Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE OPVOEDING VAN ONZE KINDEREN -4-

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE OPVOEDING VAN ONZE KINDEREN -4-

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

De voorgaande drie afleveringen van deze rubriek zijn door de heer A. Verwijs verzorgd. In de eerste twee afleveringen heeft hij de opvoedingslessen van ds. A. Hildersham aan u doorgegeven (zie het februari- en meinummer van 2007) en in de derde aflevering de opvoedingsadviezen van ds. J. Hollebeek (zie het julinummer van 2007).

Thans willen ondergetekenden twee afleveringen van deze rubriek voor hun rekening nemen door uw aandacht te vragen voor een 'lering' of les die ds. Thomas Alberthoma (1631-1680) over de 'Opvoeding en Christelijke onderwijzing van onze kinderen' geschreven heeft. Deze 'lering' vormt het laatste gedeelte van zijn verhandeling over 'De recht edele afkomst van Timótheüs', die te vinden is achter in zijn verzamelwerk 'Ondersoeck der Heyliger Schriften' (1669).

Uitgezonderd deze verhandeling over Timótheüs zijn alle andere verhandelingen die aanwezig zijn in deze verzamelbundel, overigens ook te vinden in zijn twee jaar eerder uitgegeven verzamelbundel 'De Richter in het Paradijs' (1667).

In de in 1669 dus voor het eerst uitgekomen verhandeling over Timótheüs behandelt ds. Alberthoma - die in 1631 te Lutjegast geboren en achtereenvolgens predikant te Ezinge (1655-1661) en te Groningen (1661- 1680) geweest is^ - de bekende tekst uit 2 Timótheüs 1 vers 5: 'Als ik mij in gedachtenis breng het ongeveinsd geloof dat in u is, hetwelk eerst gewoond heeft in uw grootmoeder Loïs en uw moeder Eumce; en ik ben verzekerd dat het ook in u woont'. Aan de hand van deze tekst toont hij in zijn 'opvoedingsles' onder meer het zeer grote belang aan dat onze kinderen van jongs af aan Christelijk opgevoed en onderwezen worden. Daar zijn 'opvoedingsles' te lang is om in een keer afgedrukt te worden, treft u hieronder alleen het eerste gedeelte aan en Deo volente in het volgende nummer het slot. Aan de inhoud hebben we niets veranderd. Wel zijn de woorden omwille van het leesgemak in herspelde/hertaalde vorm afgedrukt en zijn tussenkopjes geplaatst.

Mocht het lezen van deze getrouwe vermaningen nog tot lering en opscherping zijn van allen die de in eigen kracht onmogelijke, maar duur verplichte taak hebben om kinderen op te voeden in de vreze des Heeren. Ja, de Heere mocht dit onderwijs nog uit vrije genade met Zijn zegen willen achtervolgen. Dat is ons beider wens en bede!

A. Klomp/J.A. Bunt

Het geloof: een zuivere gave Gods

Ds. Alberthoma: "Eindelijk hebben wij nog een zeer belangwekkend leerstuk te betrachten, waarmee wij dit traktaat zullen besluiten. Het bestaat hierin dat een zorgvuldige opvoeding en Christelijke onderwijzing door de ouders, heilig waargenomen zijnde omtrent hun kinderen, onder Gods genadige zegen bekwame aanleidingen voor dezelve zijn en loffelijke voorbereidselen tot het geloof aan en in Christus Jezus hun Zaligmaker. Wij zeggen niet dat de tedere kinderen in de staat van hun kindsheid het dadelijke geloof zouden bezitten. Wij zeggen ook niet dat de ouders deze schat op hun kinderen door erfenis zouden kunnen voortzetten. Wij weten dat zij is een zuivere gave Gods en dat Hij die Zelf aan Zijn uitverkorenen meedeelt bij en door het middel van het gepredikte Woord. Maar dit zeggen wij niettemin dat Godvrezende ouders, hun kinderen heilig onderrichtende en voorzichtig opvoedende, daarmee,

zoveel in hen is en zoveel hen doenlijk is, de grondslag leggen in hun kinderen van het zaligmakende geloof. De grootmoeder en moeder van Timótheüs moeten en kunnen ons wederom overvloedig dienen om dit te bevestigen. Wederom moeten wij hun heilige ijver omtrent de opvoeding van deze hun dierbare spruit tot hun eeuwige lof aantekenen.

