Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bij de abdicatie van de koningin

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bij de abdicatie van de koningin

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele weken geleden heeft koningin Beatrix haar abdicatie van de troon aangekondigd. Op Deo volente 30 april 2013 hoopt zij plaats te maken voor haar zoon. Alom is er waardering voor de wijze waarop zij 33 jaar lang invulling gegeven heeft aan het koningschap.

Haar wijsheid en waardig optreden worden geroemd, haar belangstelling voor en medeleven met het volk op hoogtepunten, maar in bijzonder in moeilijke dagen en bij rampen worden zeer gewaardeerd. En wij zijn de laatste om in het menselijke vlak hiervan iets af te doen. Niettemin menen we een spade dieper te moeten steken. Hoe is haar optreden nu geweest in het licht van Gods Woord? Kan van haar gezegd worden: ‘Zij deed wat recht was in de ogen des Heeren?’ Of moet van haar gezegd worden: ‘Zij deed wat kwaad was in de ogen des Heeren?’ Is zij op het punt van de zondagsheiliging een voorbeeld geweest voor het volk? Heeft zij het volk opgeroepen en trachten terug te voeren naar de kennis der waarheid, die naar de godzaligheid is (Tit. 1:1)? Heeft zij met stadhouder Willem Lodewijk en prins Maurits openlijk gekozen voor de leer der contraremonstranten?

Wat zou het een sterk voorbeeld ten goede zijn geweest voor het Nederlandse volk als zij zich zondag aan zondag onder de waarheid geschaard had, als zij het volk had opgeroepen tot eenheid rondom Gods Woord als hèt richtsnoer, als zij goddeloze wetten zoals de abortuswet en de wet op het homohuwelijk niet getekend had, als zij als een navolgster van koning Josafat het land doorgegaan was om de inwoners van Nederland te doen wederkeren tot den HEERE, hunner vaderen God (2 Kron. 19:4). Helaas kunnen we dat van haar niet zeggen.

In dit kader achten we het nuttig en nodig om hieronder nog eens op te halen wat onder hoofdredacteurschap van ds. P. Zandt in De Banier geschreven is bij de abdicatie van koningin Wilhelmina en de inhuldiging van koningin Juliana.

Aankondiging

In mei 1948 kondigde koningin Wilhelmina vanwege het klimmen der jaren en vanwege grote oververmoeidheid in een korte rede aan dat zij in september van dat jaar afstand van de troon wilde doen ten gunste van haar dochter, toen prinses Juliana. Naar aanleiding hiervan schreef ds. Zandt in De Banier van 20 mei 1948 onder meer deze woorden:

“Met gevoelens van weemoed hebben wij de beslissing van Hare Majesteit te eerbiedigen. Het is wel te verstaan dat zij, lijdende aan gestage grote oververmoeidheid, zich niet meer geschikt achtte om de vooral in deze fel bewogen tijd zo zware regeringslast te dragen.

Op het einde van haar rede heeft de koningin ons volk tot eendracht aangespoord. Het bedroeft ons in hoge mate dat zij daarbij ons volk niet teruggeroepen heeft tot Gods Wet en Getuigenis. In die terugkeer is toch alleen het heil van land en volk gelegen. Israëls oude profeet dwaalde niet, als deze als de enige grond voor ‘s lands welvaren stelde: ‘O land, land, land, hoor des HEEREN woord’.

Moge de Heere, waar er nu zulk een ontzaggelijk zware taak op prinses Juliana rust, haar die zo hoogst nodige kracht en wijsheid verlenen om deze onder opzien tot Hem te vervullen. Moge zij dit doen in voortdurende afhankelijkheid van en aanhankelijkheid aan Hem in Wiens hand het lot van ons volk en dat van alle volkeren ligt. Moge de Allerhoogste onze koningin en de prinses in alles nabij zijn en met Zijn onmisbare zegen bedelen.”

