, dl. 4, 1949, p. 516, 517

10) G. Schnürer, Kerk en Beschaving in de Middeleeuwen, dl. 1, 1949, p. 349

11) Nu de kerk uit het centrum van de samenleving is verdwenen, ontbreekt de bron van die vitaliteit, wordt die veerkracht verlamd door het nivellerende eenheidsstreven naar Europese unificatie, waarbij nationale grootmachten de dienst uitmaken en de dreiging van het mohammedanisme van binnenuit overweldigend op ons afkomt.

12) J. Presser, Europa in een boek, boekenweekgeschenk, 1963, p. 9

13) L. van der Waal e.a., Boodschap aan Europa. SGP-visie op de Europese Unie, 2003, p. 99 e.v. Ten onrechte wordt hier overigens een bepaalde overeenstemming gezien tussen de renaissance en de Reformatie betreffende de verhouding natuur en genade.

14) J. Weggeman, De kerk in Europa. Verkenningen in staatkundig perspectief, 1997, p. 41 e.v.

15) G. Groen van Prinsterer, Handboek der geschiedenis van het Vaderland, 1875, p. 55

16) G. Groen van Prinsterer, Handboek der Geschiedenis van het Vaderland, dl. 1, 1978, p. 114

17) Groen, a.w., 1875, p. 67

18) Groen, a.w., 1875, p. 67

19) M. Sinke (red.), Nationale Soevereiniteit. Gave en opgave, 1991, p. 16 e.v.

20) Groen, a.w., 1875, p. 893

21) G. Groen van Prinsterer, Wat dunkt u van het voorstel De Brauw? , dl. 2, 1867, p. 76

22) J.A. Schippers, "De Europese Unie: ook onze overheid? !", in: Zicht, 2004-1, p. 32 e.v.

23) C.A. Tukker, "Nederland is aan 't vissen in Europees (troebel? ) water", in: RD, 22 juli 1987

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2004

In het spoor | 56 Pagina's

Europa, een driekoppig monster

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 mei 2004

In het spoor | 56 Pagina's