Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Beginselgetrouw stemmen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Beginselgetrouw stemmen

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inleiding

Op maandag 23 mei 2011 zijn er Eerste Kamerverkiezingen geweest. Die hebben ditmaal binnen de SGP en de CU het nodige stof doen opwaaien. Van tevoren kon berekend worden dat als alles normaal zou verlopen de CU sowieso twee en de SGP één zetel zou krijgen, maar beide hadden dan nog een rest over. Als de SGP haar rest aan de CU zou geven of andersom dan zou òf de CU een derde òf de SGP een tweede zetel erbij gekregen hebben. De hoofdbesturen van de beide partijen werden het echter niet eens of het nu links- of rechtsom moest. De CU wilde haar reststemmen niet aan de SGP geven, menende dat zij de grootste rest had, en de SGP niet aan de CU omdat zij de coalitie en de scharnierfunctie van de SGP niet in gevaar wilde brengen, met als gevolg dat noch de CU noch de SGP er een zetel bij kreeg. De CU liet al haar Statenleden op haar eigen kandidaten stemmen en de SGP - op de stem van één Statenlid in Zuid-Holland na - ook. Dat ene Statenlid bracht op verzoek van het SGP-hoofdbestuur een strategische stem op het CDA uit met de bedoeling om zo de 37 zetels van de coalitie veilig te stellen. Na de stemming maakten CU en SGP elkaar over en weer verwijten. Vooral de CU was gebelgd. Maar was die verontwaardiging wel terecht? En had de SGP sowieso niet moeten doen wat zij nu - behalve dan die ene stem op het CDA - gedaan heeft: enkel en alleen op haar eigen kandidaten stemmen? Op deze zaken willen we in dit artikel kort ingaan en daarbij zijdelings ook die andere kwestie meenemen waarvoor in de pers aandacht gevraagd is, te weten het feit dat het SGP-Statenlid in Flevoland overeenkomstig de beginselen zijn stem bewust niet op een vrouwelijke gedeputeerde uitgebracht heeft1).

De CU was ten onrechte gebelgd

De afgelopen jaren heeft de CU een tamelijk linkse koers gevaren, althans linkser dan voorheen RPF en GPV. Tijdens de laatste kabinetsformatie gaf CU-leider Rouvoet bijvoorbeeld aan weinig tot geen "aanknopingspunten" te zien voor een samenwerking met VVD en PVV. Er zijn teveel verschillen in standpunten, zo zei hip. Die verschillen betroffen niet alleen ethische kwesties. Hij wilde een kabinet met een "Christelijk-sociale missie" dat het werk van het vorige kabinet CDA-PvdA-CU zou afmaken3). Tegenover het huidige kabinet-Rutte stelde de CU zich - in tegenstelling tot de SGP - meer oppositioneel dan constructief op. Het gezamenlijk overleg tussen CU, GroenLinks en D66 over de nieuwe missie naar Afghanistan versterkte dit beeld alleen maar.

Op zich was het dan ook goed te begrijpen dat de SGP niet de CU aan een extra zetel wilde helpen. De CU had dit feitelijk aan haar eigen, relatief linkse opstelling te wijten.

Bovendien was een fors deel van de CU-rest van SGP-stemmen afkomstig, zodat de CU feitelijk helemaal geen grond had om de SGP-rest te claimen.

En was het de laatste jaren bij de CU niet de teneur om de in haar ogen meer 'oubollige' SGP wat op afstand te houden? In ieder geval heeft dit erin geresulteerd dat enkele bestaande samenwerkingsverbanden door de CU bewust zijn opgezegd met schade voor het zetelaantal. Ook tegen die achtergrond bezien, had de CU nu in wezen geen recht van spreken. Het gebelgd zijn van de CU was dan ook geheel onterecht.

Het kabinet zou het de SGP uiteraard ook zeer kwalijk genomen hebben en de SGP als onbetrouwbaar gekenschetst hebben als de coalitie in de senaat juist door de stemhulp van de SGP aan de meer oppositionele CU op 36 zetels was blijven steken. De SGP verwachtte hiervoor begrip van de CU, maar kreeg het niet. Kennelijk wilde de CU dit niet inzien.