Naarstigheid middellijk gezegend

Het is waar dat het ongeveinsde geloof in Timótheüs heeft gewoond, de eer daarvan behoort alleen aan de Heere onze God. Nochtans, wie zal ontkennen dat de Allerhoogste de getrouwe zorgvuldigheid van Eumce en waarschijnlijk mede van Loïs in het opvoeden van de jonge Timótheüs heeft willen gebruiken en zegenen als middelen om zijn hart tot dat gewenste bezit van het onwaardeerbare geloof vaardig te maken? En welke gewenste successen gevolgd zijn op deze hun prijzenswaardige naarstigheid, die wijst ons Paulus niet donker aan, zo wanneer hij in onze tekst het geloof van de grootmoeder én moeder én zoon aan elkander hecht. Ja, hij laat niet toe dat wij enigszins hieraan zouden twijfelen, zo wanneer hij in 2 Timótheüs 3:15 deze lof geeft aan Timótheüs dat hij van kinds af de Heilige Schriften geweten heeft. Gevende daarmee ook deze lof aan de genoemde gelovige vrouwen dat ze Timótheüs in de Heilige Schriftuur geoefend en onderwezen hebben.

O, gezegende voorgangers en getrouwe leidslieden die niet hebben nagelaten die tedere spruiten wederom aan de Heere toe te brengen en op te offeren die zij van Hem ontvangen hadden. O, gelukkige Timótheüs, voor wie de Heere verwekt heeft zodanige getrouwe instrumenten om hem in de vroege morgenstond van zijn jonkheid allengs meer en meer te leiden op de weg van de waarheid des geloofs en van de godsdienstigheid. O, voorspoedige opvoeding die de Heere zo wel heeft laten gelukken dat Timótheüs een gelovig lidmaat van Christus en een pilaar van Zijn Kerk is geworden. En gewis, zo is het met een zorgvuldige opvoeding en Christelijke onderwijzing van de kinderen gelegen. Wie zou willen loochenen dat Abrahams naarstigheid in het onderrichten en leiden van zijn kinderen en huisgenoten in de wegen des Heeren een gezegend middel was, hen aanvurende tot het geloof? Al waarom hij ook merkelijk wordt geroemd (Gen. 18:19).

Waarom heeft de HEERE gelast aan de Israëlieten dat ze Zijn grote wonderheden aan en voor hen gedaan in hun machtige verlossing uit Egyptes slavernij, in het scheiden van de wateren van de Rode Zee en van de Jordaan, in het banen van een weg door dezelve voor Zijn volk gedurig aan hun kinderen vertellen en hun inscherpen zouden (Ex. 10:2; 12:24; Joz. 4:6-7)? Het was niet alleen om hen de plicht van dankbaarheid nevens deze Alvermogende Weldoener te leren, maar ook om hen op te leiden tot een vast vertrouwen op die grote Verlosser en Bewaarder Israëls.

Het kan mislukken

Het is wel zo dat de heilige ijver van de ouders in dezen kan mislukken. Het kan zijn dat een Godzalige Hizkfa zijn vaderlijke plicht doet in deze onderwijzing van zijn zoon Manasse volgens zijn eigen verklaring (Jes. 38:19) en dat nochtans deze zoon tot een gruwelijke afgoderij vervalt (2 Kron. 33:2). Het kan zijn dat een rechtvaardige Job beijvert dat zijn kinderen zich zouden heiligen, dat hij 's morgens vroeg opstaat om voor hen te bidden en dat hij brandoffers offert naar hun aller getal en dat zij ondertussen elkaar trakteren en liefkozen in een wereldse vrolijkheid (Job 1:4-5). Niettemin blijft dit zeker dat, onder de genadige zegening van de Allerhoogste, de opvoeding van de tedere jonkheid in de vreze des Heeren hun harten bereid tot het ongeveinsde geloof. Het was een klaar bewijs dat die voortreffelijke vrouw, aan wie de apostel Johannes zijn tweede zendbrief heeft geschreven en toegeëigend, deze plicht omtrent haar kinderen getrouw had waargenomen, aangezien hij tot haar uitnemende lof vermeldt in 2 Johannes 1 vers 4 dat haar kinderen volgens het gebod van haar hemelse Vader in de waarheid wandelden. Maar het zal nodig zijn dat wij dit leerstuk met enige redenen bekrachtigen". Wij zeggen dan dat de Christelijke opvoeding en onderwijzing achtereenvolgens:

