Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EEN VERNIEUWDE WAARSCHUWING TEGEN ROME

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN VERNIEUWDE WAARSCHUWING TEGEN ROME

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Wie de nagelaten geschriften en redes van mannen als ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt, ds. J.D. Barth doorneemt, komt daarin menige ernstige waarschuwing voor het antichristelijke rome tegen, terwijl tegenwoordig door dezen en genen in de Gereformeerde gezindte over rome nogal luchthartig wordt gedaan. Ook in het kader van artikel 36 NGB. Is daar reden voor? Wij menen van niet. Wij zullen trachten dit aan te tonen uit de geschriften van onze vaderen, in zoverre dit met enkele korte citaten en notities kan.

Tot bloedens toe vervolgd

In de eerste plaats mogen wij nooit vergeten dat rome de Hervorming tot bloedens toe heeft tegengestaan. Zij heeft vele rechtvaardigen, Gods oogappels, wier namen geschreven staan in het boek des levens, gedood.

Op deze bloedige vervolgingen wijst ons ook ds. G. van Reenen in zijn verklaring van de Heidelbergse Catechismus als hij naar aanleiding van vraag en antwoord 80 het grote onderscheid tussen het Heilig Avondmaal en de tot gruwelijke afgoderij verworden paapse mis bespreekt.

Het is, zo zegt hij, "een grote, een Goddelijke weldaad, dat wij van die vervloekte afgoderij verlost zijn. Er was toch eenmaal een tijd, dat Gods Kerk, door de rook der dwaling, zwart van dienstbaarheid neerlag in de kluisters van Rome. Nooit mag het vergeten worden, dat het de Heere Zelf is, Die door de Hervorming, ons uit die roomse slavernij verloste - omdat Hij die getrouwe God is, Die nooit Zijn Kerk zal begeven noch verlaten. Geliefde toehoorders, herinner u, wat een bloedige strijd er door onze vaders is gestreden. Wat heeft de vrijheid om God te dienen overeenkomstig Zijn Woord en ons geweten, een plassen bloeds gekost. Wat heeft er ook hier op onze vaderlandse bodem een bloed gevloeid van Gods lieve kinderen, en dat enkel omdat zij voor die roomse broodgod niet wilden buigen; en niet aanbidden wilden, wat door een bakker van meel en water gemaakt was. Hoe dropen ook hier de moordschavotten van het bloed der rechtvaardigen. Wat werd ook hier het licht der zon verduisterd en de maan in bloed veranderd, door de rook der brandstapels, waarop Rome onze lieve vaders verbrandde! Het is waar, het ging door een rode zee van bloed en tranen; het is waar, de strijd duurde lang en was verwoed. Maar toch, dank zij Gods trouw en genade kon Rome het niet verhoeden, dat de banier der waarheid werd ontplooid, en van de kansel weer werd gepredikt, dat alleen het bloed van Jezus Christus reinigt van alle zonden. Dat Hij met één offerande in eeuwigheid heeft volmaakt degenen, die geheiligd worden

Immens zwaar, bitter en lang zijn de vervolgingen geweest die onze vaders onder het Spaans-roomse juk hebben moeten lijden om God in vrijheid te kunnen dienen naar Zijn Woord. In het bijzonder toen de wrede hertog van Al va het bevel over ons land voerde. Lijf en goed werden hun verbeurdverklaard. "Onze akkers", zo schrijft ds. J. Barueth,

"werden altemaal galgenvelden en onze steden en dorpen moordspelonken. Mannen en vrouwen en onnozele kinderkens werden bij duizenden omgebracht door het zwaard onthalsd, aan brandstaken in de as gelegd of levend onder de aarde gedolven. De bloedhond Duc d'Alf [hertog van Alva; JAB], Nederland verlatende en op de grenzen van Duitsland zijn nachtrust nemende bij graaf Lodewijk van Koningstem, beroemde zich aldaar dat hij meer dan achttienduizend, mensen door beulshanden, om het geloof of om oproer, had omgebracht. Dan durfde nog Jan de Vargas, die hem op de reis vergezelschapte, zeggen dat Nederland door malle barmhartigheid verloren ging" 2> .

