Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Meditatie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Meditatie

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarna bracht Hij mij weder tot de deur des huizes, en zie, er vloten wateren uit, van onder den dorpel des huizes naar het oosten, want het voorste deel des huizes was in het oosten; en de wateren daalden af van onderen, uit de rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars. Ezech. 47 : 1

HET GEZICHT DER LEVENDE WATEREN (PINKSTERGEDACHTEN)

Ge hebt dit gezicht bij Ezechiël meer gelezen en mogelijk de vraag gesteld: is dit heilig beeldschrift te ontcijferen? Is de voortreffelijkheid van dit gezicht te doorgronden? Menigvuldig zijn de gedachten die hierover gekoesterd zijn. Maar straalt ons hier de heerlijkheid van Jeruzalems Pinksteren niet tegemoet? Immers, het water dat Ezechiël uit de tempel ziet vloeien en dat weldra een rivier wordt, betekent de Heilige Geest met de rijke gaven van Zijn genade zoals die op Jeruzalems Pinksteren is uitgestort. Water is toch bij de profeet, gelijk elders in de Heilige Schrift, een treffelijk beeld van de Heilige Geest in de rijkdom van Zijn gaven. Denk aan het woord des Heeren bij monde van de profeet Jesaja: Ik zal water gieten op den dorstige en stromen op het droge; Ik zal Mijn Geest op uw zaad gieten en Mijn zegen op uw nakomelingen (Jes. 44:3). En tot de Samaritaanse vrouw zegt Christus: zo wie gedronken zal hebben van het water dat Ik hem geven zal, dien zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven (Joh. 4:14).

Op Jeruzalems Pinksteren werd de Heilige Geest uitgestort onder het geluid van een geweldig gedreven wind, terwijl tongen van vuur werden aanschouwd op de hoofden van de apostelen. Dat geeft te kennen Zijn onweerstaanbare, Zijn herscheppende, Zijn verlichtende en verwarmende mogendheid. Het hardste hart vermurwt Hij. De sterkste zondebanden verscheurt Hij. De grootste vijand ontwapent Hij.

Maar ook bij water wordt Hij vergeleken en terecht. Gelijk water een reinigende kracht heeft, alzo de genade des Geestes: Dan zal Ik rein water op u sprengen, zegt de Heere, en gij zult rein worden (Ezech. 36:25).

Heeft water een verkoelende en verfrissende kracht, alzo ook de Heilige Geest in de rijkdom van Zijn genade. Wat is meer opbeurend voor een ziel die dorst naar de gerechtigheid of onder de hitte van de verdrukking gebogen gaat, dan de vertroostingen van de Heilige Geest te mogen smaken?

En denk dan nog aan de genezende en vruchtbaarmakende kracht van het water en het zal duidelijk zijn waarom 's Heeren Geest in Zijn gezegende genadewerkingen bij water vergeleken wordt, en wel bij levend water dat leven en zaligheid aanbrengt.

Immers, wat zou deze aarde zijn zonder water? Dan ware ze een woestijn geheel met dorheid geslagen. Mens noch beest zou daarop kunnen wonen, geen boom of plant zou daarop kunnen groenen. Maar alzo is het met de aarde van onze ziel, met het binnenste van ons, gevallen zonen en dochters van Adam. Ach, we zijn van nature dood door de zonden en de misdaden. Dan zijn we gelijk aan het veld van dorre doodsbeenderen aan dezelfde profeet vertoond (Ezech. 37). En niets is in staat ons levend te maken. Dan schiet alles te kort. Alle pogingen van de mensen zijn ijdel gebleken. De doden kunnen niet levend gemaakt worden door menselijke kracht en het baat niet dat ge uzelf maar voor levend moet houden, terwijl ge dood zijt in de zonden en in de misdaden. Het is de Geest Die levend maakt. Hij is Het Die het leven van de Middelaar inplant in het hart, Die de oude doodsgronden wegbreekt, Die de ziel doet leven en in de levende gemeenschap met God in Christus herstelt. Daarom is de gave des Heiligen Geestes, uitgestort op Jeruzalems Pinksteren als vrucht van Christus' verheerlijking aan 's Vaders rechterhand in de hemel, van zulk een onschatbare betekenis. Hij mag het rijkste Heilgoed van de Kerk genaamd worden. Immers aan Zijn inkomst, aan Zijn inwoning en genadige tegenwoordigheid hangt het leven van Sion. Hij snijdt ons af van ons eigen leven, dat een verdervend leven is, doet ons sterven aan onszelf opdat we in Christus het leven zouden hebben. Hij is de rivier van levend water om aan te wijzen hoe de arme mens door Zijn inkomst, door Zijn levenwekkende kracht en overvloedige genade, leven kan en leven zal, hoezeer hij ook verstorven is in de zonden en de misdaden. Als God tot de zondaar zegt: leef dan zal hij leven; leven, waar de Heere doortrekt met de Geest der kracht en der levendmaking.