Overigens moeten we wel helder houden dat het regeerbeleid van het huidige kabinet - evenals dat van het vorige kabinet overigens - volstrekt niet voldoet aan de eisen die de Schrift daaraan stelt. Deelname van de SGP aan de huidige regering zou in beginselmatig opzicht dan ook beslist onverantwoord zijn. Het regeerbeleid wijkt zover van de Schrift af dat naar onze mening de SGP zelfs geen officiële gedoogpartij kan zijn. Kortom, de positie die zij nu inneemt tegenover het kabinet, is de enige juiste: geen officiële gedoogpartij, maar het kabinet constructief op zijn daden beoordelen, helpen waar het principieel kan, zeker in zakelijke kwesties, alsook wanneer het gaat over zaken als het invoeren van strengere straffen, het beperken van de immigratie etc.

Principiële redenen

Behalve dat het niet redelijk was, zijn er echter ook principiële redenen waarom de SGP haar stemrest niet aan de CU kon en mocht geven. Ten eerste is het een feit dat de CU inhoudelijk zo ver weg is dat het CU-geluid in beginselmatig opzicht veeleer schade doet dan goed. Alleen al het feit dat de CU bewust regeringsverantwoordelijkheid heeft willen dragen voor een regeerakkoord en regeerbeleid waarin zeer goddeloze wetten (denk aan homohuwelijk, abortus, euthanasie enz.) geheel of nagenoeg geheel in stand werden gehouden, is voor ons principieel onverteerbaar.

Daarnaast maakt ook haar drijven voor 'geestelijke vrijheid', wat zeer tot oneer van de God der Waarheid strekt, het onverantwoord om een stem op de CU uit te brengen en/of intensief met die partij samen te werken4). Over het genomen besluit om de samenwerking tussen CU en SGP in de senaat vooralsnog op een laag pitje te zetten (geen gezamenlijke fractievergaderingen meer en niet meer namens elkaar spreken in plenaire vergaderingen), zijn we dan ook echt niet rouwig5). Ditzelfde geldt overigens ook voor het feit dat de CU in Noord-Brabant vanwege de houding van de SGP bij de Eerste Kamerverkiezingen de samenwerking met de SGP in Noord-Brabant opgezegd heeft6). In het verleden hebben we er diverse malen voor gepleit dat de

SGP in Noord-Brabant - gezien de principiële verschillen met de CU - zelfstandig aan de verkiezingen zou deelnemen. Die wens lijkt nu in vervulling te gaan. Maar dit terzijde.

Een derde principieel bezwaar tegen de overdracht van de SGP-rest naar de CU vloeide voort uit het feit dat op de derde plaats van de CU-kandidatenlijst voor de Eerste Kamer een vrouw stond. Als de SGP haar reststemmen op de CU had uitgebracht, dan had de SGP - tegen haar eigen beginselprogramma en partijbesluiten in - door haar reststemmen een vrouw in de senaat gekozen. Het afwijzen van het regeerambt voor de vrouw is geen middelmatige zaak. Nee, het is gegrond op een scheppingsordinantie. Daarom kan en mag een SGP'er er niet aan meewerken om een vrouw in raden, Staten en Kamers te kiezen. Gelet op het beginsel zou dit voor iedere SGP'er een vanzelfsprekende zaak moeten zijn. Kortom, de SGP-Statenleden hadden uit principe sowieso op hun eigen kandidaten moeten stemmen, waarbij we wellicht ten overvloede nog opmerken dat als een stem op de CU principieel al niet kan, een stem op het CDA vanzelf helemaal buiten beeld dient te blijven. In plaats van het volop rekenen met de omstandigheden en met wat haalbaar lijkt, moeten we terug naar het weer onverkort uitdragen en handhaven van de Bijbelse beginselen; in plaats van strategisch te stemmen, moeten we terug naar het beginselgetrouw stemmen, waarvan SGP-Statenlid J.N. Simonse onlangs in de Provinciale Staten van Flevoland een goed en navolgenswaardig voorbeeld gaf. Omdat een vrouw op grond van de Bijbel het regeerambt niet toekomt, bracht hij zijn stem bewust niet op een vrouwelijke gedeputeerde uit. Allen die dit wel doen, verloochenen dit Bijbels beginsel! Prof. dr. W.J. op 't Hof heeft in het Reformatorisch Dagblad hierbij terecht de vinger gelegd7).

