Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ONTSPORING IN EUROPEES VERBAND

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ONTSPORING IN EUROPEES VERBAND

35 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Het is goed om ons steeds rekenschap te geven van onze positiebepaling in zaken die er wezenlijk toe doen qua grondslag en identiteit 1 ^ Vanuit welke grondmotieven leven wij en welke principiële consequenties verbinden wij daaraan voor ons denken en handelen? Daarvan zijn de ontwikkelingen op Europees gebied uiteraard niet uitgesloten. En nu de Europese verkiezingen weer onze aandacht vragen, is het tijd om ons hiervan opnieuw rekenschap te geven.

Actuele stand van zaken

Allereerst een enkele opmerking over de actuele stand van zaken. Strikt genomen is het binnen de SGP nog steeds zo dat de vorming van een supranationaal Europa principieel wordt afgewezen. Maar door de functionele participatie in de Europese organisatie is die principiële grondhouding onmiskenbaar aan slijtage onderhevig. De supranationale ontwikkelingen binnen de Europese Unie worden veelal als een praktisch gegeven geaccepteerd. De principiële afwijzing heeft steeds meer plaats moeten maken voor een praktisch gedoogbeleid dat zich kenmerkt door een terughoudende opstelling bij of afwijzing van voortgaande ontwikkelingen naar een Europese superstaat.

Zelfs nu die kritische benadering veel breder blijkt te bestaan, volstaat de SGP ermee om haar praktische reserves zo voorzichtig mogelijk te uiten in de luwte van de kritische toonzetting die anderen met gloed en verve onomwonden uitdragen. Gehuld in het kleed der voorzichtigheid achten wij het alleen verantwoord onze liefde tot de waarheid op strategische wijze kenbaar te maken. Per slot van rekening hebben wij als SGP niet alleen met de waarheid te maken, maar ontkomen wij er evenmin aan de alledaagse werkelijkheid van onze tijd onder ogen te zien. Onlangs werd het nog door de partijvoorzitter van de SGP, ds. A. van Heteren, als volgt verwoord: "De spanning tussen beginsel en praktijk moet niet worden weggemasseerd, noch door de beginselen aan de praktijk aan te passen, noch door de praktijk te negeren en los daarvan te opereren. Het eerste is beginselverzaking, het laatste een onbijbelse functieverwaarlozing" 2) . Hoe goed bedoeld ook, toch kan zo'n benadering maar al te gemakkelijk leiden tot de legitimatie van een rekkelijke praxis die het Bijbels verantwoord functioneren in toenemende mate uitholt. Niet voor niets wordt de SGP door buitenstaanders ten voorbeeld gesteld om duidelijk te maken dat principiële uitgangspunten een 'mantra' kunnen gaan vormen, waarbij de realiteit van alle dag een geheel eigen weg gaat. Onmiskenbaar treedt dan een situatie op dat functionele onthouding in Bijbels opzicht zeer beslist geboden is.

Wanneer wij hier opnieuw onze principiële stellingname betreffende het deelnemen aan de Europese verkiezingen aan de orde stellen, is het ons strikt genomen om die afweging te doen: laten wij het waarheidsmotief of het zich aan ons voordoende werkelijkheidsaspect prevaleren?

Eerst wil ik kort aangeven in welke positie Europa zich bevindt. Vervolgens ga ik iets nader in op het grondmotief dat binnen de Europese samenleving centraal heeft gestaan. Daarna wil ik een en ander toespitsen op een principiële afwijzing van een supranationaal Europa en daaruit voortvloeiende consequenties.

Het gegeven van de globalisering

De werkelijkheid die zich aan ons opdringt, is het gegeven van de globalisering van de menselijke samenleving. Nationale ontwikkelingen voltrekken zich niet slechts in een internationale samenhang, maar nadruk-

kelijk op mondiaal niveau. Het ruimtebeslag waarin wij noodzakelijkerwijs moeten denken, is de globe.

Vanouds geldt Europa als de bakermat van de westerse beschaving. Geleidelijk aan heeft het Westen zich vanuit het statelijk Europa ontwikkeld tot een beschavingswereld op mondiaal niveau. Steeds minder is Europa daarbij het centrum van de internationale ontwikkelingen. Ze gaan zelfs steeds meer buiten Europa om en kristalliseren zich met name uit op de oost-west-as en de noord-zuid-as van de wereldkaart. Als wij ons bezighouden met het vraagstuk van de globalisering, moeten we ons in de eerste plaats realiseren dat Europa klein is geworden. Door de wereld in haar vooruitgang te doen delen heeft Europa zichzelf weliswaar geleidelijk aan, maar niettemin steeds meer prijsgegeven.

De kern van het Europese vraagstuk

Om zich in de vaart der volkeren toch nog zoveel mogelijk te kunnen handhaven op wereldniveau zal Europa zich in politiek-staatkundig, in sociaaleconomisch en in cultureel-maatschappelijk opzicht moeten ontwikkelen tot een superstaat die in bestuurlijk opzicht van toonaangevende betekenis is en slagvaardig kan opereren. Dat is het perspectief waarin de werkelijkheid die zich aan ons voordoet, onder ogen moet worden gezien.

Nu zich opnieuw verkiezingen aandienen voor het Europees Parlement dienen we te beseffen dat hier een beleidsontwikkeling centraal staat waarbij Europese nationaliteiten worden geïncorporeerd in een Europese Unie die in politiek-staatkundig opzicht onmiskenbaar als een supranationale organisatie functioneert en in toenemende mate gaat functioneren.

Terecht is de opmerking geplaatst dat het de vraag is hoever die ontwikkeling zal voortgaan. Zal Europa zich laten vormen tot een statenbond of mogelijk zelfs tot een bondsstaat?

