Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

NAAR AANLEIDING VAN 'SMEULEND ANTIPAPISME'

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

NAAR AANLEIDING VAN 'SMEULEND ANTIPAPISME'

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Onder de titel Smeulend antipapisme heeft de heer C.H. van den Hoven voor zijn opleiding Journalistiek aan de Christelijke Hogeschool te Ede een scriptie geschreven waarin hij verslag doet van een door hem uitgevoerd systematisch onderzoek naar de berichtgeving van Reformatorische kerkbladen ten aanzien van de roomse kerk in de periode 1919-2005. Hiervoor zijn door hem de volgende kerkbladen onderzocht: De Saambinder (vanaf 1919 tot en met 2005), De Wachter Sions (vanaf 1953 tot en met 2005), Bewaar het pand (vanaf 1966 tot en met 2005) en het Kerkblad der Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland (vanaf 1978 tot en met 2005). In dit rijtje missen we overigens Het Gekrookte Riet (1982-2004), dat inmiddels opgegaan is in het Kerkblad van de Hersteld Hervormde Kerk.

Om een helder beeld te kunnen krijgen van de berichtgeving in deze kerkbladen ten aanzien van rome heeft de heer Van den Hoven zijn onderzoek vooraf verdeeld in een drietal deelonderzoeken, te weten: 1) Hoe is de visie van deze bladen op het pausdom en de antichrist? 2) Hoe luidt hun visie op een kerkelijke eenwording en dan met name op een verbroedering van Protestantse kerken met rome? 3) En hoe is hun visie op de Europese eenwording en de rol van rome in dit proces?

Vervolgens heeft hij uit de genoemde kerkbladen met behulp van bestaande indexen op titels van artikelen die artikelen geselecteerd die voor de beantwoording van deze drie vragen relevant zijn. Deze artikelen heeft hij doorgelezen en systematisch beoordeeld aan de hand van door hem zelf opgestelde beoordelingscriteria die hij zo heeft trachten te kiezen dat zo goed mogelijk tot uitdrukking komt in welke mate een artikel antipapistisch van inhoud is. Uit die beoordelingen heeft hij conclusies getrokken.

Naast dit onderzoek heeft hij ook een zevental interviews gehouden naar aanleiding van de resultaten van zijn onderzoek. Behalve met de (hoofd)redacteuren van de door hem onderzochte bladen heeft hij ook met dr. C.S.L. Janse (oud-hoofdredacteur van het RD), ds. H.J. Hegger (ex-priester en voormalig directeur van In de Rechte Straat) en mevrouw W. Ch. Taverne (dochter van de fel antipapistische ds. G. Taverne) gesproken. Deze zeven interviews zijn in zijn scriptie terug te vinden. Hun reacties heeft hij mee laten wegen in zijn eindconclusies.

Bijzonder handig is het feit dat de heer Van den Hoven zijn scriptie voorzien heeft van een uitgebreide literatuurlijst en ook alle beoordeelde artikelen, gegroepeerd per blad en per onderzoeksthema, keurig in chronologische volgorde in een bijlage achter in zijn scriptie opgenomen heeft. Alleen al daarom is zijn scriptie, die hij in december vorig jaar gepubliceerd heeft, interessant en waardevol.

In dit artikel willen we eerst ingaan op enkele politieke consequenties die voortvloeien uit het feit dat het instituut van het pausdom dè antichrist is, en vervolgens willen we aan de hand van de scriptie van Van den Hoven ophalen wat in de door hem onderzochte periode zoal in de genoemde bladen tegen de Europese eenwording en de Europese verkiezingen geschreven is.