Een beginselgetrouw voorbeeld

Het is niet de eerste keer dat bij een Eerste Kamerverkiezing het stemgedrag van de SGP-Statenleden voor een andere partij aanleiding vormde om daarover opmerkingen te maken. Dit was bijvoorbeeld ook bij de Eerste Kamerverkiezingen van 1926 het geval.

De SGP had voor deze verkiezingen - die op 30 juli 1926 zouden plaatsvinden - een eigen kandidatenlijst ingediend, met daarop van boven naar beneden de namen van ds. G.H. Kersten, ds. P. Zandt en de heer E. Kuyk8). Dat met deze eigen lijst een zetel behaald zou worden, zat er echter niet in. Daarvoor had de SGP te weinig Statenleden. Bewust had men toch een eigen lijst ingediend en werden de SGP-Statenleden zonder meer geadviseerd om op die lijst te stemmen en niet op 'kansvolle' lijsten van de andere protestantse partijen (AR, CH). De reden hiervan werd in De Banier van 15 juli 1926 uit de doeken gedaan:

"Gezien het gering aantal van onze Statenleden is er naar de mens gesproken niet de geringste kans dat een van de onzen tot lid van de Eerste Kamer verkozen zal worden. Toch is het zeer goed dat ook bij deze verkiezingen met eigen mannen wordt uitgekomen. Onze beginselen eisen zulks onvoorwaardelijk. Wil men de beginselen getrouw blijven, dan kan en mag er niet anders gehandeld worden. Zo doende manifesteert men ten aanschouwe van het ganse land dat wij eigen beginselen huldigen, waarmee wij willen staan en vallen, en niet enige berekening, maar het beginsel bij ons de voorrang heeft.

Toch is het zeer te betreuren dat onze afgevaardigden in de Staten niet zo talrijk zijn dat zij een lid voor de Eerste Kamer kunnen verkiezen. Het zou toch zeer wenselijk zijn dat ook in dat college één van de onzen de aloude gereformeerde beginselen zou kunnen voorstaan en bepleiten. Het is zelfs broodnodig. Reden temeer om wanneer straks in het aanstaand voorjaar de verkiezingen voor de Provinciale Staten mogen plaats hebben, alle geoorloofde middelen in het werk te stellen om het aantal van onze Statenleden vergroot te zien krijgen. Dit is van het grootste belang. Ten eerste om de belangrijke arbeid in de Staten zelf en ten tweede om alzo ook in de Eerste Kamer stem en zeggenschap te verkrijgen. Niet dat onze mannen van zichzelf bekwaam zijn om der waarheid getuigenis te geven, maar de aloude gereformeerde beginselen zijn het zo waard, de nood van de tijd eist het en wie de Heere eren, wil Hij eren"9).

De beginselen eisten onvoorwaardelijk dat met een eigen lijst werd uitgekomen en op eigen lijst werd gestemd. Dat is kort samengevat het beleid dat toen werd voorgestaan. Dus niet strategisch stemmen, maar beginselgetrouw stemmen op eigen 'kansloze' lijst. En dat werd in de praktijk door de toenmalige SGP-Statenleden ook zo gedaan: "Getrouw aan de bij de eerste verkiezingen waaraan de partij in 1918 deelnam, gevolgde gedragslijn stemden onze mannen eigen kandidaten", schreef ds. Kersten na afloop in De Banier. De SGP-Statenleden waren getrouw komen opdagen en hadden zoveel stemmen uitgebracht als zij maar konden10). Dit stemmen op eigen 'kansloze' kandidatenlijst was echter tot ongenoegen van de rechterzijde. Ds. Kersten:

"[De SGP] is hierover wel een verwijt gemaakt, vooral omdat de ARP een zetel verloor, doch wij hopen deze weg te volgen. Ons volk organisere zich en trekke op onder eigen banier. Het verval in ons land allerwegen zichtbaar, dringe ons geen kamp te geven, ook niet al komt men met bittere klachten dat het hier een zetel aan rechts kostte (...). Met zulk geklag zoekt men de gevoerde politiek [de politiek waarbij ARP en CHU met de roomsen samenwerkten en samen een regering vormden; AV] te verdedigen, waartegen juist de strijd dient aangebonden. Op dergelijke wijze klaagt men over de toestand ten gevolge van het opheffen van het gezantschap en het breken van de coalitie [ruim een halfjaar eerder, op 11 november 1925; AV]. Ons volk hebbe terug te keren tot de beginselen, die verlaten liggen, en daarbij de wacht te houden. Eerst dan als dit in volle ernst wordt gevoeld, beginsel boven machtspolitiek wordt gesteld, zal er toenadering kunnen komen tussen de gebroken protestantse belijdende partijen. Mogelijk zal dat door diepe wegen moeten, misschien op verlies, op groot verlies komen te staan. Doch zolang men voeren wil de [voor] ons land, ik kan het niet anders bezien, zo verderfelijke politiek die de bond met rome ons bracht, hebbe wie deze politiek niet steunen kan, eigen weg te gaan. Eén van twee: òf deze politiek, die langzaam maar zeker afhelt naar verzaking van de levende God, worde bestendigd onder de vreesaanjagende leuzen voor inderdaad te schuwen revolutionaire en daaraan verwante machten, òf sterkte wordt gezocht tegen groeiend socialisme en romanisme in het onwrikbaar staan bij wat God van ons, ook van de regering van ons land, eist, in hope dat de Heere Zelf met machtige arm de twistzaak twisten zal.

Wordt het heilig beginsel uit het oog verloren, het is niet te zeggen hoe snel wij zinken en waar wij terecht komen. (...) Laat ons als het moet liever alles verliezen, dan toegeven aan wat ons volk steeds verder van God zal doen afwijken.

Wij wensen eenheid onder het volk dat aan de waarheid kleeft. Niets zou ons liever zijn dan dat. Doch alleen met handhaving van de aloude rechten naar de onverminkte belijdenis van onze vaderen. Werd dat bereikt, ik zou mijn taak in dezen volbracht achten. Tot zolang echter zij optrekken als een afzonderlijk deel roeping, en tekene het in de regel de te volgen gedragslijn. Ook na de slag wil het mij voorkomen dat geen reden bestaat, in dezen ons te herzien"11).

Een week later kwam ds. Kersten er nogmaals in De Banier op terug. Een AR-blad had het stemmen op eigen 'kansloze' kandidatenlijst 'treurig' genoemd en een aantal andere AR-bladen had zich er eveneens schimpend over uitgelaten. Maar ook nu gaf de SGP bij monde van ds. Kersten geen krimp. Hij schreef:

"Men schimpe, schrijve alle bladen vol, spele de martelaar, de SGP ga standvastig voort en kieze haar weg, onafhankelijk van wat men over haar oordeelt. Met de ARP kan zij niet samenwerken aan het herstel van de coalitie. De gevoerde coalitiepolitiek vormt een langzaam afhellend vlak dat ons volk zeker ten verderve leidt. Het is onze stellige overtuiging dat op de ingeslagen weg niet mag voortgeschreden. Waar mogelijk treden de onzen dan ook zelfstandig op. Zo nu ook weder met de verkiezingen voor de Eerste Kamer geschiedde. (...) De houding van de SGP-Statenleden wordt 'treurig' genoemd (...).

De SGP-kandidatenlijst voor de Eerste Kamerverkiezingen van 1926. Omdat ARP en CHU het onverkorte artikel 36 NGB niet onderschreven, was de SGP genoodzaakt om met een eigen lijst uit te komen.