Het getuigt van grote wereldvreemdheid om zich te laten geruststellen dat noch het een, laat staan het andere zich zal gaan realiseren. Er is een ontwikkeling ingezet naar een Europese superstaat, een ontwikkeling die niet meer te stuiten is. Maar wie dat werkelijkheidsaspect reëel onder ogen ziet, kan er anderzijds niet aan voorbijgaan dat de identiteit van de Europese Unie zo inhoudsloos is en de onderlinge verhoudingen zo weinig samenhangend dat nationale motieven mogelijk van zeer grote, zo niet van beslissende betekenis blijven. En daarmee is kort en goed het Europese vraagstuk in de kern van de zaak getypeerd: het vraagstuk van de macht. Wie krijgt het in Europa voor het zeggen?

Reserves betreffende een voortgaande Europese integratie

Naar aanleiding van de totstandkoming van het Verdrag van Maastricht signaleerde mr. drs. F. Bolkestein dat veel voorstellen, onder meer van de Nederlandse regering, erop gericht waren de macht van de supranationale organen in Brussel te versterken. In dit verband noemde hij het opvallend "dat de Nederlanders samen met de Belgen van alle Europeanen het minst op de hoogte zijn, terwijl hun regeringen het verst gaan in hun pleidooi voor machtsversterking van Brussel" 3 - *. Dit in tegenstelling tot de Denen, die veel beter over Europese aangelegenheden zijn geïnformeerd en erg terughoudend zijn aangaande het verstrekken van ruimere bevoegdheden aan Brussel: "Ze beseffen dat het erom gaat of ze zeggenschap over wezenlijke, met hun identiteit samenhangende zaken behouden' 4) .

Ten onrechte wordt vanuit de Benelux gedacht dat de kleine lidstaten van de Europese Unie grote waarde moeten hechten aan het voortschrijden van supranationale ontwikkelingen, waaronder het loslaten van de unanimiteitseis. Ook daarover liet Bolkestein geen misverstand bestaan en gaf hij onverbloemd te kennen: "Maar het is naïef te menen dat de grote lidstaten zich door een supranationale structuur de mond zullen laten snoeren. Duitsland en Frankrijk zullen zich nooit neerleggen bij een meerderheidsbeslissing die tegen hun diepste wensen ingaat, om van het Verenigd Koninkrijk maar niet te spreken" 5 ^.

Het is inmiddels duidelijk dat een voortgaande integratie binnen de Europese Unie met steeds meer reserves wordt omringd. Onder meer door de Nederlandse afwijzing van de EU-grondwet is het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa niet geratificeerd. Alle toezeggingen van regeringswege ten spijt om de kritiek op en reserves tegen een voortgaande Europese integratie ernstig te nemen, is het beleid nog steeds gericht op een versterking van de supranationale Europese organisatie, waarbij slechts een versluierde terminologie tegemoetkomt aan de bestaande onvrede. Het heeft er dan ook alles van weg dat ons nationale voortbestaan steeds meer verstrikt raakt in een supranationale Europese heerschappij waarin de grote lidstaten de dienst uitmaken. Terecht wordt daar vanuit de oppositie nadrukkelijk afstand van genomen. Des te meer valt het op dat de SGP alle moeite doet om niet volledig uit de pas te lopen bij de pro-Europese ontwikkelingen die zich bij de CU voltrekken. Het is verbijsterend hoezeer de SGP zich blijft richten naar een partij die het klassiek Gereformeerde spoor volledig bijster is geraakt.

Het vraagstuk van de macht in de kern bezien

Om het vraagstuk rond de machtsuitoefening in Europa zo goed mogelijk in kaart te brengen, moeten we met een enkele opmerking enig zicht proberen te krijgen op de basale voorwaarden voor de staatkundige organisatie van een gemeenschap.

In de eerste plaats gaat het hierbij om het gemeenschappelijk welbevinden van mensen. Op basis van een karakteristieke samenhang moet een goede ordening van de onderlinge menselijke verhoudingen aanwezig zijn die uitzicht biedt op vrede en veiligheid, voedsel en voorspoed. Dat welzijn is met name gegeven binnen een rechtstatelijke organisatie die berust op de fundamentele voorwaarden van heerschappij, gezag, macht en kracht. In beginsel is daarmee de relatie van overheid en onderdaan gegeven. Ook is het belangrijk te onderkennen dat zo'n rechtstatelijke organisatie niet alleen in zijn meest primitieve vorm, maar evenzeer in de meest complexe variant het recht van de sterkste legitimeert. Slechts de methodiek verandert. Alleen in de onderlinge verbondenheid van waarheid en recht is dat probleem afdoende ondervangen. Vandaar dat het essentieel is voor het welbevinden van een menselijke gemeenschap dat de hoeksteen van de menselijke samenleving wordt gevormd door een fundamenteel waarheidsbegrip, waaraan zowel overheid als onderdaan zich ondergeschikt weten en gehouden achten. Een samenleving waar die verbondenheid van waarheid en recht niet of onvoldoende is verankerd, is weerloos tegenover welke soort van willekeur en manipulatie ook.

Absolute macht in de oosterse wereld

In de oosterse rijken werd vanouds die ondergeschiktheid van overheid en onderdaan aan een fundamenteel waarheidsbegrip en aan de daarin verankerde rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur niet gevonden. Vorsten beschikten over absolute macht om hun heerschappij als een tiranniek bewind uit te oefenen zonder dat zij zich daarvan ook maar op enigerlei wijze rekenschap behoefden te geven. Het ontluisterende summum hiervan is te illustreren met de handelwijze van Pontius Pilatus, stadhouder van en bevriend met de Romeinse keizer. Zijn optreden kan worden gerelateerd aan de onovertroffen reputatie van het Romeinse recht, maar hij kwam niet verder dan de verlegenheidsvraag: Wat is waarheid? En in die situatie van 'onmacht' wist hij niets beters te doen dan zijn handen in onschuld te wassen bij het sanctioneren van het grootst mogelijke onrecht.