O, mijn medereiziger naar de eeuwigheid, bedenk het, voor de dodelijke krankheid van onze ziel is geen kruid gewassen, zij kan door geen enkel middel overwonnen worden dan door dit Water des Levens. Nee, hierdoor willen we niet iets bijzonders schijnen en stellen wij u niet iets bijzonders voor dat niet zou zijn naar de regelmaat des geloofs en der waarheid. Het is Gods getuigenis, dat eeuwig zeker is, dat ons leert dat niemand kan zeggen Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest (1 Kor. 12:3b). Laten dan sommigen zich aan de Waarheid ergeren en stoten, het zal zijn tot hun eigen verderf! Wachten we ons toch voor de vele verleidende geesten die uitgegaan zijn in de wereld. Dat we staan mochten naar de ontdekkende Waarheid, naar de levenwekkende kracht van het Water des Levens.

Doch vanwaar is dit water? Vanwaar zijn oorsprong? Ezechiël ziet hoe er wateren voortkwamen vanonder de drempel des huizes, van dien tempel dien de Heere hem te aanschouwen gegeven had. Zij komen dus uit het binnenste van het heiligdom, waar God woont, afgebeeld vanouds door het Heilige der heiligen, waarin de ark des verbonds met het verzoendeksel. Uit het binnenste des heiligdoms, waar de troon des Heeren is, in welks midden is het Lam, staande als geslacht, en waarvoor de zeven Geesten Gods zijn, wier volheid uitgaat in alle landen. Uit het binnenste heiligdom, waar God woont, waar de troon van Zijn genade is opgericht, besprengd met het bloed van Christus. Want alle genadewateren, vloeiend uit Gods verborgen welbehagen, lopen door het kanaal van Jezus' bloed, waarop mogelijk gezinspeeld wordt als hier gezegd wordt dat zij vloeien uit de rechterzijde des huizes, van het zuiden des altaars. Alle genade Gods des Vaders is ook de genade des Zoons. Hij is vol van genade en waarheid (Joh. 1:14), waarom Johannes zegt: uitZijn volheid hebben wij allen ontvangen, ook genade voor genade (Joh. 1:16). En Christus zegt: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. Die in Mij gelooft, gelijkerwijs de Schrift zegt, stromen des levenden waters zullen uit zijn buik vloeien (Joh. 7:37b- 38). Hij is de verdienende oorzaak der zaligheid. Hij heeft de genade of de wateren des levens door Zijn lijden en sterven verworven en heeft als Middelaar recht verkregen over die genade en heeft daarom de Geest der genade uitgezonden, dien Heiligen Geest. Die is de kracht van Christus' Middelaarsverschijning, de geur van Zijn Middelaarswerk, maar ook de Toepasser van Zijn Middelaarsverdienste. Alzo is dit gezicht in overeenstemming met het gezicht van Johannes op Patmos; dat hij zag een zuivere rivier van het water des levens, klaar als kristal, voortkomende uit den troon Gods en des Lams (Openb. 22:1). De genadewateren des Geestes vloeien uit Sion, uit Jeruzalem. Daar had Ezechiël dit gezicht. Uit Sion zal de wet uitgaan en des HEEREN Woord uit Jeruzalem (Jes. 2:3b). En bij Zacharia heet het: Ook zal het te dien dage geschieden dat er levende wateren uit Jeruzalem vlieten zullen: de helft van die naar de oostzee, en de helft van die naar de achterste zee aan; zij zullen des zomers en des winters zijn (Zach. 14:8). Dit alles wijst ons op de bediening van de genade Gods en in het bijzonder op de bediening des Geestes die uitgestort is op Jeruzalems Pinksteren. Alstoen werd de Geest des levens vanuit het binnenste heiligdom uitgegoten als een rivier tot levendmaking van dode zondaren. Alstoen werden drieduizend van dood levend gemaakt. O, als God werkt, wie zal dan keren? De heerlijkheid des Heeren werd gezien in Zijn tempel. Welk een Majesteit aanschouwd in de bediening des Geestes, waardoor alle zegeningen des hemels, het leven en de vrede, nederdalen in de harten van arme zondaren. Door die bediening des Geestes zullen wateren uitbarsten en rivieren in de wildernis. O, gezegende dag, onuitsprekelijke weldaad, als de Geest uit de hoogte wordt uitgestort en de dorre aarde van onze ziel bevochtigt dat er nieuw leven uitspruit.