Maar de God van onze vaderen geve ons genade standvastig voort te gaan; ons niet te verzwageren met hen die ons volk overleveren aan rome, die in strijd tegen de revolutie leunen op onze aartsvijand, aan wiens handen het bloed van duizenden van onze Godzalige vaders kleeft en die nog nimmer hun schuld bekenden, noch van inzicht veranderden (...) Ach, dat de Heere ons behoede voor hun geweld, dat Hij ons verdeelde volk bijeenbrenge [rond] de Banier van Zijn Woord, opdat het de kamp wage op Zijn genade en in Zijn kracht. De schimptaal van die zich vrienden en broeders noemen (...), is echter droevig. Echter, men duide het ons euvel zo men wil, het is onze roeping en ons recht eigen weg te gaan, wijl wij die gewezen achten door Gods Woord"12).

Uit de bovenstaande citaten blijkt dat ds. Kersten op zich wel met de ARP en de CHU wilde samenwerken, mits deze partijen maar met rome zouden breken en het Bijbels beginsel van onze vaderen - het onverkorte artikel 36 NGB - zouden onderschrijven. Anders gezegd: zij moesten zowel de eerste als de tweede tafel van Gods Wet tot uitgangspunt en richtsnoer van het regeerbeleid stellen. Helaas waren ARP en CHU daartoe niet bereid, zodat de SGP genoodzaakt was om zelfstandig op te treden, met een eigen lijst uit te komen en haar Statenleden op die lijst te laten stemmen.

Een verkeerd voorbeeld

Ook de Hervormd (Gereformeerde) Staatspartij (HGS) van ds. C.A. Lingbeek had aan de Eerste Kamerverkiezingen van 1926 meegedaan. Maar vreemd en onbegrijpelijk genoeg had het enige Zuid-Hollandse Statenlid van deze partij, de heer D.G. de Graaff, zijn stem uitgebracht op nota bene de kandidatenlijst van de Vrijheids-bond, de voorloper van de VVD. Een niet-confessionele partij dus. Onder het kopje 'Een sprekende stem' gaf De Banier hierop het volgende commentaar:

"Dit is wel een heel ernstig feit. Het betekent een verloochening althans van de gereformeerde beginselen. Immer toch ook in haar bangste strijd hebben onze gereformeerde voorvaderen stelling gekozen èn tegen de libertijnen èn tegen de roomskatholieken. Men behoeft de 'Kerkelijke Geschiedenissen' van Trigland slechts te raadplegen om te zien met welk een beslistheid zij zowel tegen de 'arminianen' als de 'papisten' optraden en beider bondgenootschap afwezen. Kardinaal Bellarmijn hebben zij bestreden, maar ook met Jacobus Arminius konden zij geen vrede hebben. Daarom kunnen en mogen wij het van[uit] gereformeerd standpunt niet anders bezien dan [dat het is] een jammerlijke verloochening van de aloude gereformeerde beginselen, wanneer een hervormd-gereformeerde zijn stem op een libertijn uitbrengt. Door deze stem wordt als 't ware uit duizend monden ons waarschuwend toegeroepen dat wij dat voorbeeld nimmer hebben te volgen en nog meer dan immer tevoren onze kracht in ons isolement hebben te zoeken. Mag de Hervormd Gereformeerde Partij als weleer de CH van dr. Bronsveld optreden als een hulpleger voor de liberalen, van de SGP heeft men dit niet te wachten. Zij kan en mag dit niet. Anders zouden de vaderen met recht tegen hen getuigen en [hen] als onwaardige bastaardzonen kunnen beschouwen, die hun naam en beginselen slechts misbruiken om de libertijn te dienen. Met dit is de stem van het Zuid-Hollandse Statenlid van de Hervormd (Gereformeerde) Partij een sprekende stem"13).

In De Banier schreef ds. Kersten verder dat hij niet op de stem van de HGS - die geen eigen lijst had ingediend - had gerekend en dat er ook geen enkele afspraak over was gemaakt14). Waarschijnlijk zal hij verwacht hebben dat het HGS-Statenlid helemaal niet zou stemmen of op de CHU zou stemmen, maar zeker niet op de liberalen. Zelfs de antirevolutionairen en Christelijk-historischen deden dat gewoonlijk niet; zij stemden niet op leden van het linkse of niet-confessionele kamp. En voor de SGP was zoiets helemaal onbestaanbaar, omdat Kamerleden van deze op humanistische beginselen gestoelde partij immers allerminst een regeerbeleid overeenkomstig Gods Woord en Wet voor ogen hadden. SGP-Statenleden brachten toentertijd daarom eveneens geen stem uit op liberale of socialistische kandidaatgedeputeerden15). Kortom, door de SGP werd bij verkiezingen in de Staten beginselgetrouw gestemd, door de HGS niet altijd.