Regeren bij de gratie Gods

Een lichtend voorbeeld is daarentegen de bijzondere positie van het volk van Israël, het oude bondsvolk, waar vorst en volk zich ondergeschikt moesten weten aan het theocratisch bestel en zich hadden te richten naar Gods Woord, naar de geboden des Heeren en naar Zijn inzettingen. Hoezeer staat daar het gegeven centraal van de besliste noodzaak om waarheid en recht in hun onderlinge verband tot gelding te brengen naar Gods eeuwig blijvend Getuigenis. Ter illustratie slechts een enkele verwijzing hiernaar. Deuteronomium 32 vers 4: Hij is de Rotssteen, Wiens werk volkomen is; want al Zijn wegen zijn gericht. God is waarheid en is geen onrecht; rechtvaardig en recht is Hij. Psalm 119 vers 160: Het begin Uws woords is waarheid, en in der eeuwigheid is al het recht Uwer gerechtigheid. Jesaja 61 vers 8: Want Ik, de HEERE, heb het recht lief, Ik haat den roof in het brandoffer, en Ik zal geven dat hun werk in der waarheid zal zijn; en Ik zal een eeuwig verbond met hen maken. Jeremfa 4 vers 2: Maar zweer: Zo waarachtig als de HEERE leeft, in waarheid, in recht en in gerechtigheid; zo zullen zich de heidenen in Hem zegenen en zich in Hem roemen.

Vanuit Israël is dit Woord des Heeren na de Pinksterdag ook tot het heidendom gekomen. Door de bijzondere leiding van de Heilige Geest, Die leidt in alle Waarheid, heeft het in Europa ingang gevonden. In Handelingen 16 vers 6 lezen wij hoe Paulus door de Heilige Geest verhinderd werd het Woord in Azië te verkondigen. Hij zag in Troas het gezicht van een Macedonisch man, die hem toeriep: Kom over en help ons. Vanaf die tijd heeft de bijzondere leiding van de Heilige Geest Europa meer en meer onder het beslag van het eeuwige Woord Gods gebracht. Het eeuwige Woord der Waarheid en de grondslag van het Recht Gods hebben in Europa een centrale plaats gekregen, waarbij de betekenis van kerk en staat en hun onderlinge verhouding alle aandacht bleven opeisen.

Allereerst weten wij uiteraard van de zware vervolgingen die de Christenen in het Romeinse rijk moesten ondergaan, omdat zij hun knie niet wilden buigen voor de Goddelijke aanspraken en de tirannieke macht van de Romeinse keizers. Maar wanneer Constantijn de Grote zich tot het Christendom bekeert, kondigt hij in 313 bij het Edict van Milaan in zijn rijk vrijheid van godsdienst af. En onder de regering van keizer Theodosius krijgt het Christendom zelfs de status van staatsgodsdienst.

Kerkelijke overheersing van Gods Woord, de zondeval van het Christendom!

De onderwerping van de kerk aan de staat. In die ontwikkeling heeft men wel de zondeval van het Christendom gezien. En onder meer vanuit die optiek wordt steeds weer de scheiding van kerk en staat bepleit. Maar ten onrechte heeft die visie steeds weer bijval gekregen.

Een positieve, constructieve relatie tussen kerk en staat met behoud van ieders onderscheiden taak en verantwoordelijkheid is principieel geboden zoals die verhouding bijvoorbeeld bij het oude bondsvolk Israël werd belichaamd in het optreden van Mozes en Aaron. Waarbij wel kerk en staat hun taak en verantwoordelijkheid gezamenlijk onder erkenning van het absolute gezag van de almachtige God overeenkomstig het eeuwige Woord Gods moeten uitoefenen. En daar ligt de feitelijke kwestie. Kerk en staat moeten gezamenlijk hun ambtelijke taken en verantwoordelijkheden uitoefenen bij de gratie Gods en mitsdien onder het absolute gezag van het Woord Gods om naar Waarheid te handelen, om Recht te doen en zodoende dienstbaar te zijn. Er hebben zich inderdaad situaties voorgedaan waarbij de Christelijke kerk zich heeft onderworpen aan de macht van de keizer van Rome. Maar hoe afkeurenswaardig dit op zichzelf ook is, het is ten enenmale onjuist om dit te kwalificeren als de zondeval van het Christendom. Veel meer ligt die zondeval van het Christendom in de machtsusurpatie van de kerk, waarbij de bisschop van Rome met list en bedrog de pauselijke heerschappij heeft gevestigd, niet alleen om zich boven de keizer te stellen, maar zelfs boven het gezag van het eeuwige Woord Gods. En daarmee heeft de roomse kerk zich het absolute gezag toegeëigend en een greep gedaan naar absolute macht. De tirannieke heerschappij van de oosterse vorsten werd binnen het hiërarchieke systeem van de roomse kerk door de pauselijke macht gecontinueerd. Dat was de eigenlijke zondeval van het Christendom. Tegen die achtergrond moet de Investituurstrijd worden gezien, die in de Middeleeuwen een centrale plaats heeft ingenomen, waarin paus en keizer hun machtsaanspraken voortdurend betwistten. In dit verband is opgemerkt "dat de institutionele oorsprong van de roomse kerk ons een bijzonder sprekend voorbeeld verschaft van de doeltreffendheid van geloof in eigen kracht, en de noodzaak om sociale, politieke en kerkelijke macht te verenigen in één absoluut gezagscentrum" 6) . Daarbij moet vervolgens nadrukkelijk in aanmerking worden genomen dat de hiërarchische organisatiestructuur van het kerkelijk

instituut zich zodanig verabsoluteerde dat het zich zelfs de heerschappij toe-eigende over het eeuwige Woord van de almachtige God. Vanuit die positie meende het kerkelijk instituut vervolgens nadrukkelijk heerschappij te kunnen uitoefenen over de staat en hield zich blind voor het gegeven dat de vorstelijke macht ambtshalve onmiddellijk en rechtstreeks wordt uitgeoefend onder verantwoordelijkheid aan en bij de gratie van de God der goden ten goede van het volk.