Aftreden

In dezelfde Banier (9 september 1948) waarin ds. Zandt de lezers in kennis stelde van het uiterst smartelijke verlies dat hem en de SGP getroffen had door het overlijden van ds. G.H. Kersten (6 september 1948), werd ook op de troonsafstand van koningin Wilhelmina ingegaan. Veel waardering werd uitgesproken voor de “vorstelijke waardigheid, standvastigheid en vastberadenheid” die koningin Wilhelmina “voor haar volk en haar huis zelfs in de bangste tijden” betoond had. Daarmee had zij “bij zeer velen in ons land grote achting en veel liefde verworven”, aldus De Banier.

Haar aftreden had op zaterdagmorgen 4 september in het Koninklijk Paleis te Amsterdam plaatsgevonden. Vervolgens waren om klokslag twaalf uur koningin Julina en prinses Wilhelmina en prins Bernard op het balkon van het paleis op de Dam verschenen om dit aan het Nederlandse volk kenbaar te maken. Over wat er toen door hen daar op het balkon is gezegd, werd in De Banier onder meer het volgende geschreven (afgaande op de betoogtrant en de woordkeus is het opnieuw van de hand van ds. Zandt):

“Zij hebben daarbij in korte bewoordingen in dezelfde trant gesproken als waarin Hare Majesteit Koningin Wilhelmina ook sprak, toen zij de eerste keer van haar aftreding van de Koninklijke troon gewag maakte. Toen heeft zij ons volk met nadruk tot eenheid en eendracht opgewekt. Hoe gaarne zouden wij daarbij gehoord hebben dat er tot eendracht op de grondslag van Gods Woord was aangespoord. Alle eendracht daarbuiten is toch ijdel. (…) Slechts dat wat op de onwrikbare grondslag van Gods eeuwig blijvend en geldend Woord gebouwd is, houdt stand en verduurt ook de eeuwen. Al het andere, hoe groot het ook in het oog der mensen moge zijn, valt in puin terneer, niets dan rampspoed en ellende achterlatende.

Stellig, eendracht maakt macht, maar wil zij vruchtdragende zijn en een natie wezenlijk tot heil strekken, dan dient zij als die der vaderen op de leest van Gods Woord geschoeid te zijn.

Ook hadden wij gaarne ons volk tot verootmoediging zien aangespoord. Er is toch zowel ten aanzien van het verleden als het heden zoveel dat om verootmoediging voor des Heeren aangezicht roept. Ons volk vraagt in steeds breder wordende kringen alleen maar om brood en spelen, om het ene feest na het andere. Het gaat steeds losser en losser en verder en verder van des Heeren Woord en Wet af leven. Het bekreunt zich hoe langer hoe meer enkel om de dingen van de tijd en de materialistische levensbeschouwing en praktijk vreten al dieper en dieper in ons volksleven in. Het ongeloof en bijgeloof bedreigen ons steeds meer en meer. Daarbij zijn wij er nog immer verre van zeker van dat niet te eniger tijd een nieuwe schrikkelijke wereldoorlog met al de gruwelen en verwoestingen van dien zal uitbreken. Onheilspellend donker doet zich, van welke kant wij haar ook bezien, de toekomst aanzien. Én staatkundig én economisch én financieel bezien, wat al donkerheid gaapt ons tegen!

De toestand zowel in het heden als in het verleden beziende - wij zullen in het kort bestek van ons artikel alleen maar de heiliging van en de rust op des Heeren dag, zoals God die in Zijn Woord van ons eist en zoals die in het verleden en het heden door ons volk gehouden zijn, in herinnering roepen -, geeft toch zoveel reden om ons voor de Heere op het diepst te verootmoedigen. Hoe roept de toestand ons niet tegen: ‘Bekeert u, bekeert u, verlaat uw slechtigheden en leeft.’ Wat is er al geen reden om het pad der zonde te verlaten en berouwvol tot de Heere weder te keren.”