Het pausdom dè antichrist

Gereformeerde theologen tot pakweg 1800 hebben algemeen in het instituut van het pausdom dè in Gods Woord voorspelde antichrist gezien. Het feit dat in de voorrede op de Dordtse Leerregels het pausdom door onze Gereformeerde vaderen omschreven wordt als "den roomsen antichrist" en in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis aangeduid wordt met de woorden "het rijk van den antichrist", geeft duidelijk aan dat zij er zelfs niet aan hebben getwijfeld dat het instituut van het pausdom dè antichrist is en ook blijft. Op grond van verschillende teksten uit onder andere 2 Thessalonicenzen 2, Openbaring 13 en Openbaring 17 kan ook moeilijk iets anders geleerd worden, "omdat alles in" de paus van rome "vervuld is, wat van de

antichrist voorzegd is", aldus ds. Abr. Hellenbroek in zijn overbekend vragenboekje^. Tevens hebben zij "de andere profetische aanduidingen uit de Bijbel zoals de zoon des verderfs (2 Thess. 2:3), de mens der zonde (2 Thess. 2:3), het beest (Openb. 13:1, 11; 17:8, 20:10), de hoer van Babel (Openb. 17:1, 4-5), het grote Babyion (Openb. 17:5)" in verband gebracht met het pausdom, zo merkt de heer Van den Hoven terecht op (p. 5). En het merkteken van het beest (Openb. 13:17; 14:11) en het getal zeshonderd zes en zestig (Openb. 13:18) hadden in hun ogen evenzeer een directe relatie met het pausdom. Het voert te ver om op al deze aspecten nu uitvoerig in te gaan. Voor meer uitleg hierover verwijzen we de lezer kortheidshalve - zoals ook de heer Van den Hoven doet - naar het 24 e hoofdstuk van de Redelijke Godsdienst van ds. Wilh. a Brakel of naar het artikel 'De antichrist geopenbaard' dat in 2005 in twee afleveringen in dit blad verschenen is 2) .

Ondanks het feit dat onze Gereformeerde vaderen in hun geschriften aan de hand van Gods Woord duidelijk aangetoond hebben dat de paus dè antichrist is, zijn vooral na de Tweede Wereldoorlog hierover bij velen twijfels gerezen. Uit de scriptie van de heer Van den Hoven blijkt dat zelfs ook niet alle van de door hem onderzochte Reformatorische kerkbladen hieraan nog zonder meer vasthouden (p. 50-53). Een in de tijd toenemend deel van de Gereformeerde gezindte lijkt het pausdom niet meer als dè antichrist te zien. Opvallend is dat men van hen niet leest waar onze vaderen dan in hun Bijbelexegese inzake de antichrist de mist zijn ingegaan. Men lijkt veel meer op het gevoel af te gaan en op wat men voor ogen ziet - in vergelijking met vroeger is rome heden ten dage in ons land veel minder dominant aanwezig - , dan op deugdelijke, uit de Schrift afgeleide argumenten. Het ware daarom beter dat men eerst eens grondig kennisnam van wat Gods Woord en de geschriften van onze vaderen ons in dezen leren.

Consequenties in de politiek

De belijdenis dat het pausdom dè antichrist is, heeft verregaande consequenties voor de politieke praktijk. Deze is voor een belangrijk deel bepalend voor onze houding die wij in de politiek dienen in te nemen tegenover rome.

In Openbaring 18 vers 2 en 3 wordt de definitieve val en vernietiging van het grote roomse Babyion (zie kanttekening 4 op dit vers) voorzegd als een uit de hemel afgekomen engel uitroept: Zij is gevallen, zij is gevallen, het grote Babyion, en is geworden een woonstede der duivelen, en een bewaarplaats van alle onreine geesten, en een bewaarplaats van alle onrein en hatelijk gevogelte; dewijl uit den wijn des toorns harer hoererij alle volken gedronken hebben, en de koningen der aarde met haar gehoereerd hebben, en de kooplieden der aarde rijk zijn geworden uit de kracht harer weelde. In aansluiting hierop hoort Johannes vervolgens een stem Gods uit de hemel, zeggende: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt (vers 4). Uit dit Goddelijke bevel vloeit onmiskenbaar voort dat we op kerkelijk en politiek terrein geen banden met de antichrist mogen aanknopen. Het vormen van een gezamenlijke kandidatenlijst en/of fractie met een roomse partij, het toelaten van roomsen tot de eigen politieke partij zoals de CU gedaan heeft, het vormen van een college of regering met een roomse partij en het steunen van roomse kandidaten (bijvoorbeeld door als raadslid een stem uit te brengen op een roomse wethouderskandidaat), dient dan ook zonder meer van de hand gewezen te worden. Dat dergelijke consequenties binnen de CU helemaal niet meer getrokken worden, tekent hoever men binnen de CU op dit punt het antipapistische spoor der Gereformeerde vaderen bijster is. De recent plaatsgevonden vrijwillige overlegvergadering van de CU-top met de top van de roomse kerk in Nederland vormt hiervoor een heel duidelijk bewijs 3) . De CU lijkt op dit punt meer en meer het CDA achterna te gaan.