Door de Reformatie het Woord Gods van beslissende betekenis

In het algemene beeld dat wij van de Middeleeuwen hebben, vormt het Christendom de bron van het leven. Het roomse kerkinstituut staat in het middelpunt van een samenleving die volledig door de Christenheid wordt gevormd en naar Christelijke grondslagen, normen en waarden is ingericht. Op de eenheidsidee die in dit beeld naar voren komt, valt evenwel het nodige af te dingen. Steeds meer is duidelijk geworden dat de middeleeuwse 'Christianitas' een diversiteit te zien geeft waaruit zich vormen van regionalisering en nationalisme ontwikkelen^. En dit regionale levensgevoel en nationale besef, dat zich op tal van levensterreinen en niet in het minst ook op religieus-kerkelijk gebied ontwikkelde, versterkte de positie van de vorsten. Met hun vorstelijk gezag als uitgangspunt om bij de gratie Gods hun wereldlijke ambtsbediening uit te oefenen, kwamen zij meer en meer in situaties waarin zij zich geroepen wisten om in hun gebiedsdelen prominent aanwezig te zijn. En tegen die achtergrond laat zich verstaan dat ook de reformatie der kerk zich meer en meer in nationale kaders ging voltrekken 8 ^. Van een schismatieke aantasting van de katholiciteit van de kerk was hierbij geen sprake 9) . Veel meer was het de aangewezen weg om het eeuwige Woord Gods te ontdoen van romes heerschappij. In de clericale duisternis waarin de 'Christianitas' verkeerde, ging het authentieke licht van Gods Woord weer een helder schijnsel geven, waarbij kerk en staat, elk naar hun onderscheiden roeping, taak en verantwoordelijkheid, tot reformatie van de samenleving overgingen.

Belangrijk is in dit verband dat met name de Calvinistische richting in de kerk der Hervorming het gevaar onderkende om ingekapseld en overvleugeld te worden. Zij bleef haar specifieke roeping, taak en verantwoordelijkheid ten opzichte van de staat zoveel mogelijk overeind houden. Deze nationalisering van de kerk der Reformatie is met name door de Calvinisten op grond van een verbondsmatige legitimatie principieel verantwoord. Maar dat heeft juist hen niet belet "het meest kritisch te staan ten opzichte van de burgerlijke overheid" 10) .

De kerk der Reformatie - het ontstaan van de Republiek

Aan het eind van de Middeleeuwen wisten paus en keizer zich te verenigen om te komen tot de definitieve opbloei van het Heilige Roomse rijk. De inzet daarbij was de instandhouding van de kerkelijke heerschappij onder het pauselijk gezag. Te vuur en te zwaard moest de doorwerking van de Reformatie worden bestreden en moest voorkomen worden dat Gods Woord in de samenleving van beslissende betekenis zou zijn.

Opmerkelijk genoeg is het dat Karei V zich in die tijd zo intensief moest bezighouden met de verdediging van het Heilige Roomse rijk tegen de oprukkende Turkse moslimmacht dat hij niet in staat was om de voortgang van de Reformatie te bestrijden en een definitieve vestiging van de kerk der Hervorming te voorkomen.

In tal van Duitse gebiedsdelen voltrok zich een protestantisering van de Christelijke religie en ontstonden de 'Landeskirchen'. Toen is ook op een wonderlijke wijze in de lage landen bij de zee de kerk der Hervorming geplant. In een langdurige tijd van geloofsvervolging en strijd is onze Nederlandse natie ontstaan ter bescherming van de kerk der Reformatie. Groen van Prinsterer werd niet moe om het steeds weer te beklemtonen, en wij mogen niet moe worden om het steeds weer te herhalen: "Elders is de Kerk opgenomen door den Staat; hier is de Republiek niet slechts met de Kerk vereenigd, zij is geboren uit de belijdenis der Kerk" 11 ). Onze nationale souvereiniteit is een planting Gods, waarvan wij niet dan tot onze grote schade afstand doen!

Menigmaal zag het er in de Tachtigjarige Oorlog naar uit dat staat en kerk der Reformatie met de ondergang werden bedreigd. Na de val van Haarlem in 1573 beantwoordde prins Willem van Oranje een brief van geuzenadmiraal Sonoy met de volgende woorden:

"Gij schrijft ons, dat men u soude laten weten, of wij oock met eenigen groten, machtigen Potentaet in vasten verbonde staen. Waerop wy niet laten willen ulieden voor antwoorde te geven, dat aleer wij oit dese sake ende beschermenisse der Christenen en andere verdrukten in desen lande aengevangen hebben, wy metten alderoppersten Potentaet der potentaeten alsulken vasten verbondt hebben gemaekt, dat wy geheel verzekert syn, dat wij en alle degene die vastelijk daerop betrouwen, door Sijne geweldige en machtige hand ten lesten noch ontset sullen worden, spijt alle Syne en onse vijanden" 12) .

Meer dan opmerkelijk is in dit verband de opmerking die Groen van Prinsterer maakte:

"De Heere heeft hier Zijne Kerk geplant; voor haar instandhouding tegen aanval van buiten en afval van binnen gezorgd; den met haar vereenigden Staat, om harentwil, met de keur en den overvloed zijner weldaden begunstigd; zodat onze geschiedenis, meer welligt dan die van eenig Christelijk Volk, het verhaal der leidingen en wonderen Gods is" 13) .

Hopelijk zijn het inmiddels algemeen bekende items die hierboven zijn weergegeven. Maar ook hiervan geldt dat zij ingang moeten vinden om uitwerking te hebben. Vandaar dat bij kernachtige aangelegenheden herhaling de aangewezen weg is.

Gods Woord centraal in het Israël van het Westen

Alhoewel de onderlinge verhouding van kerk en staat in die tijd al te vaak in het nadeel van de kerk uitviel, was de grondhouding voor een gezamenlijke uitoefening van hun ambtelijke taken en verantwoordelijkheden in de Republiek principieel gegeven bij de gratie Gods en onder het gezag van het Woord Gods. Op onderscheiden wijze zijn kerk en staat naar Waarheid en Recht dienstbaar aan het volk met als onbetwistbaar hoogtepunt de Statenbijbel, waaraan overheid en onderdaan zich onderworpen moeten weten.

Laten wij het nog eens even op ons inwerken. De kerk der Hervorming in onze lage landen een planting des Heeren. Met de kerk der Reformatie als oorsprong ontstond onze Republiek ter bescherming en verdediging van die kerk. Een vast verbond van Oranje met de Heere der heirscharen ligt daaraan ten grondslag. Menig keer is in dit verband gewezen op de trits 'God, Nederland en Oranje', die als een drievoudig snoer niet haast wordt verbroken 14) . De grondslag van ons volksbestaan kwam vast te liggen in Gods Woord met de Statenbijbel als een nationaal geschenk, gezaghebbend en van beslissende betekenis.