Credenstafel

Op 6 september 1948 had in de Nieuwe Kerk te Amsterdam de inhuldiging en troonsbestijging van prinses Juliana plaatsgevonden. Tijdens deze plechtigheid was voor de troon een zogenaamde credenstafel opgesteld. Een credenstafel is een tafel waarop de voor een ceremonie bijzonder belangrijke voorwerpen worden geplaatst. Helaas werd op deze tafel, zo lezen we in de Banier, het belangrijkste gemist:

“Evenals bij vroegere inhuldiging waren voor de troon - op de zogenaamde credenstafel geplaatst - aanwezig de insigna of regalia. Deze zijn: de koningskroon, de scepter, de rijksappel en de grondwet. Het heeft heel wat te zeggen dat hierbij de Bijbel, Gods Woord, ontbreekt. Dit tekent wel ten voeten uit het grote verval van onze dagen, waarin zovelen in eigen kracht menen alles te vermogen en daarom het geopenbaarde Woord van de levende God gans niet van node hebben. Hoe diep is het te betreuren dat Gods Woord hierbij gemist wordt, waarin toch alleen maar de goede grondslagvoor een deugdelijk regeringsbeleid te vinden is. Hoe zeer is het ontbreken van de Bijbel in strijd met het devies van onze vaderen die het Hac nitimur, hanc tuemur’ (Op Gods Woord leunen wij en worden wij beschermd) op een munt eenmaal geslagen hebben.”

Een woord aan de nieuwe koningin

Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina (30 april 1909 - 20 maart 2004), de enige dochter van koningin Wilhelmina en de reeds in 1934 overleden prins Hendrik, zat nu op de troon, 39 jaar oud. Al het nodige werd haar in De Banier toegewenst met het oog op haar zeer zware taak als vorstin van het land, regerend bij de gratie Gods. We citeren opnieuw:

“En voor wie is deze dag van zulk een belang geweest dan voor koningin Juliana en het Nederlandse volk? Wel draagt zij als constitutionele vorstin niet meer de aansprakelijkheid en verantwoordelijkheid voor het regeringsbeleid - dat draagt thans het ministerie - maar dit neemt niet weg dat desalniettemin haar verantwoordelijkheid zeer groot is. Moge zij haar verantwoordelijkheid voor Gods aangezicht veel gevoelen en haar regeringstaak gedurig onder de indruk van het alziend oog van de Heere uitvoeren - waarop haar inhuldigingsstoel haar wijst - en moge zij Gods Woord en wet zich daarbij tot regel en richtsnoer stellen. Dat zij van de Heere vele goede en gezonde jaren moge verkrijgen om met haar koninklijke moeder en haar gezin voor ons volk nog in lengte van dagen gespaard te blijven. Moge er onder ons volk door de Heere voor haar en haar regering veel gebed verwekt worden, opdat zij ons land tot Zijn eer en tot welzijn van het volk moge besturen. Ongetwijfeld is er een zware taak op haar schouders gelegd. Altijd zwaar, maar in onze dagen wel dubbel zwaar. Op welk een geduchte wijze gaan Gods oordelen toch over de aarde en haar bewoners. Ook over ons land. Daar is de Indische kwestie [in Indonesië werd door het Nederlandse leger gestreden tegen hen die de Indonesische onafhankelijkheid hadden uitgeroepen; red.]. Daar is de hoog geklommen financiële en economische nood van zo menig land, ook van ons land. Daar is zelfs een nieuwe dreigende wereldoorlog. Daar is onder ons volk zulk een buitengemene verharding en onbekeerlijkheid, veelal zelfs zulk een dorheid en dodigheid onder degenen die de Heere vrezen. Dat alles mag een mens wel het ergste doen vrezen. Daar is dan ook veel meer reden tot droefheid dan tot verheuging, tot verootmoediging dan tot feestvieren. Niet dat wij tegen een gepaste ietwat feestelijke herdenking van het feit dat koningin Wilhelmina haar vijftigjarig regeringsjubileum over ons volk mocht vieren [op 6 september 1898 was zij ingehuldigd; red.], bezwaar hebben. Er zijn bij al de oordelen nog zovele onverdiende weldadigheden Gods te gedenken; het is toch Zijn goedertierenheid dat wij niet vernield zijn geworden. Maar laat de f eestviering dan anders zijn dan zij is. Laat zij dan zijn in de zin als de Heilige Geest bij monde van de apostel Paulus ons aangeeft, waar deze in 1 Korinthe 5 vers 7 en 8 schrijft: ‘Zuivert dan den ouden zuurdesem uit, opdat gij een nieuw deeg zijn moogt, gelijk gij ongezuurd zijt. Want ook ons Pascha is voor ons geslacht, namelijk Christus. Zo dan, laat ons feest houden, niet in den ouden zuurdesem, noch in den zuurdesem der kwaadheid en der boosheid, maar in de ongezuurde broden der oprechtheid en der waarheid.’ Niet feestvieren zoals de feestviering maar al te zeer verloopt en verlopen is in loutere ijdelheid en brooddronkenheid, in een jammerlijke zondedienst, niet feestvieren in danspartijen en zondig feestgeroes, niet in brasserijen en dronkenschap, niet in slaapkamers en ontuchtigheden, niet in twist en nijdigheid.