Laat ons toch het woord van de Heere Jezus in acht nemen en denken aan dat geslacht wiens vaders vergo-

ten hebben het rechtvaardige bloed van Abel af tot Zacharfa, den zoon van Barachia, die gedood is tussen de tempel en het altaar (Matth. 23:35)! Opdat ook op onze zielen niet kome het rechtvaardige bloed dat door rome op de aarde vergoten is. Daarom waarschuwde de Godzalige ouderling LJ. Potappel zijn boezemvriend Krijn van Gorsel, die toen in militaire dienst was, ernstig om toch "geen onnodige omgang" te zoeken met dat roomse "slag", van wie "de zielen onder het altaar roepen: Hoe lang, o heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt Gij ons bloed niet van degenen die op de aarde wonen? " {Openb. 6:10) 3) . Mochten ook wij zijn waarschuwing ter harte nemen!

Een valse kerk

Het bloed der martelaren was ook in ons land het zaad der Kerk. De Hervorming brak door. Voor velen die verkeerden in de roomse duisternis, mocht het licht der Reformatie opgaan. Van roomse zijde werd echter alles in het werk gesteld om hier en elders het vuur van de Reformatie te blussen. Zo sprak het concilie van Trente over al degenen die geloofden dat de rechtvaardiging van de zondaar om niet geschiedt, zonder de werken der wet als verdienste bij God, en alleen door het geloof op grond van het lijden en sterven van de Heere Jezus de banvloek uit. Het leerstuk van vrije genade werd toen en wordt nog steeds door rome verworpen. Ook erkent rome naast en boven Gods onfeilbaar Woord het gezag van de kerk. Aan het woord van de paus wordt zelfs, zodra hij zogenaamd 'ex cathedra' spreekt, onfeilbaarheid toegekend. Daarmee verheft en vertoont hij zich als zijnde God (2 Thes. 2:4). Aan Maria, als medeverlosseres, en aan de heiligen wordt door rome Goddelijke eer toegeschreven. Dit zijn zo nog maar enkele dwalingen van rome, maar voldoende om te onderschrijven wat ds. J. Fruytier zegt: "Men kan geen gemeenschap hebben met een kerk die in de leer niets dan afgoderij drijft en de fundamenten van de waarheid omver stoot, die in de dienst geheel afgodisch is, die in de regering een ongehoorde tirannie oefent. Dit alles is nu tezamen in de hoogste graad in de paapse kerk te vinden [vet; JAB]" 4) .

Rome vormt een valse, met afgoderij vervulde religie, ook nu nog, daar behoeven we geen misverstand over te laten bestaan. Het is dan ook zonder meer duidelijk dat het van overheidswege weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst en het te gronde werpen van het rijk van de antichrist, waarover in artikel 36 NGB gesproken wordt, in ieder geval op rome van toepassing is.

Onder het ’echte’ rome geen zaligheid

Ds. Durham (1622-1658) bespreekt in een verhandeling die opgenomen is achter zijn verklaring van het boek Openbaring, de moeilijkheid van het zalig worden onder het pausdom. Hij poneert daartoe de volgen-

de stelling die hij vervolgens zeer evenwichtig en ook voorzichtig nader uitwerkt:

"Dat een papist als zodanig, die volgens de samengevoegde beginselen van de leer en godsdienst die in het pausdom worden opgevolgd, leeft en sterft, niet zalig kan worden noch enige verwachting hebben kan om voor God gerechtvaardigd te worden.

Ik zeg, een papist die volgens de wezenlijke beginselen van het pausdom leeft en stoft. Welke beginselen in het bijzonder betrekking hebben op deze drie zaken:

1. op hun toeschrijven en geven van zulk een uitgestrekte autoriteit, eerbied en aanbidding van de paus zoals zij gewoonlijk doen;

2. op de wijze of manier hoe zij de rechtvaardigmaking en de zaligheid van een zondaar voor God aanvoeren zoals die in hun leer voorgesteld wordt;

3. op de manier van hun godsdienst; dat is: het aanbidden van heiligen, het dienen van de beelden, het opofferen van de mis en andere dergelijke dingen die volgens de leer, wetten en praktijk van die kerk erkend en opgevolgd worden.

Wij zeggen dat een mens die deze dingen toegedaan zijnde [en zo] leeft en sterft, ofschoon hij niet in uitwendige praktijken ergerlijk noch in uitwendige arbeidzaamheid gebrekkig is, nochtans om deze reden als zijnde een papist die schuldig is aan de drie gemelde algemene hoofdleringen, niet anders dan aan Gods oordeel onderworpen kan zijn en zonder enige vaste hoop om volgens deze beginselen zalig te worden, sterven moet. (...)