Het is ontegenzeggelijk dat op de dag van Jeruzalems Pinksteren de genadewateren des heils rijkelijk begonnen te vloeien. Hoe werd de bedding van de rivier van Gods genade verwijd. Hoe werd de rijkdom van de genade des Geestes geopenbaard. Werd het niet aan Ezechiël voorgesteld? Wat de Heere de profeet laat zien en hem toezegt, is boven beé en boven denken. Immers, de wateren die van onder de dorpel des huizes voortvloeien, moeten tot viermaal toe gemeten worden en steeds nemen die wateren toe in breedte en in diepte, alzo dat de profeet er niet meer kan doorgaan. Welk een gezicht! Welk een rijkdom van zegeningen wordt de profeet voorgesteld waarvan de breedte niet kan gemeten en de diepte niet kan worden gepeild. Hoe treffelijk wordt ons geleerd dat de bedding van de rivier van Gods genade door 's Heeren eigen hand wordt gelegd en bestuurd. Waar de Heere de wateren van Zijn Woord en Geest heenleidt, daar zullen zij komen. Dat kan door geen enkele macht verhinderd worden. Daar zullen de wonderen van Zijn genade worden geopenbaard. Ja, welk een verborgenheid wordt hier ontdekt!

Hoelang bleef de middelmuur des afscheidsels onbewegelijk staan! Alleen aan Jakob maakte de Heere Zijn woorden bekend, aan Israël Zijn rechten. Geen ander volk werd daarmee begiftigd totdat de Zone Gods kwam en de middelmuur des afscheidsels verbrak, dat ook de heidenen deelgenoot zouden worden van de zaligheid. Dat begon met Jeruzalems Pinksteren. Tot op dien stond was de Heilige Geest nog niet, omdat Jezus nog niet verheerlijkt was. Maar alstoen wiesen de wateren des heils zo snel dat ze zich boven de hoofden van de apostelen verhieven en zij de diepte en breedte daarvan niet meer konden peilen noch meten. Hoe werden er op de heerlijke dag van Pinksteren drieduizend toegedaan tot de gemeente die zalig worden zal, straks gevolgd door een grote schare der priesters die het geloof gehoorzaam werd (Hand. 6 : 7). Sindsdien heeft de bediening des Geestes zich steeds verder uitgebreid en zal zijn voortgang hebben totdat de volkomenheid van Christus' Rijk zal zijn bereikt.

Maar zullen we in het genot van die levende wateren delen, zo moet de Heere ons, gelijk Ezechiël, bij de hand nemen, onze ogen ervoor openen en er ons inleiden. Nee, de kracht der zaligheid Gods in Christus kan nooit recht gekend en verstaan worden, tenzij door de bediening des Geestes en der kracht in ons. Hij deed mij door de wateren doorgaan (vers 3), lezen wij, ten blijke dat het is des Heeren Geest Die in al de waarheid leidt. Dan zal het gezicht aan Ezechiël vertoond, ons geen vreemde zaak zijn, maar ons onderwijzen hoe de genade des Geestes in het hart van Gods volk haar voortgang zal hebben en hen zal doen opwassen in de genade en kennis van Christus als hun dierbaar Hoofd. Waarlijk in Hem is een genadevolheid welke genoegzaam is voor de grootste der zondaren om er geheel in ondergedompeld te worden. Wie is er die er iets van heeft mogen ervaren, die niet moet betuigen: Een volle beek van wellust maakt hier elk in liefde dronken (Ps. 36:2 ber.).

Maar hiermee is het gezicht nog niet ten einde. Terug-

gevoerd wordt de profeet tot aan de oever van de beek. Waartoe? Met welk doel? Om aan de profeet te openbaren de levendmakende en vruchtbaarmakende kracht van die heilige wateren. Gesproken wordt in vers 8: Deze wateren vlieten uit naar het voorste Galiléa, en dalen af in het vlakke veld; daarna komen zij in de zee; in de zee uitgebracht zijnde, zo worden cle wateren gezond. Dat is een troostrijk tekenschrift. Wordt ons hier niet voorgesteld de laagafdalende liefde Gods in Christus door de Heilige Geest? Hoe de Hoge en de Verhevene, Die in de eeuwigheid woont en Wiens Naam heilig is, ook woont bij dien die van een nederige en verbrijzelde geest is? Dat Hij woning wil maken in het binnenste van een mensenkind? Hoe de Geest uit de hoogte in Zijn levendmakende en vruchtbaarmakende kracht is uitgestort om in de harten van arme zondaren af te dalen en hun de gezondheid zal doen rijzen?