1) Een krachtig hulpmiddel tegen de zonden is

"Een zorgvuldige opvoeding en ijverige onderrichting van de kinderen is een gezegend middel om de dwaasheid en boosheid die aan hun harten van nature gebonden is, tegen te gaan, in te binden en allengs uit te

drijven. Het is zeker, gelijk een jonge plant het minst bestaan kan tegen de hevigheid van een stormwind en de ongemakken van de lucht, dat insgelijks de tedere jeugd het minst kan tegenstaan de aanlokselen van de zonde en de verleidingen van de wereld. David meldt niet zonder oorzaak de zonden van zijn jonkheid, biddende om de vergeving van die (Ps. 25:7). Job, onder het gevoelen van de plagen en slagen van de Almachtige, keert met zijn nare gedachten terug naar de jaren van zijn kindsheid, klagende dat de HEERE hem deed erven de misdaden van zijn jonkheid (Job 13:26). Salomo getuigt terecht dat de jeugd slechts ij delheid is en dat de jongeling in de weg van zijn hart wandelt (Pred. 11:9).

Het is geen wonder dat de wellustigheden van dit leven allengs afnemen in de hoge en grijze ouderdom bij hen die van hun krachten beroofd, in hun zinnen gekrenkt, door smarten bedroefd, met zorgen belast en eindelijk des levens zat zijn en gelijk als aan het graf ondertrouwd. Maar de jonkheid die alsnog van zorgen vrij is, vers in haar krachten en gewend tot vreugde, die pleegt zich allermeest aan gevaarlijke zonden over te geven. Alsdan zijn de jonge ogen van Sichern vlammende van onkuisheid, alsdan zijn de tongen van de kinderen te Bethel gereed om de profeet Elisa honend na te roepen en de minderen van dagen lachen over Job, welker vaderen hij versmaad zou hebben om ze bij de honden van zijn kudde te stellen (Gen. 34:2; 2 Kon. 2:23; Job 30:1). Voorwaar, een bejaard en bedaard mens zal moeten schrikken en schreien over de zonde van zijn jonkheid, zo wanneer hij wat begint na te denken over zijn vorig leven, en hij zal zich moeten verwonderen dat hij zo grote en zovele dwaasheden heeft kunnen bedenken en durven aanrichten in de eerste lente van zijn jaren. Gelijkerwijs het door de ervarenheid overvloedig bevestigd wordt, alzo is een Christelijke opvoeding daartegen een krachtig hulpmiddel. En gelijk als het tijdig uitplukken van het onkruid uit een nieuwe grond de weg baant tot goede gewassen, alzo mede een voorzichtige tucht en onderwijzing is gelijk als het uitwieden van het onkruid der kwaadaardigheid uit de planthof van de jeugdige harten, waardoor meer en meer plaatsgemaakt wordt voor het geestelijke gewas van het zaligmakende geloof.