Indien het gevorderd wordt dat wij ten aanzien van de gronden welke hun zaligheid onmogelijk maken, enige verdere voldoening geven, zo zeggen wij dat dezelve ontstaat uit deze twee gronden, welke zulks onfeilbaar bewijzen:

a. Dat deze weg van het pausdom in zichzelf bovenmate zondig en voor God verfoeilijk is, en dus een mens op een meer als [al]gemene wijze aan Zijn toorn onderworpen maakt.

b. Gelijk het pausdom in zichzelf zondig is, zo stelt het ook geen vaste grond voor tot wegneming van de zonde, maar het laat een mens zonder enige vaste hoop van verlossing van zijn oorspronkelijke of dadelijke zonde, behalve dat het hem buiten staat stelt om zichzelf als zondig aan te merken of om naar de rechte genezing daarvan te zoeken. Daar nu deze twee tezamen worden gesteld, te weten zware zonde en geen weg om dezelve weggenomen te krijgen, wat kan er dan anders verwacht worden als een onvermijdelijk verderf en verdoemenis? Want waar de kwaal dodelijk en er geen genezing is, daar moet de dood onvermijdelijk wezen" 5 '.

Even verder zegt ds. Durham nog:

"Indien de afgoderij, de godslastering, de afval en het antichristendom in de hoogste trap voor God zondig en hatelijk zijn, dan moet het pausdom voor Hem zo zondig en zo hatelijk zijn" 6> .

Mogen gemeenteraadsleden dan ruimte geven aan roomse kerken waarin God onteerd en onze naaste voor de eeuwigheid verleid wordt? Zou dat liefde tot God en onze naaste kunnen zijn? Nee, overheidspersonen zijn voor God naar eer en geweten verplicht om rome op het publieke erf krachtig tegen te staan.

Krachtig protest

Ook ds. B. Smytegelt liet in zijn tijd een krachtig protest tegen rome horen en riep kerk en overheid op om toch getrouw te zijn aan de Belijdenis dat de roomse mis "een verloochening der enige offerande en des lij - dens van Jezus Christus en een vervloekte afgoderij" is. We laten hem zelf aan het woord:

"Daar ligt nu de mis, de grote Diana der papisten, over welke zij de gehele wereld in oproer stellen. En lag ze maar alleen onder de papisten! Maar zij ligt ook onder ons. In ons Gereformeerd land en in onze stad wordt nu die mis, indien niet dagelijks, ten minste wekelijks bediend. Niet alleen in onze stad, maar ook op andere eilanden van Zeeland ten plattelande. 't Is schrikkelijk en onze overheden hebben het zowel beleden als wij dat de mis een verloochening van de enige offerande en het lijden van Jezus Christus en ene vervloekte afgoderij is. Hoe kan een

regent zijn gemoed stillen die zulks toelaat dat openbaar geschiedt? Hoe kan hij enige liefde tot de Heere Jezus hebben en dat dulden in zijn stad? En zulks geschiedt echter, waar regenten zijn die niet alleen belijdenis doen van onze Godsdienst, maar het geschiedt tegen elk verbod aan. Wat zit er achter dat ze dat zo lijden [dulden of toestaan; JAB] en dat ze dit zo ongestraft mogen doen, en dat daar zovele zaken tégen liggen ? Wat liggen er verzoeken van zovele colleges! En echter dat is er en dat blijft er. Ach, dat er zulke regenten waren als Gideon die de haag en het bos Baals omhakte, Richt. 6:25. Ach, vond men ze eens als Aza, die de afgoden uitroeide en zijn eigen 'moeder afzette dat ze geen koningin meer was, omdat ze een afgrijselijke afgod in een bos had', 1 Kon. 15:13. (...) Wij wensten dat onze regenten door de Geest van God aangedaan werden om ook voor Zijn zaak te ijveren" 1] .