Zo is dan de band tussen Nederland en Oranje bij de inhuldiging van Prinses Juliana weer vernieuwd. Deze band is in de nood der tijden, in de uiterst bange jaren van onze volkshistorie, in de hitte van de vervolging, bij de gloed van de brandstapels, bij het bloed van de schavotten, toen romes inquisitie het felst woedde en raasde, bij de stromen van zoveel edel martelaarsbloed, door God Zelf gelegd. En zo die band verbroken wordt, het is om en door onze zonde.

De nu ingehuldigde vorstin draagt twee zulke kostelijke, betekenisvolle namen. Juliana, geheten naar Juliana van Stolberg, een heldin des geloofs, een overtuigd kampvechtster voor de Hervorming, een Godvruchtige moeder voor haar kinderen, door Gods genade een voorbeeld ten goede. Louise, herinnerend aan die edele en Godvrezende Coligny, die zijn geloof als bloedgetuige in de vreselijke Bartholomeüsnacht met zijn leven bezegeld heeft. Mogen deze voornamen in hun zo rijke betekenis onze koningin Juliana Louise steeds ter navolging voor ogen staan en moge de band tussen Nederland en Oranje bewaard blijven, want van de ure van onze landsgeboorte af is in heel onze volksgeschiedenis geen tijdperk aan te wijzen waarin het Nederland wel ging, als Nederland en Oranje gescheiden waren en Nederland niet door een Oranje geregeerd werd.”

Ten besluite

Prins Willem van Oranje, de vader des vaderlands, heeft goed en bloed overgehad voor de zaak der Reformatie en de vrijheid van de Nederlanden. Toen alles verloren scheen, gaf hij desgevraagd ten antwoord dat hij een vast verbond had gemaakt met de alleropperste Potentaat der potentaten. Maar ook andere Oranjetelgen met de naam Willem - we denken aan stadhouder Willem Lodewijk en stadhouder-koning Willem II- hebben veel voor ons land en voor de handhaving van de zuivere protestantse godsdienst betekend. Wat kunnen we prins Willem-Alexander, die - zo de Heere het geeft - over een enkele maand de troon hoopt te bestijgen en de zeer zware taak van het koningschap op zich hoopt te nemen, beter toewensen en bidden dan dat hem door genade iets van het geloof van zijn Godvruchtige voorvaderen met de naam Willem geschonken mocht worden en dat hij ook in hun voetsporen mocht wandelen. Dat zou strekken tot eer van God, tot lof van hemzelf en tot groot heil voor ons land en volk.

Dit artikel werd u aangeboden door: In het spoor

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013

In het spoor | 52 Pagina's

Bij de abdicatie van de koningin

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 2013

In het spoor | 52 Pagina's