Wordt van de zee gesproken dat haar wateren gezond zullen worden, waar de heilige wateren in haar uitgebracht zijn, het mag ons doen denken aan de Dode Zee als treffend beeld van wat er van Adams gevallen zonen en dochteren, hetzij Jood of heiden, geworden is. Immers, geen enkel teken van leven is er te vinden. Geen plant, geen schelp, geen enkele vissoort kan er in leven. Overal heerst de dood. Welk een beeld van de gevallen mens! Nee, het leven dat hij van nature leeft, kan de naam van leven niet dragen. Dat is een leven buiten Gods gunst en gemeenschap. Dan is onze staat een zonde- en doodstaat. Dan dragen wij de dood vruchten. De vloek der zonde is over ons uitgespreid gelijk als over de Dode Zee. En zomin de Dode Zee zichzelf gezond kan maken, alzo min de gevallen mens. Hij kan zichzelf niet verlossen. Hij kan zich van de vloek der zonde niet bevrijden en zichzelf levend- en vruchtbaar maken. Het staat ons hier in vlammend tekenschrift door de pen des Heiligen Geestes voor ogen gesteld. Alleen de wateren uit het binnenste Heiligdom en van het altaar kan de vloek doen wijken en onze ziel doen leven en vruchtbaar maken.

O, gezegende dag, dag van Jeruzalems Pinksteren, als tot ons persoonlijk, arm schuldig en verontreinigd schepsel, de heilige Tempelstroom kome met Zijn levend- en vruchtmakende kracht. Als eeuwige liefde van boven afdale en zich verheerlijke in onze harten door de Heilige Geest. Waar dit geschiedt, worden de doden levend; moet de vloek der zonde wijken. Wordt openbaar dat deze wateren des heils zijn tot genezing van de heidenen en tot heerlijkheid van Israël. Aanschouw het op de dag van Jeruzalems Pinksteren. Drieduizend worden er uit hun doodstaat opgericht, van de vloek der zonde verlost, worden verslagen in het hart. Goddelijk leven wordt in hun ziel gewrocht en ten bewijze daarvan dat de genezing is ingetreden, hoort ge het geroep: Wat zullen wij doen, mannen broeders?

Het is een bewijs dat het kind leeft. Het is een bewijs dat waar deze wateren heenvloeien, de dood moet wijken, de vloek wordt opgeheven en het leven wordt geopenbaard. Het zal leven, alles, waarheen deze beek zal komen. De bediening des Geestes zal zich daarin verheerlijken. Het visnet van het eeuwig Evangelie, dat een bediening des Geestes is, zal uitgeworpen worden door vissers. Die vissers, de boden van het Evangelie, die zullen staan van Engédi af tot En-eglaïm toe. Twee plaatsen gelegen aan de Dode Zee, ten bewijze hoe het Evangelie der zaligheid wordt uitgedragen in een wereld die in het boze ligt. De bediening des Geestes zal verheerlijkt worden onder de heidenen. Des Heeren Woord zal niet ledig tot Hem wederkeren, het zal doen al wat Hem behaagt. Worden haar modderige plaatsen niet gezond, zijn ze tot zout overgegeven? Hoe wordt ons hier getekend onboetvaardige zondaren die het Woord der Waarheid verwerpen. Die gelijk zijn aan degenen die op de dag van Jeruzalems Pinksteren spotten en uitriepen: Zij zijn vol zoeten wijn (Hand. 2:13). Tot zout zijn ze overgegeven, tot eeuwige onvruchtbaarheid.

Maar dan daartegenover dat spijsgeboomte, ons zo voortreffelijk getekend met deszelfs onverderfelijke vrucht en onverwelkelijk blad. Het is het beeld van Gods volk in hun vruchtbaar en sierlijk groen. Hoort de dichter van Psalm 1: Hij, namelijk de gelovige, zal zijn als een boom, geplant aan waterbeken, die zijn vrucht geeft op zijn tijd en welks blad niet afvalt. De vrucht des Geestes is liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, goedertierenheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en matigheid (Gal. 5:22).

Hoe wordt ons dan ten slotte in de taal van de profetie, in heilig tekenschrift, voorgesteld de dag van Jeruzalems Pinksteren of, zo ge wilt, de bediening van het Evangelie als een bediening des Geestes tegenover het Oude Testament als een bediening der wet. Op de dag van het Pinksterfeest zijn uit Sion, uit het heiligdom des Heeren, de wateren des levens rijkelijk gaan vloeien. De eerstelingen werden toegebracht. Onderpand van de volle oogst waarop Gods volk zijn hope mag vestigen. Onderzoeken we dan onszelf. Hoe droef als we ons vermaak zoeken in de modderige plaatsen der zonden. Dan zullen we tot zout overgegeven worden. Maar welgelukzalig als we gevangen zijn in het visnet van het Evangelie; als we in de genadewateren des heils mogen treden. Raken die wateren de enkels, ze zullen wassen en toenemen om onze schuldige ziel te reinigen van alle ongerechtigheid, van alle vloek te ontheffen en eenmaal te doen delen in die volle stromen van eeuwige gelukzaligheid, waar geen inwoner meer zal zeggen: ik ben ziek, want het volk dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben (Jes. 33:24).

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2008

In het spoor | 52 Pagina's

Meditatie

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 mei 2008

In het spoor | 52 Pagina's