Tegen de revolutie en tegen rome

Het belangrijkste roomse dagblad in die tijd, De Maasbode, had naar aanleiding van de Eerste Kamerverkiezingen van 1926 geschreven dat de SGP-Statenleden ook wel op de kandidaten van de Vrijheidsbond hadden kunnen stemmen in plaats van op hun eigen 'kansloze' lijst. Hoe De Maasbode hierbij kwam, was een raadsel, daar het parool van de SGP in die dagen was: 'Tegen de revolutie en tegen rome'. De SGP had gewoon niets met die partij. In een uitvoerige reactie op die "ongemotiveerde veronderstelling" van De Maasbode schreef de Banier-reductie dan ook:

"Niets uit het verleden van de SGP geeft toch enige grond tot zulk een veronderstelling. Hoewel zwak in krachten is de SGP van meet af opgetrokken met een eigen program en heeft zij afkerig van winstbejag en kansberekening onder eigen vaandel gestreden. In de dagen van de verkiezing voor de Tweede Kamer heeft zij niet geschaamd de strijd aan te binden voor de aloude gereformeerde beginselen en deed zij als haar strijdkreet weerklinken: 'Tegen de revolutie en tegen rome'. Het mag 'De Maasbode' belachelijk voorkomen dat een betrekkelijk kleine partij, zonder te willen transigeren [schipperen; AV], de hete kamp enkel met haar beginselen ingaat. [Maar] liever dan met haar beginselen een spel te spelen, stelt de SGP zich (...) belachelijk in het oog van 'De Maasbode' en haar hele en halve geestverwanten [op]. Doch hierbij zij tevens opgemerkt dat wat belachelijk schijnt, nog niet immer belachelijk is. Het scheen belachelijk en van tevoren reeds een verloren zaak, toen een eenvoudige monnik de oorlog verklaarde aan romes kerk en oppermachtige paus, maar de uitkomst heeft gans anders geleerd. Toen een handvol geuzen protest aantekenden tegen Spanjes tirannie en zich daartegen te weer stelden, leek dit wel een ijdele en belachelijke vertoning, maar hoezeer heeft de loop der zaken de lachers in het ongelijk gesteld. Kortom, heel onze eigen landshistorie legt er een onwederlegbaar getuigenis van af dat veel wat in de aanvang bespottelijk scheen, ondernomen als het werd door kleine en geringe krachten, op het einde met succes bekroond werd, daar het was aangevangen in de mogendheid des Heeren en voortsproot uit ware beginselen. Hoe luttel en zwak waren de vaderen bij de aanvang van de grote bevrijdingsoorlog en toch lagen op hun grondgebied aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog rome en Spanje verslagen aan hun voeten. Dat voorbeeld van de vaderen stond de SGP bij haar wording en [voort]bestaan voor ogen. Zij heeft er steeds [naar] gestreefd, zich daarnaar te gedragen. En daarom doet het ook zo vreemd en ongerijmd aan wanneer 'De Maasbode' komt aandragen met de veronderstelling dat SGP'ers op de kandidaten van de Vrijheidsbond hadden kunnen stemmen. Het is een verkeerde en niet gewettigde veronderstelling. Meer toch dan een verbond met rome of de revolutie aan te gaan, ligt het op de lijn van de SGP te gedenken aan het woord van de vader des vaderlands, prins Willem I van Oranje: 'Ik heb een verbond met de Potentaat aller potentaten gesloten'"16).

Uit dit citaat blijkt dat het devies van onze vaderen uit de tijd van de (Nadere) Reformatie: 'ziende op het gebod en blind in de toekomst', in 1926 heel duidelijk ook de lijn van de SGP was. Niet de eigen belangen noch wat naar menselijke inschatting haalbaar was, stond bij haar voorop of was voor haar maatgevend, maar wat eis van beginsel is; de eis van 's Heeren Woord17). Daarnaar werd gehandeld en gestemd!