Zo is onze nationaliteit gegeven op een wijze die vanouds wel is vergeleken met het volk van Israël. Groen van Prinsterer schreef in dit verband:

"Nederland een tweede Israël? Niet bij gelijkstelling, maar bij vergelijking. De zegeningen van het Evangelie, niet bij uitsluiting, bij uitnemendheid aan Nederland verleend. Geen hoogmoed dit te beweren; grove ondankbaarheid dit te miskennen" 15 K

Met name het Bijbelse gegeven dat Israël alleen zal wonen is altijd op Nederland als Protestantse natie van toepassing geacht.

Op weg naar een Verenigd Europa

Intussen bleek steeds sterker dat zich na de Middeleeuwen niet alleen de kerk der Reformatie in onze landen had gevestigd. Ook de ideeën van het Humanisme hadden wortel geschoten en vormden een uitstekende voedingsbodem voor de ideeën der Verlichting en de Revolutiebeginselen. Er voltrok zich een voortdurend voortgaand proces van secularisatie, waardoor de kerk der Hervorming steeds meer in het nauw werd gedreven. De doorbraak van de Franse Revolutie tekende zich onafwendbaar af. En na de Franse overheersing ging de doorwerking van de geest der revolutie onverminderd voort met het 'ni Dieu et ni Maïtre' als grondmotief. Het

eeuwige Woord Gods werd ontkracht door het te onderwerpen aan de soevereiniteit van de menselijke rede. In staatkundig opzicht is de overdracht van de macht van de monarch op het volk de kern van de eigenlijke revolutie. In dit verband vertolkte prof. dr. J.C.P.A. van Laarhoven die omwenteling heel treffend: "Niet meer Le roi par la grace de Dieu [de koning bij de gratie Gods], maar Le peuple de la nation Frangaise [het volk van de Franse natie] was formeel de gezagsdrager geworden". Vervolgens wees hij erop dat hiermee de bron is gegeven van een ideologisch nationalisme door prof. dr. J. Boogman te citeren: "De staat is nu, althans in theorie, van de burgers en de aanhangers onder hen van de revolutionaire beginselen weten al heel spoedig een ideologisch nationalisme te ontwikkelen van een ongekende potentie en intensiteit". Om het imperialistisch karakter te typeren van dit ideologisch nationalisme liet hij prof. Boogman opnieuw aan het woord: "Het ideologisch nationalisme dat zich voor het eerst op grote schaal in Frankrijk manifesteert, is een veelomvattend gemeenschapsbesef dat bijvoorbeeld ook religieuze trekken gaat vertonen. Naarmate de godsdienst tijdens en na de Franse Revolutie meer en meer een privézaak wordt en als het ware verbannen wordt naar de binnenkamer, gaan de meer collectieve en politiek-sociale trekken van het religieuze beleven infiltreren in de nationale ideologieën. Typisch (pseudo-)religieus is de wijze waarop men soms het element van het kwaad, het duivelse, projecteert in de erfvijand" 16) .

Vanuit een nationalistische grondhouding en een imperialistisch élan wilde men de mensheid doen delen in de geest en de zegeningen der Franse Revolutie. Tot meerdere glorie van de Franse natie moesten de revolutiebeginselen van universele betekenis worden. In antwoord hierop wisten tegenstanders van die Franse stuwkracht niet beter te doen dan daartegenover een conservatief romantisch nationalisme te stellen van een even imperialistisch karakter. En na de botsingen der naties die toen volgden, is de revolutiegeest in nagenoeg alle levensverbanden van de westerse samenleving van beslissende betekenis geworden. Vanuit dit revolutionaire grondmotief met het principe van de volkssoevereiniteit als hoeksteen wordt de supranationale organisatie van een Europese Unie vormgegeven. 'Allons enfants de VEuropeF Samen op weg naar een samenleving waarin aan de waarheid geen recht wordt gedaan en het recht naar de willekeur van een democratische meerderheid geldend wordt gemaakt: de tirannie der democratie.

Een nationale zielenmoord

Door de doorwerking van de geest der Revolutie is ook ons land opgenomen in de vaart der volken. Toen hij dat onder ogen zag, vroeg Groen van Prinsterer zich af: "Hoedanig zal het lot van Nederland zijn? Is het bestemd om in grootere Rijken opgenomen, en met verlies zijner Nationaliteit, opgelost te worden, of wel is de hoop gegrond dat hetgeen verstorven schijnt, door hetgeen nog leeft met nieuwe levenskracht zal worden bezield? " 17 \

Hij had daar uitgesproken gedachten over. Zo stelde hij elders onomwonden:

"Neen, de ergste volksramp is het niet wanneer onder de strenge tuchtroe van de vreemdeling door de verdrukking zelve een nationale wedergeboorte voorbereid wordt. Dit is het ergste (en moge door Gods ontferming Nederland ervoor behoed worden!), wanneer een natie, die, in de wereldgeschiedenis, een toonbeeld der zegeningen Gods op de belijdenis van het Evangelie geweest is, door eigen ontzenuwing verbastert; wanneer ze, in de ondankbaarheid van haar afval, een nationale zielemoord pleegt, en, eer ze het doodvonnis ondergaat, het levensrecht verbeurt" 18) .

