Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Samenspraak

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenspraak

(Ingezonden.)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Willem. Zeg, Jakob, hebt Littooy al gelezen?
Jakob. Neen, ik heb ze nog niet ontvangen van mijnen boekhandelaar. Vond ge er iets in, dat bijzonder uwe aandacht trok?
Willem. Heel de brochure trok mijne aandacht. Jaap. Ds. Littooy zegt ook, dat wij onmogelijk die concept-acte kunnen aannemen.
Jakob. Zoo? Nu, dan spreekt hij in den geest van het Stichtsche Wekkertje!
Willem. Zeer stellig! Maar weet ge, wat ik zoo aardig vond? Dat hij op blz. 39 onze Chr. Ger. Kerk vergelijkt bij het mosterdzaadje, dat eerst langzaam ontwikkelt, en eindelijk zich vertoont als een sierlijken boom.
Jakob. En wat zegt hij dan van de Doleerende Kerk.
Willem. Ja, Jaap, tusschen de regels in leest men, dat hij haar den wonderboom noemt. Maar toch heeft Ds. Littooy m. i. iets vergeten; —ZijnEerw. had er bij moeten zetten : «die in één nacht verging.»
Jakob. Kom, vriend! Denkt gij dan, dat de Kerken zoo spoedig zullen vergaan?
Willem. Ja, Jaap! tenzij men eene «combinatie» maakte met de Chr. Ger. Kerk. Gebeurde dit, dan zou haar duur nog wat bestendigd kunnen worden.
Jakob. Ik begrijp u niet te best. Maak het mij eens wat duidelijker.
Willem. Wel, ik geloof, dat vele thans Doleerende broeders en zusters, als men eenmaal aan het toepassen der kerkelijke tucht begint, daarvoor hartelijk zullen bedanken. Die menschen hebben jaren achtereen zoo vrij geleefd als een vischje in het water. De een haalde gerust Zondags water en vuur; weer een ander nam o, zoo onschuldig eiken Zondag melk; een derde zette zelfs zijn winkel open op den dag des Heeren, enz. enz. Die menschen zagen daarin niet het minste kwaad en ik weet, dat sommigen het nog blijven voortzetten. De meesten ouder de Doleerenden doleeren, naar mijn inzien, slechts, omdat de Doleantie bij hen een soort «koorts» is, die zich nu reeds tot tering gezet heeft. Ze hebben inderdaad niets gevoeld van de «knelling» van het synodale juk, en zullen nu liefst niet komen onder een voor hen nog «knellender juk.» Geloof me, Jaap! velen zullen weer met pak en zak terug keeren naar het «groote lichaam»; en als dit gebeurt, zullen vele kerken «insolvent» verklaard worden. Wordt er nu vereenigd (lees: gecombineerd) met de Chr. Ger. Kerk, dan zal het gelden : «draagt elkanders lasten.» En op die manier zullen dan nog verscheidene kerken kunnen blijven voortbestaan.
Jakob. Beschouwt gij de Doleantie dan niet als een werk Gods, Willem?
Willem. Gij vraagt zooveel, Wim! Maar om ‘t je ronduit te zeggen: ik zie er nog altijd zoo bar veel «politieks» in. Tot instandhouding der Vrije Universiteit, weet ge? Dat de Doleantie zoo opeens,IHÏbrah (zooals de Doleerenden zeggen), toen de Herv. Kerk de candidaten der Vrije Universiteit niet maar zoo aanvaardde, zie, beste Jaap! je moogt praten als Brugman en met anderen steeds weer vragen of er oorzaak is, het blijft mij altijd schemeren. Ik weet, dat mijn hart vol arglistigheden is en dat ik ook in dit geval dwalen kan. Ik zou wel willen, dat Dr. Kuyper dat plotselinge van de doleantie eens zóó klaar en onderscheiden uiteen zette, dat wij, eenvoudige luidjes, het kunnen begrijpen. Ik beschouw Dr. Kuyper als een groot, machtig organiseerend talent op politiek gebied en ons christenvolk kan den Heere niet genoeg loven, dat wij hem hebben, maar op kerkelijk terrein acht ik dezelfde broeder Dr. K. een ongeluksvogel (een raar woord, maar ‘k ken in onze taal geen, dat beter mijne meening kan aangeven.)
Jakob. Er zijn toch enkelen onder onze leeraars, die nog al wat met die concept-acte op hebben. Daar hebt ge Dss. Gispen, Notten, Smitt, ja, zelfs de Cock zegt, dat ons, o zoo weinig meer scheidt.
Willem. Die mannen zijn wellicht te dicht bij die «koorts-lijders» geweest, mijn vriend! Ze zijn nu eenigszins «besmet», doch de meesten onzer leeraars zullen onze - Chr. Ger. Kerk niet afvallen. Ik hoop maar, dat velen met aandacht eens de volgende versjes uit onzen psalmbundel zullen lezen :

Gij vondt in ons een welbehagen;
Gij bracht, o God! in vroeger dagen.
Uw wijnstok uit Egypteland’
Gij zelf hebt gunstig hem geplant;
Voor hem de volken uitgeroeid,
Hem plaats bereid, hem mild besproeid.

Hij heeft zijn wortels uitgeschoten:
De bergen worden door zijn loten,
Als waren ‘t cedren, overdekt;
Hij heeft zijn ranken uitgestrekt,
In zijnen bloei en frissche staat,
Tot aan de zee, tot aan d’ Euphraat.

Behoud ons, Heer der legermachten!
Zoo zullen w’ ons voor afval wachten:
Zoo knielen w’ altoos voor U neer;
Getrouwe Herder! breng ons weer;
Verlos ons, toon ons ‘t lieflijk licht
Van uw vertroostend aangezicht.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1889

Het Stichtsche Wekkertje | 4 Pagina's

Samenspraak

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 mei 1889

Het Stichtsche Wekkertje | 4 Pagina's