Hetzelfde geluid vernemen we bij ds. C. Tuinman:

"Hebt een afkeer en gruwel van de mis en zoekt dezelve op alle mogelijke wijze tegen te gaan, elk naar zijn beroep en vermogen. Dat is [onder anderen 1 de plicht van overheden, die met macht gewapend zijn om die afgodische mispleging te weren, als bewaarders van beide de tafelen der Goddelijke Wet, hetwelk geen vleselijke inzichten behoorden te beletten. O, werden onze regenten eens aangedaan met de ijvergeest van Pinehas ofElia! En gedroegen zij zich eens als Jerubbacil, daarvan geboekt wordt (...), zeggende: 'Baal twiste tegen hem, omdat hij zijn altaar heeft omgeworpen'(Richt. 6:32). O, werden de plakkaten dienaangaande stiptelijk uitgevoerd! Geschiedt het niet, het zij God geklaagd! En Die zal er rekenschap van eisen" 8 '.

Behalve voor het verbieden van de publieke uitoefening van de roomse religie, waarin de bediening van de mis zo'n voorname plaats inneemt, dient de overheid er ook zorg voor te dragen dat geen roomsen noch aanhangers van andere antichristelijke godsdiensten tot het bekleden van overheidsambten worden toegelaten. In zijn boek Gaet uyt Babel, ofte nodige waerschouwinge tegens de familiare conversatie ende gemeynschap met de paus-gesinden (1660) wijst ds. G. van Nellesteyn ons daarop uitdrukkelijk. Hij schrijft:

"Is het zo dat de gelovigen geen juk moeten aantrekken met de ongelovigen en met dezelven niet moeten houden een familiare [nauwe; JAB] gemeenschap, zo volgt noodzakelijk dat onze Christelijke overheid zeer prijselijk en volgens de les des apostels doet dat ze de pausgezinden (opdat ik nu niet spreek van andere ongelovigen) houdt uit de regering van landen en steden en andere publieke bedieningen. Want de papisten te verheffen tot enige bediening kan niet geschieden zonder een juk met hen aan te trekken strijdig met het juk van Jezus Christus en zonder een welbehagen te tonen aan hun ongelovigheid. Daarom dient dit altijd striktelijk onderhouden, zij moeten altijd zonder aanneming van persoon uit alle bedieningen geweerd worden" 9 '.

Godslastering en verraad

Ik citeer ten slotte nog enkele zeer behartigenswaardige woorden van de zeer Godvrezende John Knox, de grote hervormer van Schotland die voor geen mens vreesde. In een brief aan de fel roomse koningin van Schotland, Maria Stuart (1542-1587; niet te verwarren met de vrouw van stadhouder Willem III), schreef hij:

"Gelijk de satan door sluwheid de allerheiligste instellingen van Gods geboden der eerste tafel bedorven heeft en in plaats van de geestelijke godsdienst dromen, vonden en inbeeldingen der mensen invoert, zo heeft hij, der mensen zwakheid misbruikende, de geboden der tweede tafel bedorven aangaande de eer die men schuldig is aan ouders, waaronder vorsten en leraars. Want nu heeft de duivel de zinnen van velen zó verblind dat zij niet kunnen of niet willen leren wat God en wat de keizer toekomt. Maar omdat de Geest Gods gezegd heeft: 'Eert de koning', daarom moet al wat zij gebieden, hetzij recht of onrecht, gehoorzaamd worden. Het is godslastering te zeggen dat God gehoorzaamheid

aan een tegen Zijn wet gekeerd bevel van enig vorst, hoe machtig ook, geboden heeft, en mitsdien eengodsdienst goed te keuren die Hij, God Zelf, afkeurt, of door stilzwijgen bevestigen. Mensen die zo doen, zijn verraders van hun vorsten, die zij door vleitaal in hun opstand tegen God bevestigen. God kan niet liegen, Hij kan Zichzelf niet verloochenen, Hij heeft van den beginne getuigd dat Hem geen godsdienst behaagt dan die Hij Zelf in Zijn Woord geboden heeft. Hij spreekt Zelf het vonnis uit, Matth. 15: 'Tevergeefs eren zij Mij, lerende leringen, die geboden van mensen zijn; en ook alle plant, die Mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden'." 10 '

Toen de genoemde koningin in Schotland de roomse mis voor zich had laten bedienen, sprak John Knox onder meer de volgende treffende woorden in het openbaar voor een groot gehoor uit:

"Eén mis is voor mij vreselijker dan de landing van 10.000 soldaten om de ganse Godsdienst te onderdrukken. Want in onze God is kracht om menigten te weerstaan en te schande te maken, als wij ongeveinsd van Hem afhingen, hetwelk de vroegere ervaring leerde. Maar als wij onze handen verenigen met afgoderij, zal Gods vriendelijke tegenwoordigheid en troostelijke bescherming ons ongetwijfeld verlaten; en wat zal er dan van ons worden ? Helaas! ik vrees dat de ervaring ons dit tot veler smart zal leren ""'.