Steeds indringender blijkt, in ons land niet minder dan elders, dat wij in een postchristelijke tijd leven. Het proces van ontkerstening en verwereldlijking neemt voortdurend toe en lijkt onomkeerbaar. In de afval van God en de verwerping van Gods Woord zijn land en volk het heilspoor gans en al bijster geraakt. De kerk der Reformatie, eens de oorsprong en de grondslag van ons volksbestaan, is tot een randverschijnsel in de samenleving teruggedrongen. Onze huidige regering, die men van bepaalde zijde verwachtingsvol zag aantreden vanwege het Christelijk gehalte dat daarin werd verondersteld, bleek niet bij machte daar ook maar iets van waar te maken. Niet langer staan waarheid en recht in hun onderlinge samenhang centraal in onze samenleving. Het waarheidsmotief is prijsgegeven voor de allesomvattende indoctrinatie van een gelijkheidsideologie. En een rechtsstaat waarin voor de Waarheid geen plaats is, maar gebaseerd is op een gelijkheidsideologie, ligt open voor willekeur en manipulatie. Mensen zijn immers autonoom en zij leven in een samenleving waarin

alles geoorloofd is. Weliswaar moet hun 'way of life' voor anderen niet bedreigend zijn, maar ook moet komen vast te staan dat geen 'nodeloze' beperking van hun vrijheid is aangebracht.

En zo is met de uitholling van ons volksbestaan als Protestantse natie ook het levensrecht op een nationaal volksbestaan ondergraven. Het spreekt boekdelen dat juist in de tijd die wij thans beleven, onze nationale soevereiniteit stukje bij beetje wordt prijsgegeven. Wanneer de kerk der Reformatie ten onder gaat, is het vaste fundament voor onze nationale samenleving weggevallen en heeft zich een nationale zielenmoord voltrokken. De opname in een Europese Unie dient zich nadrukkelijk aan en laten wij ons blijkbaar ook sluipend welgevallen. Wij verhinderen dat een bijkans verstorven historisch verleden met nieuwe levenskracht wordt bezield. Wij aarzelen niet het levensrecht te verbeuren door een nationale zielenmoord te plegen en onze nationaliteit te laten opgaan in de supranationale organisatie van een Europese Unie.

Samenwerking in Europa op basis van soevereiniteit in eigen land

Onloochenbaar zijn wij op weg naar de vorming van een Europese staat. Weliswaar is de poging mislukt om de Europese bestuursorganisatie van een grondwet te voorzien. Maar ook zonder grondwettelijk kader is de Europese Unie met het 'Verdrag van Lissabon' (13 december 2007) in een stadium gekomen waarin de supranationale dimensie steeds meer gaat functioneren als een bovennationaal overheidsorganisatie. Hoe dan ook, er is onmiskenbaar sprake van een Europese eenwording waarbij de nationale soevereiniteit ingeperkt wordt door en ondergeschikt wordt gemaakt aan een Europese machtsconcentratie.

In dit verband is het van belang om onder ogen te zien dat aan het organisatiemodel van de Europese Unie het subsidiariteitsbeginsel ten grondslag ligt. In algemene zin is hiermee gezegd dat hogere instanties slechts die taken uitoefenen die zij aantoonbaar beter kunnen verrichten dan lagere organen. Daarbij moet wel in aanmerking worden genomen dat het subsidiariteitsbeginsel, rooms als het van origine is, functioneert in een hiërarchisch geordende organisatie, waarbij hogere geledingen vaststellen welke functionaliteit aan de lagere regionen wordt overgelaten. In de huidige omstandigheden betekent dit dat de Europese Unie de zelfstandigheid van ons land in toenemende mate gaat uithollen. Het subsidiariteitsbeginsel heeft de mogelijkheid geopend dat een voortdurend verdergaande centralisatie van regelgeving plaatsvindt. De enige manier waarop hiertegen kan worden gereageerd, is duidelijke distantie met een Europees samenwerkingsmodel voor ogen op basis van het uitgangspunt 'soevereiniteit in eigen land'.

Ideologische overheersing

Steeds weer heeft Groen van Prinsterer met de grootst mogelijke klem willen wijzen op de betekenis van het 'Droit Divin'. Als het 'Israël van het Westen' is ons zelfstandig volksbestaan van Hogerhand verordonneerd en principieel gegeven bij de gratie Gods onder het gezag van Gods Woord. Niet vanuit een conservatieve, geromantiseerde reactie, maar met het antirevolutionaire en het Christelijk-historische beginsel als uitgangspunt stelde hij: "Gelijk in de waarheid die uit God is, alle waarheid steun vindt, zoo bezit men den algemeenen grondslag van regten en pligten in den souvereiniteit Gods" 19) . Met instemming citeerde Groen in dit verband de Fransman De Lamennais:

"Elke echte wetgeving komt van God, het eeuwig Beginsel van de algemene orde en macht in de samenleving van met begrip begaafde wezens. Verlaat men dit standpunt, dan zie ik slechts op willekeur berustende wilsuitingen en de vernederende heerschappij van het geweld; dan zie ik slechts mensen die onbeschaamd andere mensen beheersen, dan zie ik slechts slaven en tyrannen. Alzo vloeien alle maatschappelijke waarheden voort uit deze eerste en grote waarheid: alle macht komt van God" 20 K

Wordt hieraan voorbijgegaan, dan krijgt het revolutionaire beginsel de overhand, aldus Groen. Er ontwikkelt zich een ideologische overheersing waarin het sociale dogma van de volkssoevereiniteit centraal staat en de democratie een allesbeheersende functie krijgt. Uiteindelijk zullen "alle rechten en alle vrijheden in naam der vrijheid ten ondergaan in de onbeperkte alleenheerschappij en de almacht van den souvereinen staat" 21) . Met de voortgaande ontwikkeling van een Europese Unie is dit ons voorland. Van enige erkenning van de Goddelijke soevereiniteit is in 'Europa' geen spoor meer te vinden. Er wordt een supranationaal bestuursorgaan ontwikkeld waarbij het principe van volkssoevereiniteit optimaal wordt gerealiseerd. Waarheid en recht worden tot functionaliteit gereduceerd die door een democratische legitimatie rechtmatig wordt bevonden.

In aansluiting hierop doet zich het gegeven voor dat die revolutionair-humanistische ideologie een voortgaande integratie met de mohammedaanse doctrine weet te bewerkstelligen, terwijl ook de participatie van romes heerschappij binnen de Europese Unie niet moet worden veronachtzaamd. Een voortgaande ontwikkeling naar een volledig supranationaal Europa voert onvermijdelijk naar een alleenheerschappij van de staatsmacht, met dien verstande dat daarbinnen de grote nationale staten de dienst uitmaken.