Tegen het vormen van coalities met rome hebben de eerste SGP-voormannen steeds krachtig geageerd. De antirevolutionairen en Christelijk-historischen die op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau wel coalities met rome vormden, verweten zij terecht beginselverzaking. Een treffend voorbeeld uit de praktijk is in

dit verband het in de 'nacht van Kersten' door ds. Kersten ingediende amendement tegen het gezantschap bij de paus. Hiermee had hij een tweeledig doel op het oog, namelijk niet alleen het afschaffen van het gezantschap, maar ook... het breken van de coalitie! "Het samengaan met Rome is ons", zo zei hij enkele maanden later ter verdediging hiervan in de Kamer, "steeds geweest een onmogelijkheid, wijl de beginselen der Hervorming en die van Rome lijnrecht tegenover elkander staan" 4 ).

Voor het samenwerken met rome hebben de eerste SGPvoormannen de SGP zelf als partij ook indringend gewaarschuwd. Op de partijdag van 1950 zei ds. P. Zandt bijvoorbeeld:

"Zij [te weten de SGP; AV] richte zich naar des Heeren Wet en bepleite het, dat deze Wet bij hoog en laag en ook in het landsbestuur volle zeggenschap zal bekomen. Zo doende, zal zij tot heil van ons Vaderland, tot zegen van Neêrlands burgers zijn. Gedraagt zij zich anders, sluit zij een coalitie met Rome, (...) dan pleegt zij verraad aan de Hervorming en misgaat zij zich mitsdien tegenover Gods Woord. Zij trede niet in dat heilloze spoor, waarin Anti-Revolutionnairen en Christelijk-Historischen gingen, toen zij het monsterverbond met Rome aangingen. Een verbond, dat vierkant indruist tegen de Heidelberger Catechismus (...); vierkant indruist evenzeer tegen het formulier van het Heilig Avondmaal (...); vierkant indruist niet minder tegen de belijdenisschriften, die Rome's kerk als het rijk van de anti-Christ verwerpen" 5 K

Deze waarschuwingen mochten in onze tijd nog ter harte genomen worden, want uit de scriptie van Van den Hoven is af te leiden dat een toenemend deel van de SGP-achterban de paus niet meer als dè antichrist ziet en daardoor waarschijnlijk ook minder bezwaren zal hebben om op politiek terrein met rome samen te werken. O, dat toch de huidige SGP-vertegenwoordigers zich niet laten verleiden om roomse wethouderskandidaten en roomse gedeputeerden op het pluche te helpen!

Europese Unie

Behalve voor de nationale politiek heeft het feit dat het pausdom dè antichrist is, ook grote consequenties voor de internationale politiek. In het licht van Gods bevel: Gaat uit van haar, Mijn volk, opdat gij aan haar zonden geen gemeenschap hebt, en opdat gij van haar plagen niet ontvangt (vers 4), dient het sluiten van nauwe samenwerkingsverbonden met roomse landen immers afgewezen te worden. Trek geen juk aan met de ongelovigen, maant daarnaast ook de apostel Paulus (2 Kor. 6:14). Een sterk voorbeeld van zo'n ongeoorloofd samenwerkingsverbond vormt de Europese Unie. Aan deze Unie, waarin tussen de deelnemende landen zeer nauw samengewerkt wordt, neemt immers een flink aantal overwegend roomse landen deel zoals Polen, Frankrijk, Italië, Spanje, Slovenië enz. Alleen al hierom is dus het deelnemen van Nederland aan deze Unie Bijbels onverantwoord te noemen.

