Klagen of juichen ?
In eene vergadering van manslidmaten der Chr. Ger. gemeente te Gouda werd de vereeniging, of beter gezegd de «combinatie» besproken met de Doleerende broeders. ‘t Was vooruit te bezien, dat onze gemeente zich niet zou. kunnen vereenigen, met den inhoud der zoogenaamde Concept-acte, omdat het juist is, wat Ds. Littooy terecht heeft opgemaakt: in eik artikel eischen de Doleerenden, doch ze geven niets. De inhoud komt dus hierop neer: Doleert met ons en wij zijn één.....
Maar waarom zouden wij klagen? Over onze zonden en. afwijkingen van achter den Heere? O, dan hebben wij allen ruime stof; maar, let wel, Chr. Ger. broeders en. zusters! dit wordt niet bedoeld! We moet klagen over den treurigen toestand der Ned. Herv. Kerk! En wanneer nu onze Doleerende broeders zien, dat die Kerk, hunne Kerk, in een betreurenswaardigen toestand verkeert, dan hebben zij reden en tevens het volste recht tot klagen! Maar.... ‘t is even als op maatschappelijk gebied. Bezoeken wij een onzer vrienden, die een smartvol verlies geleden heeft, dan kan het medelijden zelfs ons een traan doen storten, doch treuren en klagen zooals die vriend of vriendin doet, dat kunnen we niet, eenvoudig omdat wij het verlies zóó niet kunnen gevoelen ! Zoo is het ook met ons, Chr. Gereformeerden. Bezien wij, wat God reeds vóór ruim 50 jaren gedaan heeft; hoe het kleine plantje van ‘34 een goed opgeschoten boom werd; hoe God ons wasdom gaf tegen alle verdrukking en miskenning in; hoe thans onze Kerk een eigen, school heeft tot opleiding van leeraars; eene school, die onder veel moeite met zuchten en tranen en gebeden tot stand is gekomen; eene school, die reeds zoovele goede vruchten afwierp en zulks nog doet; eene school, wier leerlingen steeds met vrucht arbeiden, niet alleen in ons land maar zelfs in Amerika; eene school, die groot geworden, die geworteld is in de Kerk; — bezien wij de meer dan 400 gemeenten en de ruim 350 leeraars, die sedert ‘34 daar als een wolke van getuigen staan; de vele lagere scholen, die onze gemeenten bezitten en nog zooveel meer; bezien we dit alles, dan erkennen we Gods goedkeuring over de daad van ‘34. Het volk van Israël werd Gods oordeelen aangekondigd, omdat het de wonderen vergat, die God gedaan had. Zij het volk van Israël ons dan tot waarschuwend voorbeeld. Chr. Gereformeerden in Nederland, juicht en zingt:
God heeft bij ons wat groots verricht;
Hij zelf heeft onzen druk verlicht;
Hij heeft door wond’ren ons bevrijd,
Dies juichen wij en zijn verblijd !
En, met den hartelijken wensch en bede tot God, dat da «vereeniging» nog eens plaats moge hebben, kunnen. wij er bijvoegen:
Breng Heer, al uw gevangnen weder,
Zie verder op uw erfvolk neder;
Verkwik het als de watervloed,
Die ‘t Zuiderland herleven doet.
Blijven wij in onze binnenkamer onze Kerk gedenken! Klagen wij dáár den Koning zijner Kerk over het gebrekkige en het zondige in de Kerk! Maar treuren of klagen over onzen tegenwoordige» Kerkstaat zou miskenning zijn van het werk Gods. Blijve het voor ons:
‘t Zal gedenken, hoe voor dezen, (1834)
Ons de Heer heeft gunst bewezen:
‘k Zal de wondren gadeslaan,
Die Gij hebt aan ouds gedaan;
‘t Zal nauwkeurig op uw werken
En derzelver uitkomst merken,
En, in plaats van bittre klacht (Doleantie)
Daarvan spreken dag en nacht!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1889
Het Stichtsche Wekkertje | 4 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1889
Het Stichtsche Wekkertje | 4 Pagina's