2) Van een huisgezin een kleine gemeente maakt

Waar zodanige opvoeding en onderrichting van de ouders omtrent hun kinderen wordt waargenomen, daar zijn de woningen gelijk als tempelen en de families gelijk als kleine gemeenten. Deze lof wordt verscheidene heiligen in de tijd van de apostelen gegeven. Paulus roemt niet alleen de Godvruchtige belijders Priscilla en Aquila, maar ook de gemeente in hun huis (Rom. 16:5). En deze lof ontvangt mede de Godsdienstige Filémon, dat zijn huisgezin een gemeente was, gelijk dezelfde apostel vermeldt in zijn zendbrief aan hem geschreven (Fil.:2). En niet zonder reden geschiedt ditzelve. Want waar de huisvaders en huismoeders hun huisgenoten en bijzonder hun kinderen de reine kennis van hun God inscherpen, waar zij hen in het lezen van de Heilige Schriften oefenen, waar zij hen door dagelijkse catechisaties onderzoeken en in hun wetenschap bevestigen, waar zij aan hen de uitgelezenste spreuken, beloften en geboden van het Goddelijke Woord doen vanbuiten leren en onthouden, waar zij hen tot een kinderlijke vreze en ontzag tot hun hemelse Vader ernstig aanmanen, hoe zou niet billijk zodanige familie voor een kleine gemeente van Jezus Christus gekeurd worden? Immers, aldaar wordt gepraktiseerd, wat Jozua heilig verklaarde voor de oren van geheel Israël: aangaande mij en mijn huis, wij zullen den HEERE dienen (Joz. 24:15). En voorwaar, het kan niet ontkend worden dat een zodanig Christelijke opvoeding van de kleine kinderen een zeer geheiligde voorbereiding tot het bezit van het geloof en andere geestelijke gaven is.

3) Kinderen het doen van gebeden leert

In deze loffelijke bezigheid van de ouders omtrent hun kinderen is immers mede ingesloten de oefening van de gebeden. Ik versta hieronder vooreerst zodanige gebeden tot welke de kinderen zelf gewend worden

om die dagelijks, hoewel al stamelende, tot hun God te spreken. En hierin zou de nalatigheid van de ouders onverantwoordelijk en verdoemelijk zijn. Zij moeten hun kinderen vóórspellen, gelijk als Eli aan de jonge Samuël leerde: Spreek, HEERE, want Uw knecht hoort (1 Sam. 3:9). Zij moeten daarop toeleggen dat uit de mond van de kinderkens en van de zuigelingen de lof van Gods sterkte moge voortvloeien (Ps. 8:3). Want nademaal de kinderen der Joden, tot geen klein genoegen van onze Zaligmaker, Hem toeriepen in de tempel te Jeruzalem: Hosanna den Zone Davids! (Matth. 21:15), zo is het immers billijk dat de kinderen van de Christenen van jongs af gewend zijn om tot hun God en Verlosser te spreken, ja, te roepen door de formulieren van hun dankzeggingen en gebeden. Maar daarbij versta ik ook zodanige smekingen die Godvrezende ouders menigmaal uitstorten tot God voor hun kinderen en om Zijn zegen tot dezelver gelukkige opwassing en eeuwig welvaren. David en Bathséba, de vader en moeder van Salomo, stemden beiden overeen in hun gebeden tot God voor deze hun dierbare zoon (1 Kron. 22:12; Spr. 31:2). En aangezien de overste Jaïrus en de Kananése vrouw met een ootmoedige ijver smeekten tot Christus Jezus, de eerste om het tijdelijke leven van zijn dochter die nu doodbrakende was, de andere om de lichamelijke verlossing van haar dochter die met een onreine geest bezeten was (Mark. 5:23; Matth. 15:22), hoeveel meer zullen Godzalige ouders hun smekingen tot de Heere vermenigvuldigen dat toch hun kinderen geestelijk mogen leven en voor het geweld van de satan bewaard worden. En voegt hierbij de hartgrondige zegeningen die van geheiligde ouders uitgesproken worden over hun kinderen, gelijk als van de oude Jakob gedaan is omtrent Efraïm en Manasse, zijn kindskinderen (Gen. 48:20).

Laat ons nu eens tezamen voegen de stamelende gebeden van de tedere kinderen tot hun eeuwige Vader en de ijverige zuchtingen van de ouders naar de hemel voor dezelven, ook hun zegeningen over deze hun dierbare panden, het is ongetwijfeld dat zulk een Godsdienstige opvoeding van de kleinen een gezegend middel is tot derzelver geloof, hetwelk God Almachtig door Zijn Woord en Geest in hen op Zijn tijd zal werken.