Dat echter de 'Heilige Stoel' een groot voorstander is van deze Europese samenwerking en integratie, die in de loop van de tijd steeds verder uitgebouwd en geïntensiveerd is, behoeft ons niet te verwonderen. Een Europese superstaat past immers prachtig in het streven van rome naar 'één heilig rooms rijk' onder supervisie van de paus. Tegen die achtergrond is het ook begrijpelijk dat vele roomse politici zich vanaf het begin actief ingezet hebben voor een 'Verenigd Europa'. De vaders van Europa, de staatsmannen Adenauer, De Gasperi, Monnet en Schuman, waren bijvoorbeeld allen rooms! Kortom, de oprichting en de verdere uitbouw van de Europese Gemeenschap is niet los te zien van de politieke machtsaspiraties van rome. Om die reden heeft de heer Van den Hoven in zijn scriptie als derde deelthema ook de visie van de al eerder genoemde kerkelijke bladen op de Europese eenwording en de Europese verkiezingen onderzocht.

Uit zijn scriptie blijkt dat in de loop der jaren heel wat artikelen tegen de Europese eenwording en de Europese verkiezingen verschenen zijn, voornamelijk in De Wachter Sions. Als auteurs komen we behalve ds. F. Mallan en de heer L.M.P. Scholten, namen tegen als J. Haalboom, F.Th. Roeters van Lennep, J. Boeder en H. Meyer. Al deze schrijvers hebben het Europese eenheidsstreven en het deelnemen aan de Europese verkiezingen afgewezen. Daar hun artikelen veelal in de vergetelheid geraakt zijn, willen we aan de hand van het overzicht dat de heer Van den Hoven van deze artikelen gemaakt heeft, een aantal uitspraken die zij in die artikelen hierover gedaan hebben nog eens voor het voetlicht halen, in de hoop dat door het lezen daarvan vooral ook jongeren over deze zaken gaan nadenken.

Europa en rome

Vanaf de oprichting van de Europese gemeenschap in de jaren vijftig van de vorige eeuw tot heden hebben diverse personen ervoor gewaarschuwd dat een voortschrijdende Europese eenwording gunstig zal zijn voor rome.

Reeds in 1962 werd in De Saambinder de vrees uitgesproken dat rome de leiding zal nemen als er op Europees vlak samengewerkt gaat worden tussen de Protestanten en de roomsen. En in De Wachter Sions van 20 januari 1972 waarschuwde de in Zwitserland wonende heer F.Th. Roeters van Lennep: "Het opheffen van de Europese soevereine staten brengt Europa onder leiding van rome". Geen vreemde stelling daar toen in alle aan de Europese Gemeenschap deelnemende landen de roomsen in de meerderheid waren of een groot machtsblok vormden en zij zich niet zelden wisten te versterken door een samenwerking met verwaterde Protestantse partijen. Tegen die achtergrond sprak ook de heer H. Meijer in De Wachter Sions van 20 december 1979 de vrees uit dat de roomsen onder de noemer van Christen-democraten een machtig blok zouden gaan vormen in het Europarlement. "Dan is", zo vervolgde hij, "een flinke stap gedaan naar herstel van het oude Heilige Roomse Rijk met de paus als regeerder van de wereld op aarde!".

In De Wachter Sions van 8 februari 1979 publiceerde de heer J. Haalboom een uitvoerig artikel tegen het deelnemen aan de toen aanstaande eerste Europese verkiezingen. In dat artikel merkte hij onder meer op dat "de zaak van de Europese eenheid" binnen de SGP altijd gezien is als "een over ons komend kwaad" en dat "onze voorgangers hun waarschuwende stem" daartegen duidelijk hebben laten horen. Om dit te bewijzen citeerde hij uit een Kamerrede van ir. C.N. van Dis sr., gehouden in 1968, de volgende woorden:

"Wij zijn niet tegen samenwerking op economisch gebied, maar het is een aanloop tot eenwording, onze nationale zelfstandigheid is in het geding, het koningschap zal worden gedegradeerd en er zal een herhaling komen van het Heilige Roomse Rijk".