Ook na de oorlog werd beginselgetrouw gestemd

Niet alleen voor, maar ook na de Tweede Wereldoorlog onder ds. Zandt werd door de SGP aan dezelfde beginselvaste lijn inzake het stemmen bij de Eerste Kamerverkiezingen vastgehouden. Dat blijkt zonneklaar uit het onderstaande citaat. Dit citaat is afkomstig uit een artikel dat naar aanleiding van de Eerste Kamerverkiezingen van 31 juli 1951 in De Banier van 9 augustus 1951 gepubliceerd werd. In dat artikel werd onder meer uitgelegd waarom de SGP ook deze keer geen zetel kon behalen in de Eerste Kamer (pas in 1956 werd voor het eerst in de geschiedenis van de SGP een zetel behaald), terwijl de SGP al wel jarenlang in de Tweede Kamer vertegenwoordigd was met minimaal twee zetels. De voornaamste redenen waren dat de Eerste Kamer in die tijd slechts uit 50 zetels bestond, terwijl in de Tweede Kamer 100 zetels te verdelen waren, en dat bij Eerste Kamerverkiezingen in elke kiesgroep - de provincies waren toentertijd bij de Eerste Kamerverkiezingen in vier vaste kiesgroepen verdeeld die elk goed waren voor 12 of 13 zetels in de Eerste Kamer - provincies zaten waarin de SGP geen of bijna geen Statenleden had, met als gevolg dat ze in geen van die kiesgroepen genoeg stemmen had om boven de kiesdeler uit te komen. Hoewel dus naar de mens gesproken een SGP-kandidatenlijst bij de Eerste Kamerverkiezingen al bij voorbaat kansloos was, werd toch bij iedere Eerste Kamerverkiezing een eigen kandidatenlijst ingediend en kwamen de SGP-Statenleden, zoals gezegd, telkens getrouw op om hun stem op de eigen kandidatenlijst uit te brengen. Was dit geen vergeefse moeite? Was dit geen zinloze actie? Nee, schreef De Banier, want

"al is met die stemmen geen zetel kunnen verkregen worden, mogen deze stemmen allerminst als verloren stemmen worden beschouwd, omdat met het uitbrengen van elke stem een getuigenis wordt afgelegd. Zo is met de stemmen van de SGP het getuigenis afgelegd dat de SGP zich niet kan verenigen met een politiek welke Gods Woord niet ten grondslag heeft en dat zij daarvan voor ons land geen heil verwacht. Zulk een stem, zo heeft mr. Groen van Prinsterer meermalen betoogd, is geen verloren stem, maar één die van waarde, zelfs van hoge waarde is, dewijl zij een sprekend getuigenis aflegt van de beginselen en het streven van de partij die [deze] uitbrengt. Daaraan kan goed en welbeschouwd heel wat hoger waarde worden toegekend dan aan de stemmen van die partij die met hun stemmen een zekere koehandel drijft en daarmede haar beginsel verkwanselt en te schande maakt om het tijdelijk gewin van een zetel te bekomen. Voorwaar, elke stem heeft haar betekenis. Inzonderheid die, welke overeenkomstig het beginsel van de partij wordt uitgebracht, want daarmede wordt een treffend bewijs geleverd dat haar beginselen door haar beleden worden en haar boven alles ter harte gaan"18).

Andere (protestantse) partijen hadden telkens de stemmen van de SGP-Statenleden er graag bij willen hebben, maar andersom gaven ze niet thuis, zo constateerde de redactie van De Banier in 1951. "Zelfs als men een communist uit een college zou kunnen weren, zoals bij de op 31 juli [1951] gehouden verkiezing uit de Eerste Kamer mogelijk was, dan nog blijken de partijen ervoor te passen om ook maar een stem op de lijst van de SGP uit te brengen. Dit moge de SGP echter niet ontmoedigen. Zij blijve ertoe verwaardigd om haar beginsel te beleven en late zich niet verlokken om ter wille van een zetel van haar beginsel ook maar een duimbreed af te wijken"19). Dit was klare beginseltaal van de redactie!