4) Kinderen leert om naarstig op te komen onder de middelen

Hierbij komt nog een ander gedeelte van een heilige opvoeding van de kinderen. Dat ze namelijk van jongs af tot het huis des Heeren geleid en tot Zijn voorhoven gewend worden. En in deze plicht zullen Godsdienstige ouders niet nalatig zijn die naar de zaligheid van hun kinderen van harte begerig zijn. Elkana en Hanna brachten hun zoon Samuël in het huis des Heeren te Silo als hij nog zeer jong was (1 Sam. 22:24). Jozef en Maria leidden Jezus naar Jeruzalem om de hoogtijd van het Pascha met hen te vieren als Hij slechts twaalf jaren oud was (Luk. 2:42).

Het is dienstig voor de bloeiende jonkheid dat ze worden gebracht onder het gehoor van het Woord van hun God en tot het heiligen van Zijn sabbatdag.

En zo wanneer de ouders van hetgeen gepredikt en gehoord is, een huiselijk onderzoek bij hun kinderen instellen, en zo wanneer zij druppelsgewijs zoeken in deze kleine vaten te brengen hetgeen in de predicaties met volle stromen is uitgegoten, hoe zou zulks zonder profijt kunnen zijn? Hoe zouden niet zulke jonge harten tot gewenste en verstandige toehoorders van het Woord Gods kunnen gemaakt worden? In plaats dat veel bejaarde lieden door gebrek van een bekwame onderwijzing in hun jonkheid bekennen moeten van het zaligmakende Woord dat zij horen, hetgeen de kamerling uit Morenland beleed voor Filippus van de woorden van de profeet Jesaja, welke hij las: Hoe zou ik toch die verstaan kunnen, zo mij niet iemand onderricht? (Hand. 8:30-31), zo kan van zodanige kinderen die tot Gods huis getrouw geleid en persoonlijk onderwezen zijn, gezegd worden dat ze de Vader gekend hebben (vergelijk 1 Joh. 2:13).

Ten besluite

Derhalve zeg ik wederom dat zulk een voorzichtige opvoeding en Christelijke onderrichting waardoor de kinderen van het kwade worden teruggetrokken, waardoor zij in het bijzonder worden geleerd en vermaand, waardoor zij tot het bewandelen van des Heeren voorhoven worden gewend, waardoor hun gebeden met de zuchtingen van de ouders worden vermengd, voor hen moet zijn een gezegend middel en aanleiding tot het ware geloof en dadelijke oefening van dezelve. Nademaal dit zo is, zo is het ten hoogste beklagens- en berispenswaardig dat in deze hoognodige, gewichtige en profijtelijke zaak een algemene nalatigheid onder ons wordt vernomen. Hoeveel families zijn er van welke deze zorgvuldige opvoeding en Christelijke onderwijzing schijnt uitgebannen te zijn. Hoeveel kinderen zijn er die hun ouders hierover geenszins hebben te bedanken. Hoeveel ouders zijn er die geen ding minder dan het geestelijke en hemelse voor hun tedere spruiten bezorgen.

Ds. Th. Alberthoma

(wordt D.v. vervolgd)

*) Voor meer informatie over de persoon van ds. Thomas Alberthoma en over zijn geschriften verwijzen we de lezers naar de Deo volente in het voorjaar van 2008 bij Boekhandel De Roo in Zwijndrecht te verschijnen hertaalde versie van al zijn geschriften onder de titel De Richter in het Paradijs. In deze uitgave zal tevens een korte biografie over ds. Thomas Alberthoma opgenomen zijn van de hand van de heer A.A. Roukens uit Nieuw-Beijerland. De herspelling/hertaling is verzorgd door de heer A. Klomp uit Capelle a/d IJssel, met medewerking van J.A. Bunt te Rhenen.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

In het spoor | 56 Pagina's

DE OPVOEDING VAN ONZE KINDEREN -4-

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2008

In het spoor | 56 Pagina's