Ook ir. Van Dis sr. had dus oog voor het gevaar dat Europese integratie leidt tot versterking van de macht van rome.

De praktijk is dat rome en de revolutie, bijgeloof en ongeloof in Europa de toon aangeven. In de in De Wachter Sions van 31 mei 1979 afgedrukte grote advertentie van de Landelijke Stichting, gericht tegen de eerste Europese verkiezingen, werd daarop gewezen. Opgemerkt werd dat er sprake was van "een grauw Europa in de greep van rome en de revolutie". En ook dat aan rome "het bloed der martelaren kleeft". Dit mogen we zeker niet vergeten!

Kortom, de steeds verdergaande Europese integratie is gunstig voor rome en het brengt ons land in een steeds

nauwere band met roomse landen en daardoor als klein land weer deels terug onder de heerschappij van rome. Dit is een miskenning van der vaderen strijd tegen rome. Mede daarom dient ook anno 2007 het participeren van ons land in de supranationale organen van de EU beslist afgewezen te worden.

Andere redenen

Maar niet alleen vanwege rome, er zijn ook nog andere zwaarwegende redenen die er voor pleiten om afstand te bewaren van het Europese gebeuren. Terecht wees ds. P. Zandt in zijn partijrede van 1954 er al op dat een streven naar Europese eenheid op basis van een "humanistisch-revolutionaire grondslag" die tot uiting komt in de Europese verdragen, een streven is "dat niet alleen buiten God en Diens geopenbaarde Woord" omgaat, maar "er zelfs lijnrecht tegenin" loopt (Hoort de roede, dl. 3, 1984, p. 48). Daaraan mogen we dan ook onze medewerking niet geven.

Niet minder zou het wonderlijk ontstaan en voortbestaan van ons land ons moeten aansporen om het uitleveren van onze nationale zelfstandigheid aan de Europese Unie tegen te gaan. Terecht bracht dan ook de heer L.M.P. Scholten in De Wachter Sions van 7 juni 1984 tegen een Europese eenwording naar voren: "al zouden wij het willen, wij zouden het toch niet mógen. De Heere heeft te duidelijk een eigen weg gehad met ons Nederland. Hier, in onze Nederlandse verhoudingen, kunnen wij onze medeburgers nog altijd aanspreken op die leidingen Gods met Nederland". Ds. Zandt heeft er in dit verband ook meer dan eens op gewezen dat God ons eenmaal - als door een wonder - in Zijn goedertierenheid en genade een zelfstandig volksbestaan geschonken heeft en dat wij daarom die zelfstandigheid niet vrijwillig mogen prijsgeven. Ja, eenieder die het met ons land wel meent, "heeft zich dan ook met hand en tand", aldus ds. Zandt, tegen die Europese supranationale organen (en eenwording) "te keren" (De Banier, 10 nov. 1955). Vanzelfsprekend niet op revolutionaire wijze, maar via de legale wegen.

In de tijd van ds. Zandt werd en in onze dagen wordt hier wel tegen ingebracht dat Nederland niet meer buiten een verregaande Europese samenwerking en integratie - waarbij de nationale zelfstandigheid steeds verder wordt prijsgegeven - kan. Terecht merkte echter de heer Scholten in dit verband in De Wachter Sions van 12 mei 2005 op: "Voor ons geldt dat Europese samenwerking voor een land als Nederland onvermijdelijk is, maar dat wij daarbij de nationale soevereiniteit niet mogen prijsgeven. Wie zegt dat het niet anders kan, moet maar eens navragen bij Noorwegen en Zwitserland hoe zij dan wel buiten de Europese eenwording kunnen blijven".