Ongetwijfeld is de situatie in ons land principieel en praktisch gezien nauwelijks beter te noemen. In voorkomende gevallen zijn wij zelfs verder van huis. Dat neemt niet weg dat er in tweeërlei opzicht een wezenlijk onderscheid is. Van volkssoevereiniteit in absolute zin is nog geen sprake, al heeft het er veel van weg dat het parlementaire bestel zich de staatsalmacht toe-eigent om de willekeur van een democratische legitimatie tot gelding te brengen 22) . Maar nog steeds is er een relatie van ons zelfstandige volksbestaan met een overheid die regeert bij de gratie Gods. Bovendien heeft ons land een historie als Christelijke natie, en kunnen wij het, hoezeer verzondigd ook, aan God opdragen als het geschenk dat uit Zijn hand is ontvangen. Alleen wanneer dat besef ten enenmale ontbreekt, zullen wij het wagen om dat Godsgeschenk prijs te geven - met alle gevolgen van dien - voor het materiële gewin dat een Europese Unie mogelijk te bieden heeft.

Burgerschap of ballingschap?

Het wordt tijd om de balans op te maken ten opzichte van de meest aangelegen kwestie. Doen wij er niet goed aan, gegeven de toenemende betekenis van Europa als vierde bestuurslaag, het burgerschap van Europa maar voor lief te nemen en volop te participeren in de mogelijkheden die ons daarin zijn gelaten? Moeten wij maar aan de dreiging van het driekoppig monster binnen de Europese samenleving voorbijgaan en zoveel mogelijk perspectief zien in de ontwikkeling van een Europees burgerschap? Laten wij wel zijn, ook Paulus bezat het Romeinse burgerschap en strikt genomen is ons aardse burgerschap niet van doorslaggevende betekenis.

Inderdaad realiseren wij ons dat ons nationale volksbestaan onmiskenbaar een gave Gods is, een geschenk dat wij niet anders dan tot onze grote schade prijsgeven. Wij onderkennen ook maar al te goed dat Nederland vanouds een Protestantse natie is. Maar die situatie ligt achter ons, ver achter ons, zo stelt men. In de praktijk van ons dagelijks bestaan kunnen wij daar niet mee rekenen. Wat kunnen wij anders dan ons daarbij neerleggen. Zoals ook bij de gang van zaken betreffende de Joods-Christelijke traditie van Europa. Niemand zal het wagen die traditie in goede ernst te ontkennen. Maar het bleek politiek niet haalbaar daar binnen de Europese Unie betekenis aan toe te kennen. Wat rest ons dan

nog anders om ook hierin deemoedig te berusten?

Terecht wordt er gerefereerd aan het gegeven dat in ons land het staatshoofd nog steeds regeert bij de gratie Gods. Maar ook dat gegeven is in praktisch opzicht nauwelijks nog van enige betekenis. Ons democratisch bestel wordt in praktisch opzicht evenzeer ingevuld vanuit het beginsel van volkssoevereiniteit als in Europa het geval is. We staan met de rug tegen de muur. We ontkomen niet aan het feit dat het realiteitsbesef uiteindelijk de doorslag moet geven en accepteren dat we daarmee met onze beginselen op gespannen voet komen te staan. Vanuit een gelovige grondhouding en een grote mate van betrokkenheid kunnen we mogelijk nog iets goeds uitrichten en een remmende werking uitoefenen om wat ten kwade is, zoveel mogelijk te weren. Moeten we daarbij in principieel opzicht concessies doen aan de CU? Natuurlijk doen wij dat niet van harte. Maar we kunnen toch niet anders? Hoe verkeerd het ook is, houdt het ervoor dat we het goed bedoelen. We kunnen toch niet van deze mannen en vrouwen verwachten dat zij ons in principiële zaken ter wille zijn? En het zijn en blijven onze bondgenoten, totdat zeer beslist en in alle opzichten het tegendeel blijkt.

Met een enkel citaat uit het standaardwerk van Groen van Prinsterer wil ik een alternatief in overweging geven, een alternatief dat naar mijn beste weten meer in overeenstemming is met hetgeen vanouds in de SGP is voorgestaan.

Zonder enig voorbehoud moet het ons om Waarheid en Recht te doen zijn. "Elke waarheid is praktikaal, en op zich zelve, en dewijl zij met andere waarheden in verband is. De waarheid, ook in het staatsregt, heeft onberekenbare kracht, (...). Onderwerping aan de waarheid is de eenige ware praktijk" 23 ). Waarbij ik ter aanvulling de opmerking plaats dat onderwerping aan de waarheid iets geheel anders is dan strategisch omgaan met de waarheid.

In dit verband het volgende: "Niemand houde zich bezig met anti-revolutionaire politiek, indien hij het heil des vaderlands begeert, enkel op een weg langs welken de wandelaar voor eigen wenschen en belangen bevrediging vindt; maar, hebt ge van dergelijk een kleingeestigheid afkeer, laat ons dan opmerken wat trouwens in het oog valt, dat het aan gelegenheid ter pligtvervulling niet ontbreekt" 24) .

Wanneer het vervolgens over de verantwoordelijkheid voor onze plichtsbetrachting gaat en wij daarbij de beschuldiging van 'onbijbelse functieverwaarlozing' ernstig onder ogen moeten zien, verwijs ik naar de woorden waarmee Groen zijn Ongeloof en Revolutie afsloot: "Laat ons nooit vergeten dat geenerlei werkzaamheid in de schatting van den Kenner der harten waardij heeft, indien ze niet geheiligd wordt door de tweeërlei bede 'wees mij zondaar genadig!' en: 'mijne ziel kleeft aan het stof; maak mij levendig naar uw Woord'" 25 ). Op grond van dat eeuwige Woord Gods zullen we nooit kunnen voorbijgaan aan de principieel gegeven verbondenheid met onze vaderen die goed en bloed offerden om hier ten lande God naar Zijn Woord te kunnen dienen. Het zou een verloochening zijn van ons voorgeslacht om hieraan voorbij te gaan. Met recht kan dan worden gesproken van een 'nationale zielenmoord'.