Ten besluite

Samenvattend kunnen we stellen dat in het verleden door de SGP ten aanzien van de Eerste Kamerverkiezingen een heldere lijn werd aangehouden: met eigen lijst uitkomen, op eigen kandidaten stemmen en geen handel drijven met de reststemmen. Ook bij verkiezingen van gedeputeerden werd destijds beginselgetrouw gestemd: liberale, roomse en socialistische kandidaten kregen van de SGP in ieder geval geen stem. Vrouwelijke kandidaten vanzelf ook niet. Door dit beginselgetrouw stemmen werd telkens een krachtig getuigenis afgelegd dat handhaving van de Bijbelse beginselen de SGP boven alles ging. Mochten ook de huidige SGP-vertegenwoordigers in raden, Staten en Kamers zo handelen en alzo nog een helder getuigenis van de partij doen uitgaan.

Meer nog dan vroeger zijn deze posten uiterst complex en moeilijk geworden. Zeker als men daar serieus de beginselen wil uitdragen en ook overeenkomstig die beginselen wil opereren en stemmen. We willen hun die daar gesteld zijn dan ook van harte vrijmoedigheid, getrouwheid, kracht en wijsheid van Boven toewensen, opdat hun werk nog strekken mocht tot eer van God en tot welzijn van ons land en volk.

Noten:

1) Zie onder andere: 'SGP'er stemt tegen vrouw', in: RD, 20 mei 2011; 'SGP'er Flevoland is eenling in partij', in: ND, 20 mei 2011 en 'Elke SGP'er is vrij om vrouw voor GS af te wijzen', in: Trouw, 25 mei 2011

2) 'Rouvoet niet samen met VVD en PVV', in: RD, 14 juni 2010

3) 'Veeg Christelijk-sociaal kabinet niet van tafel', in: RD, 7 juni 2010

4) Zie voor meer bezwaren tegen het samenwerken met de CU: 'Is een lijstineenschuiving verantwoord?', in: In het Spoor, decembernummer 2010, p. 233-237

5) 'CU-senator Kuiper: Samenwerking CU en SGP op laag pitje', in: RD, 8 juni 2011

6) 'CU Brabant stopt samenwerking met SGP', in: RD, 9 juni 2011 en 'SGP Brabant 'geraakt' door breuk met CU', in: RD, 10 juni 2011

7) WJ. op 't Hof, 'Goed bekeken - Handelen SGP-medewerker ontoelaatbaar', in: RD, 10 juni 2011

8) Zie De Banier van 22 juli en 29 juli 1926

9) 'Verkiezing voor de Eerste Kamer', in: De Banier, 15 juli 1926. Dit citaat is herspeld, wat ook geldt voor de andere citaten uit oude 'Banieren' in dit artikel.

10) 'De verkiezingen voor de Eerste Kamer', in: De Banier, 5 augustus 1926

11) G.H. Kersten, 'De Eerste Kamer-Verkiezing', in: De Banier, 5 augustus 1926

12) 'Droevig', in: De Banier, 12 augustus 1926

13) 'Een sprekende stem', in: De Banier, 12 augustus 1926

14) G.H. Kersten, 'De Eerste Kamer-Verkiezing', in: De Banier, 5 augustus 1926

15) Zie: 'De SGP en de coalities', in: In het Spoor, julinummer 2003, p. 119-129 en W.P Rentier, De SGP in de Zeeuwse Staten, Middelburg 1999, p. 30 en 43

16) 'Eene ongemotiveerde veronderstelling', in: De Banier, 12 augustus 1926

17) 'De Plattelanders', in: De Banier, 19 augustus 1926

18) 'De wijze van verkiezing van de Eerste Kamerleden', in: De Banier, 9 augustus 1951

19) 'De uitslag van de verkiezing der Eerste Kamerleden', in: De Banier, 9 augustus 1951

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

In het spoor | 56 Pagina's

Beginselgetrouw stemmen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juli 2011

In het spoor | 56 Pagina's