En hieraan kan nog toegevoegd worden dat naar menselijke berekening Nederland het in de Tachtigjarige Oorlog ook echt nooit kon volhouden tegen zo'n grote wereldmacht als Spanje, maar de uitkomst was dat Nederland, bedauwd met 's Heeren zegen, aan de spits der volkeren mocht treden. Daarom voerde ds. Zandt tegen hen die meenden dat Nederland buiten een Europees verbond geen toekomst had, terecht wel aan dat zij kennelijk "aan God, Die het kleine Nederland eenmaal door Zijn genade tot een belangrijke mogendheid heeft gemaakt", niet dachten en "naar Zijn genade en bijstand" niet vroegen (De Banier, 20 febr. 1958). Is dat niet de kern van de zaak? Wij vragen als land niet meer naar de God van onze vaderen, maar we hakken onszelf via de Europese Unie bakken uit; bakken waarvan zal blijken dat ze geen water houden. Want wat niet is naar Gods Woord, zal geen dagenraad hebben. Daarom, een Europese integratie is niet noodzakelijk, maar een terugkeer tot de God van onze vaderen. Aan Zijn zegen is immers alles gelegen!

Europese verkiezingen

De heer F.Th. Roeters van Lennep schreef in De Wachter Sions van 17 mei 1979 dat de Europese verkiezingen een onderdeel vormen van "het internationalisme, waartegen onder andere ds. Zandt heeft gewaarschuwd".

In deze tijd van democratie en mensenrechten is een Europese eenwording zonder een Europees Parlement en zonder verkiezingen voor een Europees Parlement gewoonweg niet denkbaar. Beide, zowel dit supranationale orgaan als de verkiezingen daarvoor, vormen inderdaad dus onmisbare schakels in het proces van de Europese eenwording. Van beide gaat een stimulerende werking uit ten gunste van de Europese eenwording. En bovendien is het een feit dat het werk van de europarlementariërs in het europarlement in de eerste plaats bestaat uit het behartigen van de Europese belangen en zaken en pas daarna komen de nationale belangen om de hoek kijken.

Tegen deze achtergrond bezien, was wat de heer Scholten in De Wachter Sions van 7 juni 1984 met het oog op de toen aanstaande (tweede) Europese verkiezingen opmerkte, volkomen terecht. Hij schreef:

"Het doet wat vreemd aan, wanneer nu juist van de partij waar het verzet tegen de Europese integratie het diepst gaat en het meest principieel is, de mensen nog het trouwst naar de stembus zouden opkomen. Het zou ook zeer onverstandig zijn, naar onze mening. Waarom? Omdat uit allerlei uitspraken blijkt dat de opkomst bij de stembus gezien wordt als graadmeter. Een grote opkomst moet het gezag van het 'Europese parlement' in Straatsburg versterken".

Eerder, in 1979 kort vóór de eerste Europese verkiezingen, had hij zich ook al in dezelfde lijn hierover uitgelaten, namelijk in De Wachter Sions van 3 mei 1979. Toen schreef hij:

"Elke stem die straks uitgebracht wordt, is bij vóórbaat al een principieel getuigenis. Ten gunste van degenen, die het Europese Parlement zo sterk mogelijk willen maken. Dan is het niet meer mogelijk, onze stem tegelijk tot een getuigenis te verklaren van het tegenovergestelde. Straks, in juni, zal gezegd worden: in Nederland ging (ik noem maar wat) 78, 3 procent van de mensen stemmen, dus leeft de Europese gedachte sterk in Nederland. Zo zal men dan het Europees Parlement sterk kunnen maken. Niemand zal dan op de gedachte komen, stemmen die mogelijk als getuigenis tégen de Europese eenwording bedoeld waren, [er] af te trekken".

De titel die de heer Haalboom aan zijn tweede in De Wachter Sions gepubliceerde artikel (31 mei 1979) tegen de Europese verkiezingen meegaf, was dan ook geheel treffend gekozen: 'Wie stemt, stemt toe!' Met andere woorden: wie stemt, werkt bedoeld of onbedoeld mee aan de Europese eenwording. Wie stemt, geeft daarmee ook aan dat hij akkoord gaat met het bestaan van een bovennationale overheid; met te stemmen stapt hij immers in de praktijk over de bezwaren daartegen heen. Wie stemt, laat in feite ook het standpunt varen dat Nederland alleen dient te wonen. Daarmee miskent hij Gods roemrijke daden en weldaden in het verlossen van ons land uit roomse en Spaanse dwingelandij.