Hierom werd John Knox voor de koningin ter verantwoording geroepen, die hem beschuldigde van oproer te maken onder het volk tegen haar en dat hij oorzaak was van bloedstorting. Hij verdedigde daarna tegenover haar krachtig Gods eer, waarop de koningin hem toevoegde: "Gij zijt de kerk niet, die ik koesteren wil; de kerk van Rome wil ik beschermen; want deze is de ware kerk Gods." Hierop kreeg zij een weerwoord dat haar lang geheugd zal hebben. John Knox antwoordde: "Uw wil, Mevrouw, is geen reden; en uw achting maakt de roomse hoer niet tot de onbesmette bruid van Christus. En verwonder u niet, Mevrouw, dat ik Rome een hoer noem; want die kerk is geheel besmet met allerlei geestelijke hoererij, zowel in leer als in ceremoniën. Ja, ik wil bewijzen dat de Joodse kerk, toen zij Christus kruisigde, zo diep niet ontaard was van de Mozaïsche instellingen, als Romes kerk afgeweken is van de zuivere waarheid der apostelen" 12 '.

Tot zover John Knox. Met recht kan hij een wachter op Sions muren genoemd worden. Hij sprak krachtige taal! Er werd mee gespot aan het koninklijke hof, dat wel, maar dat deerde deze getrouwe gezant des Heeren niet. Met gevaar voor zijn eigen leven waarschuwde hij zelfs de roomse koningin voor de roomse religie, ongeacht of zij het horen wilde of niet. Gods eer ging hem boven alles. Als het daarover liep, was hij door Gods genade moedig als een leeuw. En wij? Kennen wij daar ook iets van? Niet een farizeese ijver, maar iets van die heilige ijver?

Ten besluite

Getrouw hebben onze vaderen tegen rome gewaarschuwd en door hen worden ook wij thans bij vernieuwing gewaarschuwd. Wat een krachtige voorbeelden hebben we toch ook in dit opzicht als een wolk van getuigen Gods rondom ons liggen! Wij allen - u die dit leest en ik die dit schrijf - zullen het eenmaal weten dat er profeten onder ons geweest zijn. Mocht de Heere hun woorden, gesproken in opdracht van hun Zender, nog heiligen aan ons hart en schenke Hij ons mannen met Zijn Geest bedeeld, mannen met de ware liefde tot hun naasten om onze overheid, onze geliefde vorstin en haar huis en ons volk getrouw te waarschuwen, te leren en te besturen, opdat het krachtig getuigenis van weleer in 's lands vergaderzalen wederom gehoord en door overheid en onderdaan opgevolgd zou mogen worden!

Noten:

1) G. van Reenen, Heidelbergse Catechismus, 1990, p. 404-405

2) J. Barueth, Boet-bazuin geblazen in Neerlands Kerke, 1748, p. 318 (herspeld)

3) L.J. Potappel, Banden des geloofs, 1998, p. 188-

4) J. Fruytier, Gerigtshandelingen van den allerhoogsten God met Zijn volk van Nederland, dl. 1, z.j., p. 319 (herspeld)

5) J. Durham, Eene uitlegginge over het boek der Openbaringe Johannes, dl. 2, 1745, p. 896-898 (herspeld)

6) Durham, a.w., p. 899 (herspeld)

7) B. Smytegelt, Heidelbergse Catechismus, 1984, p. 414-415

8) C. Tuinman, Heidelbergschen Catechismus, dl. 2, 1739, p. 575 (herspeld)

9) G. van Nellesteyn, Gaet uyt Babel, 1660, p. 310-311 (herspeld)

10) W. Guthrie, Des Christens Groot Interest, 1981, 386-387

11)W. Guthrie, a.w., p. 402

12) W. Guthrie, a.w., p. 403

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2004

In het spoor | 48 Pagina's

EEN VERNIEUWDE WAARSCHUWING TEGEN ROME

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 2004

In het spoor | 48 Pagina's