Geen deelname aan de euroverkiezingen

Overeenkomstig datzelfde Goddelijk getuigenis hebben wij de tirannie te bestrijden die voortvloeit uit de heerschappij van het revolutionair-humanistische beginsel dat op basis van volkssoevereiniteit een democratische legitimatie voor willekeur zoekt te bewerkstelligen. Nu dat in het bijzonder voor de Europese Unie van toepassing is, achten wij het geboden ons hieraan zoveel mogelijk te onttrekken en waar mogelijk te onthouden van verplichtingen die uit een opgedrongen 'burgerschap' van Europa voortvloeien. En dat betreft uiteraard ook de deelname aan de Europese verkiezingen.

Maar dan rest ons de vraag wat ons te doen staat wanneer de Europese Unie metterdaad een legitieme overheidsmacht is geworden. Welnu, zoals wij ons soms nu al in ons eigen land vreemdeling voelen in een vreemd land, zo zullen wij ons in Europees verband balling voelen.

Uiteraard ligt dan ten slotte de vraag naar de positie van Daniël en zijn vrienden voor de hand. Allereerst in dit verband de opmerking dat deze Godvruchtige mannen geen gebruikmaakten van hun burgerschapsrecht, maar gehoorzaam waren aan de plicht waartoe zij van Godswege door hun bijzondere positie geroepen waren. Opvallend is ook de distantie waar dat geboden of mogelijk was. Aan het hof verkozen zij als ballingen een positie van afzondering en aten niet van des konings tafel. Ook al moest dat hun leven kosten, zij bogen hun knieën niet voor het gouden beeld in het dal van Dura. Op het verzoek van Belsazar het handschrift aan de wand gelezen, maar hij, Daniël, zag af van alle eer en macht die hem werd toegezegd: Heb uw gaven voor uzelven, en geef uw vereringen aan een ander. Hoewel Daniël tot de hoogste eer geklommen is in de dienst van koning Darius, is hij nochtans geen rijksburger geworden, maar balling gebleven, biddend met het gezicht voor het open venster in de richting van Jeruzalem.

Steeds meer worden wij opgeroepen, ook in eigen kring, om politiek te bedrijven met open vensters naar de wereld. Wij hebben een Woord voor de wereld, zo klonk het in vroeger tijden binnen de gelederen van de Evangelische Omroep. En als we zien wat daarvan overblijft, getuigt het van grote naïviteit als we ons daarover verbazen. Wanneer het ons in politiek opzicht waarlijk te doen is om Waarheid en Recht is het noodzakelijk om open vensters naar Jeruzalem te hebben. En als dat eens het geval mag zijn, is het de vraag hoe lang dat in een samenleving als de onze nog verdragen wordt. Om maar niet te spreken over de situatie die ontstaat als wij als burgers integraal deel uitmaken van de Europese Unie.

Noten:

1) Al te weinig gebeurt dat en dan veelal nog zo onbepaald dat volstaan wordt met het registreren dat visies in beweging zijn om daarmee die ontwikkelingen impliciet te bevorderen.

2) Zie: 'Van der Vlies: Wilders verdient geen steun', in: RD, 16 maart 2009

3) F. Bolkestein, 'Nationaal bewustzijn en de Europese Unie', in: Boren in hard hout, Amsterdam 1998, p. 179

4) Bolkestein, a.w., p. 180 5) Bolkestein, a.w., p. 183

6) M J. Petry, 'Nationale verschillen binnen de Christenheid', in: J. J.M. Valk (red.), Nationale identiteit in Europees perspectief Ambo-Baarn 1998, p. 64

7) J.C.P.A. van Laarhoven, 'Kerk en nationaliteit', in: Valk, a.w., p. 79 e.v.

8) Zie: H.A. Oberman, Luther, mens tussen God en duivel, Kampen 1988, p. 26.

9) H. van den Belt, Katholiek en schismatiek, in: RD, 2 april 2009

10 Laarhoven, a.a., p. 87

11) G. Groen van Prinsterer, Handboek der geschiedenis van het Vaderland, Amsterdam 1875, p. 55

12) Willem van Oranje te Dordrecht 9 Augustus 1573, geciteerd uit: J.W. Berkelbach van der Sprenkel, Oranje en de vestiging van de Nederlandse Staat, Amsterdam 1946, p. 129

13) Groen van Prinsterer, Handboek, p. 67

14) De kern van deze visie wordt historiografisch gezien ten onrechte gerelateerd aan een geromantiseerde geschiedbeschouwing, maar is authentiek Gereformeerd.

15) Groen van Prinsterer, Handboek, p. 67. Het geeft te denken wanneer deze visie wordt gediskwalificeerd als Gereformeerd nationalisme waarin een antisemitische trek schuilt. Zie: H. van den Belt: 'Katholiek en schismatiek', in: RD, 2 april 2009. Waar een ketterjacht op al dan niet vermeende sporen van de vervangingstheologie al geen aanleiding toe geeft.

16) Laarhoven, a.a., p. 89 17) Groen van Prinsterer, Handboek, p. 893

18) G. Groen van Prinsterer, Wat dunkt u van het voorstel De Brauw? , dl. 2, Amsterdam 1867, p. 76

19) G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, Amsterdam 1940, p. 154

20) G. Groen van Prinsterer, De Anti-revolutionaire en confessionele partij in de Nederlands Hervormde Kerk, Goes 1954, p. 82

21) Groen van Prinsterer, De Anti-revolutionaire en confessionele partij, p. 84

22) Het is intriest te moeten vaststellen dat parlementariërs naar de macht grijpen, terwijl zij door gebrek aan gezag, waardigheid en eruditie zich niet weten te onderscheiden van het volk dat zij vertegenwoordigen. Dankzij de mediacratie wordt het bestuur zo dicht mogelijk bij de burgers gebracht.

23) Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, p. 354 24) Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, p. 356 25) Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie, p. 359

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

In het spoor | 68 Pagina's

ONTSPORING IN EUROPEES VERBAND

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 2009

In het spoor | 68 Pagina's