Verder wees de heer Haalboom in zijn eerste artikel tegen de Europese verkiezingen nog op een ander aspect: "De Europese Gemeenschap erkent geen regeren bij de 'gratie Gods'. Daar is slechts sprake van pure volkssoevereiniteit". Dit in onderscheid met de situatie in Nederland, waar - ondanks alle verval en afval - elke wet nog begint met: "Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.". Ook is volkssoevereiniteit in de Nederlandse Grondwet nog steeds niet als norm opgenomen. Volkssoevereiniteit staat haaks op Gods Woord. Daarom alleen al is het participeren in de Europese organen en het deelnemen aan verkiezingen voor het europarlement principieel onverantwoord.

Kortom, er zijn wezenlijke redenen om bij de Europese verkiezingen telkens - door thuis te blijven - tegen het gehele Europese gebeuren te stemmen!

Een roomse vlag

Uit de scriptie van Van den Hoven blijkt dat in de door hem onderzochte kerkelijke bladen het wederom vooral de heer Scholten is geweest die aandacht heeft gevraagd voor de roomse achtergrond van de Europese vlag. Deze vlag is immers met zijn twaalf sterren tegen een kobaltblauwe achtergrond in stilte aan Maria gewijd. De ontwerper, de heer P. Lévy, heeft dit zelf toegegeven. "Door God geïnspireerd", zo zei hij in een vraaggesprek met een roomse pater, "heb ik gekozen voor een blauwe vlag waarop de twaalf sterren van de wonderbare medaille van de Rue du Bac weergegeven worden. Zodat de vlag van Europa de vlag van Onze Lieve Vrouw kon zijn: blauwe achtergrond, twaalf sterren, AP XII [= Openbaring 12; AV]. Ik vertel u dit, pater, omdat u het kleine kruisje van het Blauwe leger van Maria draagt' 4) . Als commentaar voegde het roomse blad Vlaanderen voor Maria eraan toe: "Alle vereerders van de Heilige Maagd, bijzonder van de Maagd van de wonderbare medaille, zullen, als ze die vlag zien, er in gedachte en van harte in het midden van die vlag het beeld van de Heilige Maagd bijvoegen, de Koningin van de hemel, die de Koningin van Europa zal worden" 5) .

In dezelfde lijn liet de bekende Franse marioloog R. Laurentin zich uit: "De kroon van twaalf sterren op een blauwe achtergrond, die de vlag van Europa vormt, komt overeen met de twaalf sterren van de vrouw die in het twaalfde hoofdstuk van de Apocalyps [Openbaring; AV] tegen de blauwe hemel verschijnt, en met de twaalf sterren van de Wonderdadige Medaille, geslagen volgens hetzelfde beeld" 6) . En prof. J.A. Jungmann schreef in zijn boek Symbolik der Katholischen Kirche (1960) met betrekking tot de symbolen die in de laatste eeuwen voor Maria in gebruik zijn of gekomen zijn, dat in bijzonder de kroon van twaalf sterren haar symbool geworden is en dat in de onderscheidingstekens en kledij van Mariaverenigingen, voor wat de kleur betreft, vooral de voorkeur wordt gegeven aan het lichte blauw 7 ). Dat het symbool van twaalf sterren tegen een blauwe achtergrond het symbool van Maria is, is dus niet zomaar een hersenspinsel van de ontwerper geweest. Dit symbool was al een algemeen gangbaar symbool voor Maria in het kader van de roomse Mariaverering. De heer Scholten spreekt dan ook terecht van een "ongekende brutaliteit" dat de ontwerper van de Europese vlag Europa stilzwijgend met zo'n rooms symbool heeft durven opzadelen (p. 47-48). Helaas komen we dit twaalfsterrensymbool inmiddels overal tegen.

Ten besluite

Aan zijn scriptie heeft de heer Van den Hoven een nawoord toegevoegd waarin hij zijn persoonlijke visie geeft op het door hem onderzochte onderwerp. Hij verklaart daar dat hij met het woord 'smeulend' in de titel van zijn scriptie in het algemeen "de kwijnende staat van het antipapisme in Nederland" en in het bijzonder die "in de Reformatorische gezindte" heeft willen aangeven. Tot de "Reformatorische gezindte" rekent hij de gehele achterban van de SGR Volgens Van den Hoven toont een deel van deze achterban, onder wie ook prominenten uit deze kring, in de praktijk respect voor rome, terwijl men belijdt in te stemmen met de Drie Formulieren van Enigheid. Het één kan echter met het ander niet samengaan. Wie werkelijk de Reformatorische leer aanhangt, is een antipapist in de rechte zin van het woord. Namelijk, niet een hater van roomse mensen, maar een tegenstander van het papale (pauselijke) stelsel, een tegenstander van het pausdom met zijn vervloekte afgoderij in de mis. Een tegenstander ook van de politieke machtsaspiraties van rome die vanwege het vermeende pauselijke stedehouderschap van Christus op aarde letterlijk leert:

"Daarom moeten alle machten rechtstreeks aan de paus onderworpen zijn. Vorsten en prinsen zijn in hun wetgeving aan de kerkelijke voorschriften gebonden. Wij bepalen dat koningen, bisschoppen en edelen die op enigerlei wijze decreten van de bisschop van rome menen te mogen schenden, of zouden toestaan dat zij geschonden worden, vervloekt zijn en voor altijd bij God aan afwijking van het katholieke geloof schuldig staan" 8 K

Sinds de Reformatie is rome in de leer niet wezenlijk veranderd. De roomse kerk komt derhalve nog steeds overeen met de in artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis gegeven beschrijving van een valse kerk.

Dr. Abr. Kuyper meende indertijd wel dat rome en het Protestantisme op dezelfde wortel des geloofs stoelen (p. 4), maar gezien ook het feit dat het instituut van het pausdom aan alle Bijbelse kenmerken van dè antichrist voldoet, is dit ten enenmale onmogelijk; er bevindt zich juist een diepe, onoverbrugbare kloof tussen rome en de Reformatie. Het ware te wensen dat dit in onze dagen - onder andere in de politieke praktijk bij coalitie-, college- en fractievorming - meer onder ogen werd gezien en gebracht, opdat men geen ander juk aantrekt met dè antichrist, maar afgescheiden blijft van hem overeenkomstig het bevel des Heeren: gaat uit het midden van hem en scheidt u af (2 Kor. 6:14-17 en Openb. 18:2-4). De informatieve en lezenswaardige scriptie van Van den Hoven mocht hiertoe nog dienstbaar zijn.

Noten:

1) Abr. Hellenbroek, Voorbeeld der Goddelijke Waarheden voor eenvoudigen, die zich bereiden tot de belijdenis des geloofs, z.j., p. 59 2) Zie: Wilh. Ä Brakel, Redelijke Godsdienst, dl. 1, 1985, p. 589- 598; In het Spoor, oktobernummer 2005, p. 152-161 en decembernummer 2005, p. 219-227 3) Zie: 'ChristenUnie in gesprek met top roomse kerk', in: RD, 21 juni 2007 4) Handelingen Tweede Kamer, 1925-1926, 16 maart 1926, p. 369 3) Zie: Hoort de roede, dl. 2, 1981, p. 175 4) Zie: In het Spoor, oktobernummer 2001, p. 140 5) L.M.P. Scholten, 'Vlag', in: De Wachter Sions, 12 april 1990 6) Zie: Katholieke Stemmen, april 1990, p. 231-233 7) Zie: In het Spoor, oktobernummer 2001, p. 140-141 8) Zie: L.M.P. Scholten, 'Koningin', in: De Wachter Sions, 24 februari 2000 en de les 'Een roomse koningin' van de Schildserie.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2007

In het spoor | 56 Pagina's

NAAR AANLEIDING VAN 'SMEULEND ANTIPAPISME'

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 oktober 2007

In het spoor | 56 Pagina's